Minister Van der Wal de mist in met uitleg over stikstofonderzoek Universiteit Amsterdam

Op 29 september 2023 reageert Christianne Van der Wal, minister voor Natuur en Stikstof, op het stikstofonderzoek van Universiteit van Amsterdam. In haar brief verwart de Minister het begrip depositie voortdurend met concentratie en verspreiding. Daardoor kloppen nogal wat van haar beweringen niet. Depositie is de hoeveelheid stikstof (de kilo’s) die op de bodem en in de vegetatie terecht komt. Concentratie is de hoeveelheid stikstof die in de lucht zweeft. En verspreiding betreft het percentage dat dichtbij de bron blijft, respectievelijk verder weg waait.

Minister Van der Wal kreeg op 13 september 2023 het verzoek van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om het stikstofonderzoek van Universiteit van Amsterdam te duiden. De Minister slaat in nogal wat passages in haar brief de plank mis, doordat zij begrippen door elkaar haalt. Hieronder een aantal van die passages.

Opdracht was niet ‘verspreiding’ meten maar ‘depositie’

Minister Van der Wal: ‘De Universiteit van Amsterdam (UVA) heeft, in opdracht van de Stichting Mesdag-Zuivelfonds NLTO, op basis van biomonitoring, (meet)onderzoek uitgevoerd naar de verspreiding van ammoniak nabij twee melkveestallen’.

De Minister gebruikt het woord ‘verspreiding’ terwijl de onderzoeksopdracht spreekt over ‘depositie’. De onderzoeksopdracht bestond uit onderstaande 6 vraagstellingen (zie kader).

De onderzoeksopdracht

Mesdagfonds en Universiteit van Amsterdam kwamen eind 2019 onderstaande 6 onderzoeksvragen overeen. Toegevoegd is welke onderdelen (nog) niet zijn opgeleverd.

1. Het doen van een uitgebreid literatuuronderzoek, met als doel geschikte methoden te vinden om op relatief goedkope wijze de ammoniakdepositie te meten.

2. Meten van de verdeling van ammoniakemissie en -depositie rond een veehouderijbedrijf en deze vergelijken met de gemeten atmosferische ammoniakconcentraties en de gesimuleerde fluxen. (Niet opgeleverd: meten van depositie).

3. Vergelijking van verschillende methoden voor het meten van ammoniakdepositie. (Niet opgeleverd)

4. Punt 3 is inclusief biomonitoringbenaderingen voor het meten van (droge) depositie van ammoniak. (Niet opgeleverd).

5. Het vergelijken van de meetgegevens van punt 3 en punt 4 met de gemodelleerde ammoniakdepositie. (Niet opgeleverd).

6. Validatie van het MAN-netwerk (metingen van luchtconcentraties in natuurgebieden) met ammoniakdepositiemetingen. (Niet opgeleverd).

Depositie wordt niet op gangbare manier gemeten

Minister Van der Wal: ‘Voor het onderzoek is rond twee boerderijen de ammoniakemissie, de ammoniakconcentratie en de stikstofdepositie op een gangbare manier gemeten en dit is vergeleken met de stikstofopname in het gewas (biomonitoring).’

Het klopt dat de ammoniakconcentratie op de gangbare manier is gemeten, zoals het RIVM dit ook doet (dat de resultaten vergelijkbaar zijn met die van het RIVM was dan ook te verwachten). Het klopt niet dat de ammoniakemissie is gemeten (die werd berekend), het klopt ook niet dat de stikstofdepositie is gemeten. De stikstofdepositie wordt in Nederland niet gemeten, hiervoor is geen gangbare methode. Dit onderzoek beoogde juist een methode te vinden (zie onderzoeksvragen).

UvA heeft niet vastgesteld dat depositiemodel klopt

Minister Van der Wal: ‘Dit onderzoek bevestigt met metingen dat de gehanteerde methodiek van het RIVM deugt en dat de cijfers van de modelbereking kloppen.

Dit is pertinent onjuist. Voor luchtconcentraties en verspreiding (in percentage!) komen de uitkomsten van het UvA-onderzoek en het RIVM-model overeen. Voor de stikstofdepositie – hoeveel kilo stikstof slaat daadwerkelijk neer op bodem en wordt opgenomen door de vegetatie – geldt dit nadrukkelijk niet. Het is UvA in het geheel niet gelukt om de depositieberekeningen van het RIVM te valideren. UvA heeft de hoeveelheid stikstof die planten hebben opgenomen (volgens het RIVM-rekenmodel de hoofdmoot van de stikstofdepositie) niet kunnen vaststellen. Hierbij moet worden opgemerkt dat voor het beleid de depositie allesbepalend is (en dus niet de luchtconcentraties of verspreidingspercentages).

Depositie natuurgebieden wordt niet gemeten

Minister Van der Wal: ‘Het RIVM meet en monitort de totale depositie van stikstof met ruim 300 meetpunten om Natura 2000-gebieden’

Dit is niet juist. Het RIVM meet en monitort de luchtconcentraties in een groot aantal N2000-gebieden (MAN-meetnet). De deposities worden berekend met een model.

‘Piekbelasting’ helemaal niet gemeten

Minister van der Wal: ‘Het UvA-onderzoek geeft op het gebied van piekbelasters geen nieuwe inzichten en is daarom ook geen aanleiding om de methodiek of de aanpak van piekeblasting te herzien […]. De aanpak piekbelasting is bedoeld om een forse vermindering van overbelasting op stikstofgevoelige natuur te realiseren.’

Het was de onderzoeksopdracht niet om de concentraties en verspreiding (in %) vast te stellen. De onderzoeksopdracht was de stikstofdepositie (in kilo’s) te meten, rondom de boerderij en in natuurgebieden. UvA is er niet in geslaagd die stikstofdepositie te meten. Wij weten dus helemaal niet hoeveel stikstofneerslag de boerderijen hebben veroorzaakt en hoeveel er in de natuur terechtkomt.

UvA heeft de onderzoeksfocus gedurende het traject verlegd. De focus is verlegd van depositie naar luchtconcentraties en verspreidingspercentages. De nieuwe focus gaf vergelijkbare uitkomsten als de modelberekeningen van het RIVM. Dat lijkt vrij logisch, aangezien het RIVM in haar modellen ook focust op luchtconcentraties en verspreiding (in %). Nogmaals: dit was niet de onderzoeksopdracht. Die betrof nadrukkelijk de depositie.

Dat de aanpak van piekbelasting veel verschil gaat maken voor de natuur is niet aannemelijk. Wanneer 3.000 boerderijen die aangemerkt worden als ‘piekbelaster’ worden opgekocht, gaat dit nauwelijks verschil maken. Zie artikel: Kabinet rekent zich onterecht rijk met opkoopregeling.

Conclusie

UvA kreeg de opdracht de stikstofdepositie rondom de boerderij en in natuurgebied te meten. En te checken of de gemeten depositie overeenkomt met de berekende depositie. Immers, in het stikstofbeleid draait het volledig om de depositie. Het is UvA (tot op heden) niet gelukt om de depositie-uitkomsten van het stikstofmodel te valideren met metingen. De feitelijke metingen van de UvA verschilden te sterk met de uitkomsten van het rekenmodel. Het depositieonderzoek werd daarop gestaakt. Het is op dit moment onbekend of het depositie-onderzoek afgerond gaat worden.

Deel via:

Stikstofkaart minister Van der Wal rammelt

De kaart die als onderbouwing dient voor het stikstofbeleid van het kabinet bevat grote fouten. Zo staan er tienduizenden hectares bufferzone ingetekend rondom natuurgebieden die niet stikstofgevoelig zijn. Ook zijn er bufferzones aangebracht rondom plekken waar de stikstofdoelen al gehaald zijn en waar maatregelen dus overbodig zijn en niets bijdragen.

Dit blijkt uit onderzoek van de onderzoeksredactie van de Stichting Agrifacts (Staf). De onderzoeksjournalisten checkten de stikstofkaart die minister Van der Wal (Natuur en Stikstof) naar buiten heeft gebracht en die de basis vormt voor de majeure ingrepen die de boerenstand te wachten staat omdat in die gebieden de stikstofuitstoot met 70 procent naar beneden moet.

Ook leidt het voornemen van het kabinet om rondom alle stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden een generieke bufferzone van een kilometer breed aan te wijzen, er in de praktijk toe dat Nederland in een pennenstreek dubbel zoveel natuurgebied rijker is.

‘Het generiek intekenen van bufferzones leidt tot bizarre excessen’, stelt Geesje Rotgers, de onderzoeksjournalist die namens Staf het plan tegen het licht hield. ‘Zo wordt het natuurgebied Lieftinghsbroek in Groningen in een klap tien keer zo groot. Rondom het gebied van 20 hectare komt een nagenoeg ‘boervrije’ buffer met een totale oppervlakte van 200 hectare.’

Om het IJsselmeer, een van de grootste Natura 2000-gebieden, ligt een beschermingsstrook ingetekend van in totaal zo’n 28.000 hectare. Het IJsselmeer is niet stikstofgevoelig, behoudens een miniem snippertje van 3,84 hectare nabij de Friese kust. Volgens het RIVM is het stikstofdoel voor het IJsselmeer gehaald. Van de beschermingszone wordt dan ook geen effect berekend. Voor het Veerse Meer en Haringvliet is er zelfs geen miniem snippertje stikstofgevoelige natuur, toch ook hier een beschermingsstrook van vele hectares. Zuid-Limburg wordt als het aan het kabinet ligt in een pennenstreek ‘boervrij’ verklaard, omdat als gevolg van het ruimhartig invullen van bufferzones dit deel van het land in een klap in zijn geheel tot natuurgebied wordt verklaard.

En in Drenthe, met veel middelgrote natuurgebieden, is het areaal beschermingsstrook net zo groot als het natuurgebied zelf. In feite wordt de hoeveelheid natuur hier verdubbeld.

Veel bufferstroken zonder effectiviteit

Staf berekende dat in totaal zo’n 200.000 hectare land wordt aangewezen als bufferstrook. Ongeveer 64.000 hectare daarvan, is of niet stikstofgevoelig of de stikstofdoelen zijn al gehaald. De beschermingszones leveren hier dus geen bijdrage aan de stikstofdoelen. Dit wordt bevestigd door de doorrekening van het RIVM. Het te verwachten effect wordt begroot op ‘ 0% ‘ (Bron: Toelichting bij richtinggevende emissiedoelstellingen per gebied). Het effect van nog eens 44.000 hectare bufferstrook is minimaal (berekende effecten van 1 – 5%).

Zuiverend effect bufferstroken niet meegerekend

Goed ingerichte bufferstroken kunnen het inwaaien van stikstof in het gebied (deels) verhinderen. Het College van Rijksadviseurs adviseerde de minister van LNV om deze reden bufferzones aan te leggen rondom Natura 2000 gebieden (Bron: Landschap versterken met bomen en bos). Het is opmerkelijk dat minister Van der Wal het advies heeft overgenomen van dit College, en op grote schaal bufferstroken liet intekenen, maar het effect van deze stroken in haar berekeningen achterwege laat.

Niet gekeken naar effectiviteit maatregelen

Het RIVM rekende de stikstofkaart door, zoals die door het ministerie van LNV was vervaardigd. RIVM stelt in haar rapport dat is uitgegaan van de keuzes van de minister. De minister wil beschermingszones van een kilometer breed om de natuurgebieden, met uitzondering van enkele gebieden, zoals Biesbosch en Rijntakken. RIVM is gevraagd of met de keuzes van de minister, de landelijke stikstofdoelen worden gehaald. Dat blijkt het geval. RIVM stelt nadrukkelijk niet te hebben gekeken naar de maatregelen en de effectiviteit daarvan. Juist op deze punten rammelt de stikstofbrief van de minister dan ook sterk.

Bijlage. Lijst N2000-gebieden met: oppervlakte natuur, geschat oppervlakte bufferstrook, effectiviteit gebiedsmaatregelen. Download de lijst hieronder.

Deel via:

Europese maatlat voor kwaliteit oppervlaktewater geeft andere uitkomsten

De Europese Commissie hanteert een andere maatlat dan Nederland, om de mate van vermesting (eutrofiëring) van het oppervlaktewater vast te stellen. Dit heeft andere uitkomsten tot gevolg. Op de Europese kaart zijn nogal wat wateren ‘groen’ (doel gehaald), die op de Nederlandse kaart ‘rood’ kleuren (doel niet gehaald). En omgekeerd. STAF onderzocht per waterschap in hoeverre de Europese en Nederlandse beoordeling tot dezelfde uitkomsten leiden.

Eind 2021 kwam de Europese Commissie met haar vierjaarlijkse landenrapportages over de Nitraatrichtlijn.[1] Deze richtlijn heeft als doel het water te beschermen tegen verontreiniging vanuit agrarische bronnen. Het gaat om zowel grondwater als oppervlaktewater. Volgens Brussel voldoet 86% van de Nederlandse grondwatermeetpunten aan de norm. Over het Nederlandse oppervlaktewater is Brussel minder lovend. Maar liefst 58% van de wateren wordt beoordeeld als ‘eutroof’ (vermest). Met name dit doet de Nederlandse landbouw de das om. Het leidde tot afbouw van de derogatie en verplichte bufferstroken langs watergangen.

Topkwaliteit water in Gelderland

Welke meetgegevens heeft de Europese Commissie gebruikt voor haar landenrapportage? STAF vroeg deze op bij zowel de Europese Commissie als bij Deltares, die deze had aangeleverd in Brussel. Via beide wegen wordt de dataset verkregen. Het gaat om andere gegevens dan Nederland zelf gebruikt voor haar Actieprogramma Nitraatrichtlijn (maatregelenpakket voor de landbouw).

Volgens de Europese beoordeling doen twee waterschappen het opvallend goed: dit zijn Waterschap Rijn en IJssel en Waterschap Vallei en Veluwe. Het oppervlaktewater is in beide Gelderse waterschappen in hoge mate ‘non-eutroof’. Ruim 80% van de wateren voldoet hier aan de norm die Europa stelt. Wat verklaart dit succes? Waterschap Rijn en IJssel: “Hoe goed de waterkwaliteit is, hangt af van welke normering je hanteert. In Nederland is de meetmethode in het besluit kwaliteitseisen en monitoring water (BKMW) vastgelegd.” Waterschap Vallei en Veluwe zegt zich bewust te zijn van de bijzondere waterkwaliteit in zijn gebied. Ook dit waterschap wijst op de Nederlandse meetmethode BKMW. “De interpretatie of iets wel of niet eutroof is, is een vertaalslag en geen onderdeel van de BKMW-toetsing.” Volgens de Nederlandse meetmethode scoren beide waterschappen minder goed.

Europa gebruikt andere maatlat

Europa beoordeelt de eutrofiëringstoestand voor de nitraatrapportage op basis van de biologie, oftewel de hoeveelheid algen (chlorofyl). Nederland focust zich op de hoeveelheid nutriënten: stikstof en fosfor. Volgens Nederlandse beleidsrapporten zijn die parameters aan elkaar gekoppeld. Maar is dat wel zo? Uit de verkregen dataset blijkt nauwelijks verband tussen de mate van eutrofiëring en stikstof/fosfor. Onderzoeksinstituut Deltares, die de Nederlandse algen-metingen aanlevert aan de Europese Commissie, bevestigt het verschil. Brussel oordeelt op basis van biologische kwaliteitselementen. “Als die minder goed scoren, is het water eutroof, ongeacht de score voor stikstof en fosfor.” Dat het oppervlaktewater in het beheergebied van de Gelderse waterschappen goed scoort op de Brusselse maatlat, komt omdat de biologische kwaliteitselementen goed zijn, aldus Deltares.

Volgens de Europese Commissie is 58% van de Nederlandse wateren eutroof. Nederland brengt een vergelijkbaar landelijk cijfer naar buiten. Als we inzoomen op de beheergebieden van de 21 waterschappen, zien we echter grote verschillen. Sommige waterschappen scoren beduidend beter op de Europese maatlat, andere op de Nederlandse maatlat. Zie figuur 1.

.

Figuur 1. Mate van vermesting van de oppervlaktewateren binnen waterschappen, periode 2016-2019. Bepaling op basis van de EU-maatlat (bepaling algenconcentratie) en NL-maatlat (bepaling N- en P-concentratie).

Andere maatlat, andere uitkomsten

In figuur 1 is te zien dat de Gelderse waterschappen Rijn en IJssel, en Vallei en Veluwe veel beter scoren in de Europese beoordeling dan in de Nederlandse. Het omgekeerde zien we bij de waterschappen Friesland, Drents-Overijsselse Delta en Rivierenland. Deze waterschappen zijn beter af met de Nederlandse maatlat. Kijken we op waterlichaam-niveau, dan zijn de verschillen groot. Bij de wateren die door Europa worden beoordeeld als ‘eutroof’, wordt in zo’n 30 procent van de gevallen zowel de stikstof- als fosfornorm gehaald. Bij wateren die van Europa de beoordeling ‘non eutroof’ krijgen, wordt in 50 procent van de gevallen de stikstof- en/of de fosfornorm overschreden. Zie tabel.

Eutrofie-statusN- en P-norm gehaaldN-norm gehaaldP-norm gehaaldN- en P-norm niet gehaald
Non eutroof50706218
Eutroof30574430
Tabel. Eutrofie-status en percentage wateren waar N- en P-doelen worden gehaald.

Maatregelen landbouw op basis Europese of Nederlandse maatlat?

Het 7e Actieprogramma voor de landbouw richt zich specifiek op probleemgebieden en
probleemteelten wat betreft nutriëntenuitspoeling. Het ministerie van Landbouw is verantwoordelijk voor dit programma. Volgens dit ministerie is eutrofiëring (vermesting) van oppervlaktewater gekoppeld aan stikstof en fosfor. De dataset die Nederland afleverde in Brussel voor de nitraatrapportage laat echter nauwelijks verband zien tussen de mate van eutrofiëring en het al dan niet halen van de stikstof- en/of fosfordoelen (zie figuur 2). De Europese en Nederlandse wijze van beoordelen sluiten dus niet op elkaar aan. Voor het aanwijzen van ‘probleemgebieden’ maakt het nogal uit of de Europese of de Nederlandse maatlat wordt gehanteerd (zie figuur 1).

Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat gaat over de wijze van meten. STAF legt het verschil in uitkomst tussen de EU- en NL-maatlat voor aan dit ministerie. Het ministerie bevestigt de analyse van STAF. “Als de biologie goed is, is het best mogelijk dat de N- of P-norm niet wordt gehaald. Nederland heeft ervoor gekozen dat bij een goede biologie, één nutriënt de norm mag overschrijden.” En als de N- en P-norm beide worden gehaald, en de biologie desondanks toch slecht blijft? “Mogelijk dat de waterbeheerder relatief hoge waarden voor N en P heeft gesteld. Of er is wat anders aan de hand. Voor de ecologische toestand maakt het niet uit, omdat de biologie leidend is.”

Nauwelijks verband tussen stikstof, fosfor en eutrofiëring Nederlandse wateren

Eutrofiëring kan leiden tot overmatige algengroei, waardoor waterplanten en vissoorten verdwijnen. Uit analyse van de metingen die Nederland naar Brussel stuurde over de periode 2016 – 2019, blijkt dit verband nauwelijks aanwezig (zie figuur 2).

Ook de Europese Commissie schaart zich tot op zekere hoogte achter de lijn van een één-op-één verband tussen eutrofiëring en nutriënten. (Bron: Chlorophyll-nutrient relationships of different lake types using a large European dataset; 2008). Echter, die één-op-één relatie is aangetoond in Europese watertypen met een maximale P-concentratie van 0,1 mg/l en een N-concentratie tot 1,7 mg N/liter. Bij hogere waarden werd dit verband niet aangetoond. Genoemde lage concentraties zijn voor veruit de meeste Nederlandse wateren niet van toepassing. Bij ons liggen de grenswaarden veelal hoger en worden hogere concentraties gemeten. Dit verklaart wellicht het ontbreken van een dergelijk verband bij Nederlandse wateren.

Figuur 2. Verband tussen eutrofiëring (chlorofyl-a) en stikstof in Nederlandse meren en plassen, in de periode 2016 – 2019 (R-kwadraat = 0,17). Bron: Dataset EU-landenrapportage. 
Figuur 2. Verband tussen eutrofiëring (chlorofyl-a) en fosfor in Nederlandse meren en plassen, in de periode 2016 – 2019 (R-kwadraat = 0,05). Bron: Dataset EU-landenrapportage. 

[1] REPORT FROM THE COMMISSION TO THE COUNCIL AND THE EUROPEAN PARLIAMENT on the implementation of Council Directive 91/676/EEC concerning the protection of waters against pollution caused by nitrates from agricultural sources based on Member State reports for the period 2016–2019.

[2] Bestand met eutrofie-status per waterlichaam:

Deel via:

STAF start onderzoek naar relatie uitkomsten stikstofrekenmodel en natuurkwaliteit

Het doel van het Europese natuurbeleid is een goede staat van instandhouding. In Nederland voert, zoals we allemaal weten, stikstof de boventoon. De overheid voert haar natuurbeleid in belangrijke mate op de uitkomsten van stikstofmodel Aerius. Maar halen we hiermee wel de instandhoudingsdoelen? En hoe werken vergelijkbare buitenlandse regio’s als Nederland aan de instandhoudingsdoelstellingen? Vragen die STAF de komende tijd geïntegreerd wil beantwoorden. Aan het onderzoek werken interne en externe onderzoekers mee.

Nederland stelde in december nieuwe natuurdoelen vast: In 2025 moet de stikstofdepositie in 40 procent van de natuurgebieden onder de kritische depositiewaarde liggen. In 2030 moet dat in 50 procent van de natuurgebieden zo zijn. Een opmerkelijke doelstelling, aangezien deze theoretische berekeningen los lijken te staan van de werkelijke natuurkwaliteit. Het onderzoek Stikstof & Natuurkwaliteit behelst drie vragen.

Onderzoeksvragen

  1. Wat is de kritische depositiewaarde voor stikstof voor stikstofgevoelige habitats, onder Nederlandse praktijkomstandigheden? En is die KDW per habitattype voor alle gebieden gelijk, of verschilt die van gebied tot gebied?
  2. In hoeverre geven de uitkomsten van de Aerius-berekeningen een juist beeld van de werkelijke staat van instandhouding van de natuur? M.a.w. is Aerius een geschikt instrument om mee te sturen op de Europese instandhoudingsdoelstellingen?
  3. Welke maatschappelijke kosten moeten worden gemaakt, voor welke baten t.a.v. de instandhoudingsdoelstellingen?

De eerste bevindingen zijn te lezen in de nieuwsbrief Onderzoek Stikstof & Natuurkwaliteit, december 2020.

Foto: Natura 2000 gebied Korenburgerveen (hoogveen) in Gelderland.

Deel via:

Regio-lezingen: ‘Wateropgave, Europese richtlijnen of Nederlands wensdenken?’

STAF organiseert vijf regionale lezingen over de forse wateropgave in Nederland.

Een goede kwaliteit grond- en oppervlaktewater is een van de speerpunten van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Koerst Nederland op de Europese richtlijnen of op politiek wensdenken? De STAF-redactie zocht het uit. 

Op 5 december 2023 kwam Piet Adema, demissionair minister LNV, met zijn kaart met Nutriënten Verontreinigde gebieden. Ruim de helft van het platteland werd ingekleurd als vervuild. Dit is opmerkelijk, aangezien Europa enkele jaren daarvoor nog bekend maakte dat grote delen van Nederland juist op koers liggen, om in eindjaar 2027 de doelen te halen. Heeft Adema de juiste gegevens gebruikt voor het maken van zijn NV-kaarten? 

Opmerkelijk is ook de wijze waarop waterschappen de stikstof- en fosfornormen vaststellen voor hun wateren. In de praktijk leidt dit ertoe dat verschillende waterschappen, verschillende normen hanteren voor vergelijkbare wateren. Het ene waterschap laat de normen wetenschappelijk onderbouwen, het andere waterschap stelt bij bestuursbesluit onhaalbare normen vast. Welke waterschappen hebben hun normstelling goed op orde, en welke waterschappen niet?  

Bovenstaande en andere belangrijke vragen worden beantwoord. Er zijn vijf regionale lezingen, waarbij wordt ingezoomd op respectievelijk Oost-, West-, Noord-, Zuidoost- en Zuidwest-Nederland.


5 februari: Apeldoorn (Oost-Nederland)

In deze lezing wordt ingezoomd op de waterschapsgebieden: Vechtstromen, Drents-Overijsselse Delta, Rijn & IJssel, Vallei & Veluwe, Rivierenland.

Datum:
maandag 5 februari 2024.
Locatie: Van der Valk, Landgoedlaan 26, 7325 AW Apeldoorn
Inloop: Vanaf 19.30 uur met koffie en thee. Aanvang: 20.00 uur.
Programma: Opening door avondvoorzitter Jaap Haanstra (voorzitter STAF). Lezing door Geesje Rotgers (onderzoeksjournalist).
Aanmelden: de lezing is vrij toegankelijk. Aanmelden wordt op prijs gesteld vanwege de catering. Mail naar info@stichtingagrifacts.nl (vermeld: 5 februari, Apeldoorn).

12 februari: Oostzaan-Amsterdam (West- en Midden-Nederland)

In deze lezing wordt ingezoomd op de waterschapsgebieden: Hollands Noorderkwartier, Amstel, Gooi & Vecht, Rijnland, Delfland, Schieland & Krimpenerwaard, Stichtse Rijnlanden, Zuiderzeeland.

Datum:
maandag 12 februari 2024.
Locatie: Van der Valk Oostzaan-Amsterdam, Westeinde (verl. Stellingweg) 1, 1511 MA  Oostzaan.
Inloop: Vanaf 19.30 uur met koffie en thee. Aanvang: 20.00 uur.
Programma: Opening door avondvoorzitter Jaap Haanstra (voorzitter STAF). Lezing door Geesje Rotgers (onderzoeksjournalist).
Aanmelden: de lezing is vrij toegankelijk. Aanmelden wordt op prijs gesteld vanwege de catering. Mail naar info@stichtingagrifacts.nl (vermeld: 12 februari, Oostzaan).

14 februari: Donkerbroek (Noord-Nederland)

In deze lezing wordt ingezoomd op de waterschapsgebieden: Fryslân, Noorderzijlvest, Hunze en Aa’s 

Datum: 
woensdag 14 februari 2024.
Locatie: ’t Witte Huis, Geert Wolter Smitweg 20, 8435 WG  Donkerbroek.
Inloop: Vanaf 19.30 uur met koffie en thee. Aanvang: 20.00 uur.
Programma: Opening door avondvoorzitter Frans van de Lindeloof (directeur STAF). Lezing door Geesje Rotgers (onderzoeksjournalist).
Aanmelden: de lezing is vrij toegankelijk. Aanmelden wordt op prijs gesteld vanwege de catering. Mail naar info@stichtingagrifacts.nl (vermeld: 14 februari, Donkerbroek).

20 februari: Kruisland (Zuidwest)

In deze lezing wordt ingezoomd op de waterschapsgebieden: Scheldestromen, Hollandse Delta, Brabantse Delta

Datum: 
dinsdag 20 februari 2024.
Locatie: Zaal Koch, Molenstraat 120, 4756 BH Kruisland.
Inloop: Vanaf 19.30 uur met koffie en thee. Aanvang: 20.00 uur.
Programma: Opening door avondvoorzitter Frans van de Lindeloof (directeur STAF). Lezing door Geesje Rotgers (onderzoeksjournalist).
Aanmelden: de lezing is vrij toegankelijk. Aanmelden wordt op prijs gesteld vanwege de catering. Mail naar info@stichtingagrifacts.nl (vermeld: 20 februari, Kruisland).

22 februari: Deurne (Zuidoost)

In deze lezing wordt ingezoomd op de waterschapsgebieden: De Dommel, Aa en Maas, Limburg.

Datum:
donderdag 22 februari 2024.
Locatie: Natuurpoort De Peel, Leegveld 8a, 5753 SG Deurne.
Inloop: Vanaf 19.30 uur met koffie en thee. Aanvang: 20.00 uur.
Programma: Opening door avondvoorzitter Frans van de Lindeloof (directeur STAF). Lezing door Geesje Rotgers (onderzoeksjournalist).
Aanmelden: de lezing is vrij toegankelijk. Aanmelden wordt op prijs gesteld vanwege de catering. Mail naar info@stichtingagrifacts.nl (vermeld: 22 februari, Deurne).
Deel via:

Ministerie LNV schetst veel dramatischer beeld grondwaterkwaliteit dan Europa

Op 5 december 2023 publiceerde demissionair LNV-minister Piet Adema kaartjes met nutriënten verontreinigde gebieden. Het gaat om stikstof en fosfor in het oppervlaktewater en om stikstof (nitraat) in het grondwater. Agrifacts vergelijkt de grondwaterkaart van Adema met de grondwaterkaart in de landbouwrapportage van de Europese Commissie. Daaruit blijkt dat het ministerie van LNV een veel dramatische beeld schetst dan de Europese Commissie. (Agrifacts werkt nog aan een vergelijking van de kaarten voor oppervlaktewater).

Op de nieuwe grondwaterkaart van Adema is een aanzienlijk deel van Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg ingetekend als ‘met nutriënten verontreinigd gebied’ (zie figuur 1). De Europese Commissie schetst in haar landbouwrapportage echter een veel minder dramatisch beeld. Op de kaart van de Europese Commissie valt 63% van de grondwatermeetpunten in Overijssel in de beste klasse (<25 mg/l). In Gelderland is dat 77%, in Noord-Brabant 61% en in Limburg 43%. Zie figuur 2 voor de Europese grondwaterkaarten van Overijssel en Gelderland. Zie tabel 1 voor de resultaten in alle provincies.

Adema wijkt af van Europese richtlijn

Waar de Europese grondwaterkaart een genuanceerd beeld geeft (er zijn locaties waar de kwaliteit prima op orde is, maar ook waar het niet goed is), scheert demissionair minister Adema grote gebieden over één kam. In Nederland ontbreekt de nuance. Een ander deel van het verschil komt voort uit het hanteren van verschillende definities voor ‘grondwater’.

De Kaderrichtlijn Water is er helder over, wat onder grondwater verstaan moet worden. In artikel 2, lid 2 staat de definitie: ‘al het water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met de bodem of ondergrond staat’. Demissionair minister Adema heeft deze definitie niet gehanteerd bij het maken van zijn grondwaterkaart met nutriënten verontreinigd gebied (figuur 1). Hij is niet uitgegaan van metingen in het grondwater, maar van metingen in het zogenaamde ‘uitspoelingswater uit de wortelzone’. Wat precies wordt verstaan onder ‘uitspoelingswater’ hangt af van de grondsoort en de hydrologie. Het kan gaan om bodemvocht, om drainwater (uitspoelend regenwater) of om grondwater. Dit is niet in lijn met de definitie in de Europese richtlijn.

Figuur 1. Gebieden aangewezen vanuit grondwater. In de kaart staan de percelen die zijn aangewezen als nutriënten verontreinigd gebied vanuit grondwater aangegeven. Dit betreft de zand- en lössgronden in de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. (Bron: Rijksoverheid, 5 december 2023).

Figuur 2. De actuele grondwaterkaarten van Gelderland en Overijssel, gemaakt door de Europese Commissie voor de Nederlandse landbouwrapportage 2016-2019. Bron: EU.

Tabel 1. Percentage meetpunten per grondwaterkwaliteitsklasse. Bron: Landbouwrapportage Europese Commissie 2016-2019.

 < 25 mg nitraat/liter
(goed)
25 – 40 mg nitraat/liter
(matig)
40 – 50 mg nitraat/liter
(onvoldoende)
>50 mg nitraat/liter
(overschrijding)
Groningen97030
Friesland91720
Drenthe746615
Overijssel6312718
Gelderland778510
Flevoland100   
Utrecht90532
Noord-Holland88723
Zuid-Holland100   
Zeeland60111414
Noord-Brabant616726
Limburg4312936
Nederland totaal738514

Deel via:

Europa rekent Gelderse boeren af op zeer oud vuil

De Europese Commissie signaleert maar weinig plekken in Nederland waar de nitraatconcentraties in het oppervlaktewater de norm overschrijden (> 50 mg/l). Dat blijkt uit metingen die Europa heeft verzameld voor de Nederlandse landbouwrapportage. Opvallend zijn de twee ‘rode meetpunten’ in Gelderland (zie kaart). Hier wordt de nitraatnorm in het oppervlaktewater fors overschreden. Wat is daarvan de oorzaak? Agrifacts onderzoekt dit op basis van literatuur. Het blijkt te gaan om zeer oud vuil uit onzekere bron. Zijn deze meetpunten wel geschikt om de effecten van het mestbeleid te monitoren?

Agrifacts downloadt de meest actuele kaart met nitraatconcentraties in het oppervlaktewater, bij de Europese Commissie. Zie figuur. Het gaat om metingen in de periode 2016-2019, die Nederland heeft aangeleverd in Brussel. Wat opvalt, is dat de hogere nitraatconcentraties vooral worden gemeten in de grensprovincies, waar relatief veel water uit het buitenland binnenkomt.
Op de kaart staan ook twee rode punten in het binnenland, in provincie Gelderland. Het bovenste punt
betreft de Zijbeek van het Uddelerveen. Dit punt maakt ook deel uit van het huidige Nederlandse Landbouwmeetnet om de effecten van het mestbeleid te monitoren. Het tweede punt betreft de Heelsumsebeek. Beide beken worden gevoed met kwelwater. Hoe lang worden die zeer hoge nitraatconcentraties hier al gemeten? Agrifacts gaat in de Wageningse bibliotheek op zoek naar literatuur.

Figuur. Nitraatconcentraties in oppervlaktewater. Bron: Metingen voor de landbouwrapportage van de Europese Commissie.

Op zoek naar oorzaak
De oudste literatuur die gevonden wordt voor de hoge nitraatconcentraties in de Zijbeek van het Uddelerveen dateert van 1988. Het rapport ‘Beïnvloeding waterkwaliteit Hierdense Beek Gebied’ meldt: “De metingen van 23 dec. 1980 worden beïnvloed door zeer hoge concentraties […] ongetwijfeld een gevolg van een (illegale) lozing […] Het gehele grondwatergebied in Uddelerveen is vervuild. In 1980 was hier dus al sprake van erg hoge nitraatwaarden. De (illegale) lozing heeft dus al minimaal ruim 40 jaar geleden plaatsgevonden.
De oudste literatuur voor de Heelsumse Beek dateert van 1959. Toen al werd gerapporteerd over de extreem hoge nitraatgehalten in de beek (Bronnen, bronbeken en bronbossen van Nederland). In 1974
werd de beek opnieuw bemeten en de nitraatwaarden waren onverminderd hoog (Onderzoek naar hydrobiologische toestand Heelsumse Beek). Het laatste onderzoek concludeert: “We hebben te maken met een permanente toestand en niet met een tijdelijk verschijnsel.” De onderzoeker kon geen verklaring geven voor het hoge nitraatgehalte. Hier dateert de forse vervuiling al van minimaal 60 jaar geleden.

Historisch vuil
Het gaat hier om twee meetpunten die in een ver verleden sterk vervuild zijn geraakt. Zijn deze meetpunten representatief voor het monitoren van de effecten van het huidige mestbeleid? Bij meetpunten die sterk gedomineerd worden door zeer oud vuil kan dat onmogelijk het geval zijn.

Foto: De Heelsumse Beek nabij Wageningen.

Deel via:

Presentaties bekijken van de Expertmeeting Waterkwaliteit op 5 september

De waterkwaliteit is in de afgelopen decennia fors verbeterd. Nu is er sprake van een afvlakkende trend. Het beeld dat geregeld in de media wordt geschetst, dat er sprake zou zijn van verslechtering, is een gevolg van de manier van kijken en de normstelling. En ja, er is ook sprake van framing. Vier experts van waterschappen en een onderzoeker van STAF namen de aanwezigen mee in diverse aspecten van de Nederlandse waterkwaliteit. De Expertmeeting Waterkwaliteit vond plaats op 5 september 2023 in Bunnik (U).

De inleidingen zijn hieronder te downloaden.

Inleiding Michiel Oudendijk, domeinspecialist meten en monitoren en Harry Bouwhuis, senior policy advisor water quality van Waterschap Zuiderzeeland. Onderwerp: Kaderrichtlijn Water, normen en monitoring.

Inleiding Richard van Hoorn, beleidsadviseur Schoon Water en Agrarisch Waterbeheer bij Waterschap Vallei en Veluwe. Onderwerp: Waterkwaliteit begint buiten het bakje (over gedeeld inzicht).

Inleiding Ron van der Oost, toxicoloog bij Waternet. Onderwerp: SIMONI, slimme integrale monitoring.

Inleiding Geesje Rotgers, redactieteam Agrifacts. Onderwerp: Wat zegt Europa over de Nederlandse Waterkwaliteit? En de rol van onze landbouw daarin?

Deel via:

5 september: Expertmeeting Waterkwaliteit

De kwaliteit van water staat hoog op de politieke agenda. De stichting Agrifacts belegt op 5 september een studiedag voor (wetenschaps)journalisten, bestuurders met water in hun portefeuille en iedereen die geïnteresseerd is in het onderwerp.

In deze bijeenkomst zullen deskundigen van de waterschappen Zuiderzeeland en Vallei en Veluwe vertellen hoe zij omgaan met gestelde normen en gebiedspecifieke aspecten. Een toxicoloog van Waternet vertelt over aangetroffen residuen en combinaties daarvan, en over hun effect op het milieu. Een onderzoeker van Staf bespreekt de verschillende waterkwaliteitsmeetnetten, de rapportages naar Brussel en hoe je de waterkwaliteitsmetingen ‘boven water’ kunt krijgen.

Datum: Dinsdagmiddag 5 september 2023
Locatie: De Landgoederij, Camminghalaan 30, Bunnik (U). 
Inloop: 13.30 uur. Aanvang programma: 13.45 uur. Sluiting: 17.00 uur met soep en een broodje.
Aanmelden: Stuur een email naar info@stichtingagrifacts.nl. Vermeld dat het gaat om de ‘Expertmeeting Waterkwaliteit’. Deelname is gratis.

PROGRAMMA

13.45 uur: Opening door Frans van de Lindeloof (directeur Agrifacts)
13.50 uur:
Welkom door dagvoorzitter Piet van der Aar (redactieteam Agrifacts)
14.00 uur: Michiel Oudendijk
(domeinspecialist meten en monitoren) en Harry Bouwhuis (senior policy advisor water quality). Beiden werkzaam bij Waterschap Zuiderzeeland. Onderwerp: Kaderrichtlijn Water, normen en monitoring.
14.30 uur: Richard van Hoorn
(beleidsadviseur Schoon Water, DAW-coördinator, Agrarisch Waterbeheer bij Waterschap Vallei en Veluwe). Onderwerp: Waterkwaliteit begint buiten het bakje (over gedeeld inzicht).

15.00 uur: Ron van der Oost (toxicoloog bij Waternet). Onderwerp: SIMONI, slimme integrale monitoring.
15.30 uur:
Pauze
16.00 uur: Geesje Rotgers
(redactieteam Agrifacts): rapportages van en naar Brussel en verschillen in normstelling.
16.30 uur:
Vragen en discussie.
17.00 uur:
Afsluiting met soep en een broodje.

Deel via:

Overheid veroorzaakt negatieve trends in Europese rapportage waterkwaliteit

De waterkwaliteit in Nederland verbetert. Desondanks rapporteert Europa opnieuw een verslechtering van de Nederlandse waterkwaliteit. Deze keer voor het grondwater. Wat de Europese rapportage niet vermeldt, is de oorzaak. Die komt aan het licht na een beroep op de Europese Wet op de transparantie. De verslechtering blijkt het gevolg van een wijziging in de Nederlandse meetsystematiek. Enige jaren geleden gebeurde dit ook al. Toen bij het oppervlaktewater.

De Europese Commissie komt iedere vier jaar met haar zogenaamde landenrapportage. Daarin staat hoe het gesteld is met de verontreiniging van grond- en oppervlaktewater door de landbouw. Met het grondwater gaat het de goede kant op. Over de periode 2008 – 2011 worden mooie cijfers gepresenteerd aan Brussel: op 88% van de meetpunten voldoet het grondwater aan de norm van < 50 mg nitraat per liter. En op maar liefst 79% van de meetpunten is de kwaliteit zeer goed: < 25 mg nitraat per liter. Vergelijkbare resultaten worden gehaald in de periode 2012 – 2015. De Europese Commissie vermeldt deze scores ook in de derogatiebeschikking voor Nederland. Mede op grond hiervan mochten veehouders extra stikstof uit dierlijke mest aanwenden op hun weilanden.

In de jongste Europese landenrapportage (periode 2016 – 2019) zijn de cijfers wat minder rooskleurig [1]. Nog maar 84% van de meetpunten voldoet aan de norm, en op nog 73% van de meetpunten wordt de waarde van < 25 mg nitraat per liter gehaald. In plaats van een verbetering, is er sprake van een behoorlijke verslechtering. Zie figuur 1.  

Figuur 1. Nitraatconcentraties in het Nederlandse grondwater, in drie perioden. Bron data: Landenrapportage Europese Commissie; derogatiebeschikkingen voor Nederland.

Verslechtering door wijziging meetnet

De landenrapportage vermeldt niks over de oorzaak van de verslechtering in 2016-2019. STAF deed bij de Europese Commissie een beroep op de transparantiewetgeving. De Commissie stelde daarop de correspondentie tussen de Nederlandse autoriteiten en de Europese Commissie beschikbaar [2]. Hierin valt te lezen wat de verslechtering heeft veroorzaakt. De Nederlandse autoriteiten lieten Brussel weten per 2016 het watermeetnet te hebben gewijzigd. Er werden naar verhouding meer meetpunten toegevoegd, waar hogere concentraties nitraat worden gemeten. “Dit betekent dat de gegevens die zijn verstrekt voor eerdere rapportages niet vergelijkbaar zijn met de huidige gegevens”, meldt Nederland. Nederland wil dat Brussel met terugwerkende kracht zaken gaat herzien. Brussel antwoordt aanpassingen in oude cijfers niet te zullen gaan controleren.

Als Nederland haar meetnet ongewijzigd had gelaten, zou er wél een verbeter-trend zichtbaar zijn geweest voor het grondwater. In dat geval was de stikstofnorm op circa 95% van de meetpunten gehaald.

Ook in 2018 al verslechtering

Bij het oppervlaktewater was hetzelfde al eens aan de hand. Waar de Nederlandse gegevens een verbetering lieten zien, bleek uit de Europese gegevens een forse verslechtering. In 2018 publiceerde het blad V-focus het artikel ‘Dramacijfers, wie zond ze naar Brussel’ [3]. De Europese Commissie had haar nieuwste cijfers gepubliceerd over de nutriëntenverliezen vanuit de landbouw naar het oppervlaktewater. In de landenvergelijking lieten de meeste lidstaten een verbetering zien. Behalve Nederland, daar waren de milieuresultaten in vier jaar tijd enorm verslechterd (zie grafiek 2). Hoewel destijds bij zowel de Europese als Nederlandse autoriteiten navraag werd gedaan, kwam er geen verklaring.

Figuur 2. Percentage meetpunten voor zoet oppervlaktewater in de beste Europese waterkwaliteitsklasse (jaargemiddelde nitraatconcentratie < 2 mg per liter) voor de EU-lidstaten voor de periode 2008-2011 en 2011-2015. Bron: V-focus / Landenrapportage Europese Commissie.

De aap komt nu alsnog uit de mouw. De stukken die de Europese Commissie onlangs vrijgaf na een verzoek van STAF, gaan ook hierop in. Begin 2021 schrijven de Nederlandse autoriteiten aan Brussel: “De huidige cijfers in het Nederlandse landenrapport laten structurele trendbreuken zien, als gevolg van netwerkverbeteringen en fouten in de databestanden in het verleden. Een heel duidelijk voorbeeld van een dataprobleem uit het verleden is terug te zien in alle oppervlaktewatercijfers. Zoals we de Europese Commissie in 2018 hebben laten weten, is er in 2012 een dataset aangeleverd met NO3-N-concentraties in plaats van NO3-concentraties. Op verzoek van de heer Debeuckelaere hebben we in 2018 een herziene ‘dataset 2012’ geüpload. Deze herziene dataset is niet gebruikt”, aldus Nederland.”

STAF constateert dat de Europese Commissie tot op de dag van vandaag niks heeft gedaan met de gecorrigeerde Nederlandse waterbestanden. Wie zich baseert op de Europese watercijfers over Nederland ziet verslechtering, terwijl er in de praktijk juist sprake is van verbetering.

(Foto: Shutterstock)


[1] REPORT FROM THE COMMISSION TO THE COUNCIL AND THE EUROPEAN PARLIAMENT on the implementation of Council Directive 91/676/EEC concerning the protection of waters against pollution caused by nitrates from agricultural sources based on Member State reports for the period 2016–2019.

[2] Download hier de correspondentie, die via een WOO-verzoek is verkregen van de Europese Commissie (Joint Research Centre):

[3] Dramacijfers, wie zond ze naar Brussel. V-focus, juli 2018: Dramacijfers: Wie zond ze naar Brussel? – V-focus

Deel via: