Provincies gedogen misbruik van natuursubsidies

Groot deel habitattypen in N2000-gebieden verkeerd beheerd

Uit een factcheck van Agrifacts blijkt dat natuurbeheerders veel percelen ‘goedkopere’ natuur inruilen voor natuur waarvoor zij meer subsidie krijgen. Relatief goedkoop hoogveenbos wordt beheerd als duur dennen-, eiken- en beukenbos. En op de zwakgebufferde vennen zit opvallend vaak het beheer van zure vennen. Waar sprake is van afwijkend beheer, is dat nagenoeg altijd in het financiële voordeel van de natuurbeheerder.

De staat van de stikstofgevoelige natuur bepaalt veel in Nederland. De landbouw zit erdoor op slot, de bouw van woningen en de aanleg van infrastructuur worden erdoor bemoeilijkt. Ook is deze kwetsbare natuur de belangrijkste reden voor de opkoop van veehouderijbedrijven, een proces dat momenteel in volle gang is. Natuurorganisaties blijven alarm slaan over hun natuur die ‘op omvallen’ zou staan. Je mag dan verwachten dat natuurorganisaties er alles aan doen om deze kwetsbare natuur optimaal te beschermen.

Dure en goedkope natuur

De vergoeding die de natuurbeheerder ontvangt voor het beheer, is sterk afhankelijk van het natuurtype. De vergoeding voor bijvoorbeeld een hectare hoogveenbos bedraagt slechts 25,61 euro (tarief 2024). Voor een hectare dennen-, eiken- en beukenbos ontvangt de natuurbeheerder veel meer: 133,83 euro. Dat laatste bos vraagt meer en duurder onderhoud. Voor nat schraalland bedraagt de vergoeding maar liefst 2.549,63 euro per hectare. Financieel loont het dus om goedkopere natuur te vervangen voor duurdere. Maar gebeurt dit ook in de praktijk?  

Bij elk habitattype hoort beheerprogramma

Droge heide vraagt een ander beheer dan natte heide. En een hoogveenbos vraagt een ander beheer dan een eikenbos. Provincies houden daarom nauwkeurig bij welk type natuur zich bevindt op de natuurpercelen in hun N2000-gebieden.

Bij het stikstofbeleid wordt gewerkt met habitattypen, bijvoorbeeld: H4030 (droge heide), H2330 (zandverstuivingen) en H91D0 (hoogveenbos). Er zijn ruim 50 verschillende habitattypen. Het natuurbeheer werkt niet met habitattypen, maar met beheertypen. In grote lijnen komen de habitattypen overeen met de beheertypen. Er is een beheerprogramma voor droge heide (beheertype N07.01), voor zandverstuivingen (beheertype N07.02) en hoogveenbos (beheertype N14.02). Het is dus een kwestie van per natuurperceel checken of habitattype en beheertype overeenstemmen.

Factcheck drie habitattypen

Agrifacts checkt voor alle natuurpercelen met hoogveenbos (habitattype H91D0), zandverstuiving (H2330) en zwakgebufferd ven (H3130) in Nederland of daarop het juiste beheer zit. De ligging van de percelen met deze habitattypen wordt uitgedraaid uit Aerius. Immers, deze natuurkaart is leidend voor het natuur- en stikstofbeleid. In de tabel is te zien in hoeveel N2000-gebieden deze habitattypen voorkomen. In sommige natuurgebieden komt het habitattype op één plek voor, in andere gebieden op (veel) meer percelen. Vervolgens wordt voor de percelen gecheckt of die in het juiste beheer zitten. Provincies stellen deze informatie gedetailleerd (meestal per natuurperceel) beschikbaar via hun geoportaal.

Zandverstuivingen
(habitattype H2330 / beheertype N07.02)
Zwakgebufferde vennen
(habitattype H3130 / beheertype N06.05)
Hoogveenbossen
(habitattype H91D0 / beheertype N14.02)
Aantal N2000-gebieden met dit habitattype 193335
N2000-gebieden met volledig juist beheer 8922
N2000-gebieden met deels onjuist beheer6148
N2000-gebieden met volledig onjuist beheer5105
Percentage in verkeerd beheer (afgerond)405025
Tabel. Een aanzienlijk deel van de zandverstuivingen, zwakgebufferde vennen en hoogveenbossen in Nederland wordt niet juist beheerd. (Download hier de tabel op gebiedsniveau).

Afwijkend beheer steeds in financiële voordeel beheerder

Een zandverstuiving wordt het beste beheerd met het beheerprogramma voor een zandverstuiving. Toch blijkt dit bij ongeveer 40% van de zandverstuivingen in Nederland niet te gebeuren. Op deze zandverstuivingen zit het beheer van meestal droge heide, soms van bos. Voor een zandverstuiving geldt een beheervergoeding van 137,50 euro per hectare. Op droge heide zit een vergoeding van 224,58 euro. Op alle zandverstuivingen met een onjuist beheer zit een beheerprogramma met een hogere vergoeding.

Ongeveer de helft van de zwakgebufferde vennen in Nederland zit niet in het juiste beheer. Vaak wordt hier het beheerprogramma voor zure vennen toegepast, soms van vochtige of droge heide of nat schraalland. De beheersubsidie voor zwakgebufferde vennen bedraagt 81,89 euro. Als het zure vennen-beheerprogramma erop wordt gezet, ontvangt de natuurbeheerder 109,68 euro. En bij beheer als vochtige heide loopt de subsidie op naar 342,75 euro en bij nat schraalland naar 2.549,63 euro. Ook voor de zwakgebufferde vennen geldt: in nagenoeg alle gevallen waarin wordt gekozen voor afwijkend beheer, gaat het om beheer met een hogere vergoeding.

Tot slot de hoogveenbossen. Hier zit op een kwart van de bossen een verkeerd beheer. Meestal is ervoor gekozen het bos te beheren als dennen-, eiken- en beukenbos. De subsidie voor hoogveenbos bedraagt 25,61 euro per hectare. Voor dennen-, eiken- en beukenbos wordt 133,83 euro subsidie verstrekt. Ook hier zien we dat het onjuiste beheer steeds in het financiële voordeel uitvalt van de natuurbeheerder.

Een zwakgebufferd vennetje dat in de zomer bijna droogvalt, in N2000-gebied Maasduinen (L). Dit vennetje wordt volgens de gegevens van Provincie Limburg beheerd als vochtige heide.

Veel kleine habitattypen onjuist beheerd

Zandverstuivingen, zwakgebufferde vennen en hoogveenbossen komen vaak in kleine oppervlaktes voor in N2000-gebieden. Wij zien dat de oppervlakte ertoe doet bij natuurbeheerders. Grote arealen van een habitattype zitten vrijwel altijd goed in het beheer. Het onjuiste beheer zien we in hoge mate bij habitattypen die in kleine oppervlakten aanwezig zijn in een N2000-gebied. Provincie Overijssel geeft daarvoor een verklaring: “De natuurbeheerder bepaalt het benodigde beheer in het veld. Het kan zo zijn dat een kleinere oppervlakte van een habitattype wordt meegenomen in een grotere oppervlakte van een ander beheertype, zodat een aangepaste hogere subsidie niet noodzakelijk is.”

Het idee van de provincie dat met een afwijkend beheer een hogere subsidie wordt bespaard, blijkt niet uit de analyse Agrifacts. Het afwijkende beheer valt vrijwel altijd uit in het voordeel van de natuurbeheerder. Dat financiële voordeel ligt steeds tussen een paar tientjes en enkele duizenden euro’s per hectare.

Ministerie LVVN: 10 procent natuuroppervlak onjuist beheerd

In december 2022 maakte het ministerie van LVVN (toen nog LNV) bekend dat in totaal zo’n 150 extra habitattypen zouden worden toegevoegd aan N2000-gebieden. Deze zouden destijds vergeten zijn bij de aanwijzing. Het gaat veelal om habitattypen met een kleine oppervlakte (zie STAF-artikel van januari 2023). Ruim duizend belanghebbenden, veelal agrariërs, gingen in beroep tegen deze extra aanwijzing van stikstofgevoelige natuur.

Uit een toetsing door Agrifacts blijkt dat een groot deel van de ‘vergeten habitattypen’ niet in het natuurbeheer zitten. De organisatie Stikstofclaim legde deze bevinding voor aan de rechter tijdens een beroepszaak. Het ministerie van LVVN bevestigt de bevindingen van Agrifacts tijdens de zitting. “Deze analyse klopt. In de oppervlakte gesubsidieerde natuur bevindt zich zo’n tien procent vervuiling. Die zit bij de kleine habitattypen.” Provincies gedogen dat kleine habitattypen meegenomen worden in het beheer van een groter type, het ministerie van LVVN keurt dat echter af. “Het ministerie van LVVN betreurt dit. Dit is een onwenselijke situatie. Het is niet de bedoeling dat vennetjes beheerd worden als droge heide”, aldus de woordvoerder van het ministerie.

Deel via:

Laboratorium waterschap Noord-Holland rommelt met metingen

Een data-analyse op bestrijdingsmiddelen in het Zwanenwater

N2000-gebied het Zwanenwater was dit voorjaar volop in het nieuws. Het is een van de locaties waar vreemde bestrijdingsmiddelen zijn aangetroffen. Met name in 2022 werden in het Zwanenwater tientallen middelen gevonden, allemaal op dezelfde dag en allemaal in dezelfde concentratie. Is hier sprake van toeval of van een laboratoriumfout?

Het Zwanenwater, een N2000-gebied in de Noord-Hollandse duinen, was dit voorjaar volop in het nieuws. Het is de meest opmerkelijke locatie, waar de laatste jaren sprake is van mysterieuze vondsten van vreemde bestrijdingsmiddelen in relatief hoge concentraties.
Het is half juli, wanneer de Staf-redactie een bezoek brengt aan het Zwanenwater. Er staat een harde zeewind, die witte schuimkoppen op het Zwanenwater blaast. De redactie wil de exacte plek zien waar Waterproef, het laboratorium van waterschap Hollands Noorderkwartier, talrijke bestrijdingsmiddelen heeft gevonden in 2022. Op dat meetpunt is onder meer het al decennia verboden middel dinoterb aangetroffen. Op dat meetpunt zijn ook bestrijdingsmiddelen gemeten, die verder nergens worden gemeten in Noord-Holland. In 2022 ging het bijvoorbeeld om amisulbrom, cymoxanil, desmedifam, fenmedifam en nog een aantal. Het meetpunt ligt volgens Aquadesk bij de eerste plas, ter plaatse van de afwateringssloot bij de schutting. Het meetpunt is vlot gevonden. Het is ten tijde van het bezoek bedekt met een flinke wolk wit schuim.
Dat de hoge concentraties bestrijdingsmiddel (recent) zijn aangevoerd vanuit de aangrenzende bollenstreek is niet aannemelijk. Het Zwanenwater ligt in de hoger gelegen duinen. De afwateringssloot watert af op lager gelegen delen van het natuurgebied. De aangrenzende bollenstreek watert dus niet af op het Zwanenwater. Dan is er nog de zeewind, die meestal landinwaarts blaast: eerst over het Zwanenwater, daarna over de bollenstreek. Oostenwind komt zelden voor.

Vreemde metingen
De Agrifacts-redactie doet een volledige data-analyse op alle metingen op meetpunt ‘Afwateringssloot
Zwanenwater’ in 2022. Hiervoor gebruiken we de databestanden die zijn afgeleverd voor de Landelijke
Enquête Waterkwaliteit (LEW). Deze bestanden worden gebruikt voor de officiële beleidsrapportages voor de Europese Commissie en voor Nederland zelf. Deze meetbestanden worden verkregen via het Informatiehuis Water.
De metingen in het beheergebied van Hollands Noorderkwartier laten opvallende zaken zien. Meest opvallend zijn de meetuitkomsten op 7 februari 2022 in het Zwanenwater. Er werden op deze datum maar liefst 81 verschillende bestrijdingsmiddelen aangetroffen, waarvan 43 in dezelfde relatief hoge concentratie van 220 nanogram per liter. Het is wel heel toevallig dat zoveel verschillende middelen, allemaal op dezelfde dag aanwezig zijn in dezelfde concentratie. Op de lijst staat ook een tiental middelen dat nergens anders in Noord-Holland wordt gevonden.
In het databestand vinden we meer clusters van bestrijdingsmiddelen die eenzelfde concentratie
laten zien in het laboratorium, op of rond dezelfde dag. Dit zien we ook bij de dinoterb-metingen in 2022. Op negen verschillende locaties wordt rond 7 juli een vergelijkbare relatief hoge concentratie gemeten.

Waterlab poetst metingen weg
Laboratorium Waterproef heeft geen signalering op haar registratiesysteem, waardoor het niet opvalt
als er vreemde meetwaarden worden ingevoerd. Pas als er signalen komen dat meetwaarden onwaarschijnlijk zijn, wordt ernaar gekeken. Dan ‘verdwijnen’ er metingen uit het registratiesysteem.
De eerste ‘poetsbeurt’ vond plaats nadat onderzoekers van de Bestrijdingsmiddelenatlas zich meldden.
Dat was medio 2023, zo blijkt uit documenten die middels een Woo-verzoek openbaar zijn gemaakt. De onderzoekers hadden bij hun controles over het jaar 2022 bijna honderd afwijkende metingen aangetroffen. Op de attentielijst staan onder meer de plotseling overal oppoppende hoge concentraties dinoterb. Ook staan er 42 metingen op in het Zwanenwater.
Het laboratorium ging over tot het ‘opschonen’ van zijn meetbestanden. Er werden voor locatie Zwanenwater in totaal 66 meetuitslagen uit 2022 gewist. Dat gebeurde waarschijnlijk in het najaar van 2023, anderhalf jaar na de metingen. Tot die tijd waren de meetuitslagen opvraagbaar en dit verklaart waarom de foute metingen zijn terug te vinden in de Landelijke Enquête Waterkwaliteit.

Opvallend is dat de dinoterb-metingen niet werden gewist. Mogelijk omdat deze reeds waren opgemerkt door actiegroep MOB.

“Alle metingen kloppen”
Het is opvallend dat zowel laboratorium Waterproef als het bestuur van Hollands Noorderkwartier blijven volharden in hun uitspraak dat de metingen kloppen. Het laboratorium heeft registratiesysteem Aquadesk weliswaar geruisloos opgeschoond en ontdaan van tientallen foute meetwaarden. Echter, Waterproef is vergeten de meetbestanden die toen al in gebruik waren voor de officiële beleidsrapportages van de Europese Commissie en Nederland terug te roepen. Daarin staan de geschrapte foutieve metingen nog altijd als werkelijke vondsten vermeld. Tot op de dag van vandaag.

Agrifacts heeft het waterschap gevraagd waarop zij zich baseert dat de metingen kloppen. Deze staat in het artikel, dat in september verscheen in het STAF-blad. Het artikel is hieronder te downloaden.

Deel via:

Forse aanscherping normen veroorzaakt negatieve trend waterkwaliteit

Minder wateren voldoen aan de kwaliteitseis voor stikstof en fosfor, berichtte NOS op 11 september 2024. NOS bestudeerde de nieuwste watercijfers van Informatiehuis Water. Het NOS-nieuws spitste zich toe op veehouderij en mest. Agrifacts bestudeerde dezelfde cijfers en ontdekte dat de ongunstige trend voor een groter deel wordt veroorzaakt door Waterschap Scheldestromen (Zeeland). Dit waterschap blijkt zijn waternormen in het afgelopen jaar zeer fors te hebben aangescherpt. Met als resultaat: veel extra normoverschrijdingen.

Bijna heel Zeeland voldeed tot voor kort aan de fosfornorm. Voor bijna alle KRW-wateren werd een wat ruimere norm gehanteerd van 2.50 mg fosfor per liter (factsheets 2023). In Zeeland is er namelijk op grote schaal sprake van natuurlijke fosforrijke kwel. Fosforrijk water komt vanuit zee-afzettingen in de ondergrond omhoog. Europa biedt de mogelijkheid om waternormen aan te passen, als er sprake is van natuurlijke kwel. Waterschap Scheldestromen maakte steeds gebruikt van die mogelijkheid. Sinds kort echter niet meer. De fosfornorm is voor bijna heel Zeeland teruggezet naar 0.11 mg/l (factsheets 2024). Deze strenge norm wordt normaalgesproken gehanteerd voor wateren zonder fosfor-kwel. Omdat die kwel er wel is, zal deze norm in grote delen van de provincie überhaupt onhaalbaar zijn. Dit blijkt ook wel uit de databestanden die in september 2024 online werden gezet door Informatiehuis Water. Voor vrijwel heel Zeeland worden opeens relatief forse normoverschrijding genoteerd. De provincie kleurde tot voor kort vooral groen op de waterkaart, nu bijna helemaal donkerrood.

Ook stikstofnormen aangepast

Scheldestromen paste niet alleen de fosfornormen aan, maar ook de stikstofnormen. Ook hier betreft het in de meeste gevallen een aanscherping, al is die minder drastisch als bij fosfor.  

Agrifacts wil weten waarom Scheldestromen haar normen zo drastisch heeft aangescherpt. Voor menig KRW-waterlichaam is die onhaalbaar geworden. Waterschap Scheldestromen laat weten pas begin oktober bereikbaar te zijn voor commentaar.

(Foto: Shutterstock)

Toegevoegd 18 september 2024, reactie Waterschap Scheldestromen

‘Fosfordoelen onterecht opgenomen in landelijke overzichten’

Het Bestuur van Waterschap Scheldestromen laat weten dat de fosfordoelen buiten de landelijke overzichten hadden moeten blijven. “In de communicatie met ministeries en andere partijen is door waterschap en provincie altijd aangegeven dat de scores voor fosfor voor de brakke wateren niet meegenomen mogen worden in landelijke overzichten omdat er geen opgave voor is. Helaas blijkt dit nu toch misgegaan te zijn.

In de Zeeuwse brakke wateren is fosfor van nature in hoge concentraties aanwezig, door de invloed van zoute kwel. Daarom sturen we op stikstof als het beperkende nutriënt, er is geen opgave voor fosfor. De norm voor fosfor was dus eerst kunstmatig hoog. Een aantal jaar geleden is voor nutriënten het one-in-all-in principe ingevoerd. Dit betekent dat een waterlichaam voldoet voor (totaal) nutriënten, zoals dat aan de EU gerapporteerd wordt, wanneer één van de nutriënten (N of P) voldoet.  Vanwege de hoge norm voor fosfor leken toen de brakke wateren onterecht te voldoen voor nutriënten, terwijl er wel een opgave is voor stikstof. De oplossing hiervoor was om de norm voor fosfor aan te passen naar de landelijke defaultnorm, zodat de score voor totaal nutriënten de praktijk beter weergeeft (namelijk de toestand voor stikstof). 

Voor stikstof zijn de normen aangepast om rekening te kunnen houden met natuurlijke achtergrondbelasting. Zo zijn er normen afgeleid per waterlichaam die de maximale ruimte biedt die binnen de KRW te verantwoorden is. Het resultaat is dat voor sommige waterlichamen de norm iets omhoog is gegaan en voor andere iets omlaag.”

Deel via:

Wolf maakt in Nederland zeven keer meer slachtoffers dan in Duitsland

Natuurlijke jachtterreinen in Nederland te klein voor de wolf

Een wolf maakt in Nederland zeven keer meer slachtoffers dan in Duitsland. Het aantal aanvallen op landbouwhuisdieren ligt in Nederland ook zeven maal hoger. Dat blijkt uit een vergelijking van de cijfers over aanvallen en slachtoffers. Een ander groot verschil zien we bij het jachtterrein van de wolf. In Duitsland is het jachtterrein zeer ruim en in hogere mate bebost. In Nederland zitten de wolvenroedels op een kluitje in relatief kleine natuurgebieden.

Medio jaren negentig van de vorige eeuw was het nog allerminst zeker dat de wolf zich zou vestigen in Nederland. “Wolven in Nederland? Dat moet je die dieren niet aandoen”, zei wolvenonderzoeker Joep van de Vlasakker destijds in de media. Van de Vlasakker deed veel onderzoek naar de wolf, met name in Oost-Europa en Canada. “Onze natuurgebieden zijn teveel versnipperd. Wolven hebben een groot jachtterrein nodig. Ik zou niet weten welk terrein in Nederland zich daar momenteel voor leent.”

In 2012 werd de visie van Van de Vlasakker nog eens bevestigd door wolvenonderzoekers van Alterra Wageningen UR. Zij schrijven in hun ‘factfinding studie’ dat de vestigingskans van de wolf in Nederland minimaal is. De Wageningse onderzoekers baseerden zich op de ervaringen met de wolf in Duitsland. De wolf vestigt zich niet graag in gebieden met mensen. Daarbij wenst het dier een uitgestrekt rustgebied, zoals grootschalige bossen, heidegebieden of eventueel akkerbouwgebieden.

Onverwachte ontwikkelingen

Tegen de verwachtingen in, blijkt de wolf zich toch vrij snel te vestigen in Nederland. Het aantal wolvenroedels in Nederland wordt thans geschat op tien. Daarvan zitten er zeven op de Veluwe. De wolven vergrijpen zich in toenemende mate aan het vee en het aantal dodelijke slachtoffers loopt steeds sneller op. Dit stemt niet overeen met wat wolvendeskundigen publiceerden vlak voor de intrede van het roofdier. Wolvendeskundige Glenn Lelyveld schreef in 2012 nog: “Wolven mijden mensen en vee over het algemeen, maar het komt voor dat een enkele opportunistische wolf een schaap of geit pakt.” Die visie werd gesteund door andere Nederlandse wolvendeskundigen, die zich onder meer baseerden op de ervaringen in Duitsland en de beschikbaarheid van wild in de Nederlandse natuurgebieden.

Veel meer aanvallen in Nederland

Een wolf valt in Nederland maar liefst zeven keer vaker aan en maakt zeven keer meer slachtoffers onder het vee dan in Duitsland. Dit blijkt uit een vergelijking van de cijfers over wolvenslachtoffers van BIJ12 (Nederland) en haar Duitse evenknie DBBW (Dokumentations- und Beratungsstelle des Bundes zum Thema Wolf).

Het Bundesambt für Naturschutz telde in Duitsland in 2022/2023 in totaal 184 wolvenroedels. In 2022 vielen wolven in Duitsland 1.136 keer landbouwhuisdieren aan, waarbij in totaal 4.366 slachtoffers vielen. In Nederland zijn er in 2023 in totaal 9 wolvenroedels. Die vielen in dat jaar 426 keer landbouwhuisdieren aan, met 1.416 dode dieren als gevolg. Per aanwezige wolvenroedel gaat het in Duitsland om 6 aanvallen met in totaal 24 dode landbouwhuisdieren. Per Nederlandse roedel gaat het om 47 aanvallen met in totaal 157 dode dieren. Een Nederlandse wolf maakt zeven maal meer slachtoffers.

Wolven hebben het in Nederland heel veel vaker op het vee gemunt dan wolven in Duitsland. Hoe komt dat? Pro-wolf-partijen en -politici wijzen slechts naar de boeren in Nederland. Die zouden hun vee veel minder goed beschermen dan boeren in andere wolvenlanden. Die bewering strookt niet met de Duitse data. Het aantal aanvallen was daar steeds veel minder, ook toen het vee nog niet beschermd was. Dat brengt ons bij de vraag of Nederland wel voldoende geschikt jachtterrein kan bieden aan de wolf.

Natuurterrein te klein voor Nederlandse wolf

In Duitsland bevinden de meeste wolvenroedels zich in de Noordoostelijke deelstaten Saksen en Brandenburg, gevolgd door de Noordwestelijke deelstaat Nedersaksen. De wolvenroedels bevinden zich vooral in gebieden met weinig mensen en uitgestrekte bossen. Een Duitse roedel heeft een jachtterrein van gemiddeld zo’n 250 km2.

Op de Veluwe zitten de wolvenroedels veel dichter op elkaar. De huidige zeven roedels moeten het doen met 1.000 km2 natuurterrein, dat is 140 km2 per roedel. In de praktijk hebben de Veluwse roedels hun jachtterrein fors uitgebreid, blijkt uit gegevens van BIJ12. Tot in de wijde omtrek wordt ook gejaagd op vee van boeren. Het jachtterrein van een Nederlandse wolvenroedel blijkt net als in Duitsland, óók zo’n 250 km2 te beslaan: de helft ligt in natuurterrein, de andere helft erbuiten.

Vlak voor de komst van de wolf communiceerden Nederlandse wolvendeskundigen nog dat een wolvenroedel een jachtterrein van 225 – 300 km2 nodig had. Dit komt overeen met wat we in de praktijk zien, zowel in Duitsland als in Nederland. Dat een aanzienlijk deel van het jachtterrein in Nederland buiten natuurgebied zou komen te liggen, werd echter niet gecommuniceerd.

STAF-blad september 2024

De verspreiding van de wolf van het ruime Duitsland naar het krappe Nederland kent een eigenaardig patroon, die vragen oproept. Meer hierover in het STAF-blad van september 2024.

Deel via:

Pesticiden met dubbel doel grootste probleem in water

Medicijnresten en bestrijdingsmiddelen overschrijden even vaak de norm

Een goede waterkwaliteit staat hoog op de Nederlandse agenda. Waterschappen hebben hun focus gelegd op middelen afkomstig uit de land- en tuinbouw. Er is minder aandacht voor medicijnresten, bestrijdingsmiddelen tegen ongedierte in woningen en bedrijfspanden, en middelen tegen parasieten bij dieren. Is dat terecht? Nee, zo blijkt uit een fact check. Zowel medicijnen als bestrijdingsmiddelen overschrijden de ecologische normen van het water. Echter, pesticiden met een dubbel doel spannen de kroon. Dit zijn middelen die een (historische) toepassing kennen in de landbouw, de ongediertebestrijding in gebouwen en op verhardingen, en tegen parasieten bij dieren.

Veel stoffen zijn schadelijk voor het waterleven als de waternorm wordt overschreden. De monitoring bij de waterschappen spitst zich toe op bestrijdingsmiddelen. Per stof vinden er jaarlijks zo’n 500 tot 4000 controles plaats, zo blijkt uit de meetoverzichten op Het Waterkwaliteitsportaal van de waterschappen. Op medicijnen wordt minder gecontroleerd. Per medicijn gaat het om 300 tot 900 bemonsteringen per jaar.

Meer lezen? Download het artikel hier:

Deel via:

HHNK-ambtenaren vermoeden fouten in eigen huis bij vondsten dinoterb

Het bestrijdingsmiddelenmysterie in Noord-Holland krijgt een nieuwe wending. Óók ambtenaren denken dat er best wel eens fouten in eigen huis kunnen zijn gemaakt. Er is de nodige kritiek op laboratorium Waterproef, dat de analyses en registraties verricht. Er worden fouten gemaakt. Dat blijkt uit documenten die Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) openbaar maakte na een Woo-verzoek. Opvallend is dat het bestuur van HHNK niks wil weten van mogelijke fouten in eigen huis en de veroorzaker van de vervuiling vooralsnog buitenshuis zoekt.

Dit voorjaar kwam naar buiten dat op diverse plaatsen in Noord-Holland dinoterb was gevonden; een bestrijdingsmiddel dat al decennia verboden is. Het ging om relatief hoge concentraties in 2022 en 2023. STAF analyseerde de meetgegevens en constateerde de nodige onwaarschijnlijkheden: éénmalige hoge piekwaarden en meerdere vondsten op hetzelfde moment op verschillende locaties. Laboratorium- of registratiefouten mogen dan niet worden uitgesloten.

HHNK ontkende in alle toonaarden dat er sprake zou kunnen zijn van fouten in eigen huis. “Alle metingen kloppen”, werd in een persbericht naar buiten gebracht. Werd er binnen dit waterschap dan helemaal niet gekeken naar mogelijke fouten in eigen huis? Dit was reden voor STAF om een informatieverzoek te doen op grond van de Wet open overheid. Uit de omvangrijke reeks documenten die het waterschap openbaar maakte, blijkt dat ambtenaren wel degelijk fouten in eigen huis vermoeden.

Data-analyse EcoSys

EcoSys, de beheerder van registratiesysteem Aquadesk, voerde een data-analyse uit op de laboratoriumuitslagen. Net als STAF stuitte ook EcoSys op onwaarschijnlijke patronen in de meetdata. “Dit lijkt te duiden op een factor fout, wat zou kunnen wijzen in de richting van meet- of interpretatiefout”, aldus de data-analist van EcoSys. Een HHNK-ambtenaar concludeert op basis van deze analyse: “De urgentie van een extern onderzoek naar de validiteit van de meetwaarden van deze en andere gewasbeschermingsmiddelen is hierbij duidelijk en willen we dus zo snel mogelijk inzetten […].” Zie bijlage 1 voor het document (downloaden onderaan dit artikel).

Stroeve verhouding met het lab

Uit een aantal documenten blijkt de stroeve verhouding tussen HHNK-ambtenaren en hun laboratorium Waterproef. Een ambtenaar wijst het laboratorium op een reeks toevallige meetwaarden. “Het is wel toevallig dat de hoge waarden allemaal in dezelfde periode worden gemeten. Ook verandert de detectiegrens (de laagste waarde die het apparaat kan meten, red) nogal eens.” Het laboratorium klaagt dan weer over conversiefouten die optreden. Hierdoor worden microgrammen en nanogrammen bij het overzetten van de meetgegevens naar Aquadesk soms verwisseld. Hierdoor is een aantal foute waarden in het registratiesysteem terecht gekomen. Een ambtenaar signaleert tevens dat enkele dinoterb-meetuitslagen niet werden gerapporteerd. De reden was volgens het laboratorium dat de analyseapparatuur vervuild was geraakt met dinoterb waardoor deze erg hoge meetuitslagen had gegeven.  

Ambtenaren willen onderzoek in eigen huis

In een volgende mailwisseling staat: “Als eerste denk ik dat het noodzakelijk is dat er een extern onderzoek moet komen naar de betrouwbaarheid van onze database Aquadesk. Door alle voorvallen van de afgelopen tijd, heb ik geen volle vertrouwen meer in deze database en kan daardoor niet meer instaan voor de juistheid van de data. Dit zit mij zeer hoog want kwaliteit heeft altijd bij mij op nummer 1 gestaan.”

Op 13 juni laat het bestuur van HHNK weten dat Onderzoeksbureau Deltares onderzoek gaat doen naar mogelijke bronnen van dinoterb in het oppervlaktewater. Het bestuur wil weten waar de vervuiling precies vandaan komt. Over onderzoek naar mogelijke vervuiling in het eigen lab/registratiesysteem wordt niets vermeld.

Bestrijdingsmiddelenatlas

Ook met de aanlevering van metingen voor de Bestrijdingsmiddelenatlas ging wat mis. De makers van de Bestrijdingsmiddelenatlas (Universiteit Leiden) rapporteerden opvallende meetwaarden terug naar HHNK. Uit diverse documenten blijkt dat de rapportage niet op de juiste plek terecht kwam. “Ik heb het bestand dat vorig jaar juli is gestuurd, terug kunnen vinden op de server.” De ambtenaar die de lijst na een jaar onder ogen krijgt, constateert dat alle opvallende meetwaarden werden goedgekeurd. Behalve die van dinoterb in het Zwanenwater. “Deze staat op onwaar. Dit waren de stoffen die met een andere locatie waren verwisseld.” De ambtenaar verbaast zich erover dat de hoge waardes zonder meer goed zijn bevonden door zijn waterschap. “Hoe dit is gegaan dienen we nog verder te onderzoeken.”

In het STAF-blad van juni 2024 verscheen het artikel ‘Waterschap kijkt weg van fouten in eigen huis – Laboratorium toch niet geaccrediteerd voor dinoterb’. Dit artikel is te vinden in de STAF-bibliotheek.

Deel via:

Vondsten verboden bestrijdingsmiddelen Noord-Holland: bewijzen voor laboratoriumfouten stapelen zich op

De vondst van de verboden bestrijdingsmiddelen dinoterb en fenchloorfos in Noord-Holland doet veel stof opwaaien. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) laat de herkomst van dinoterb onderzoeken. Voordat dit onderzoek in gang werd gezet, bracht HHNK al naar buiten dat de meetdata correct zijn. Dit is merkwaardig, aangezien de plotselinge hoge concentraties bestrijdingsmiddelen wel degelijk het gevolg lijken te zijn van foutieve meetdata. Bewijzen daarvoor stapelen zich op.    

Op veel plekken in Noord-Holland duikt op slechts één moment een relatief hoge concentratie bestrijdingsmiddel op. Daarvoor werd het middel niet gemeten. Erna ook niet meer. Neem bijvoorbeeld natuurplas het Zwanenwater in de duinen bij Callantsoog. Op 1 september 2022 werd een monster uit deze natuurplas onderzocht op bestrijdingsmiddelen. Er werd op die dag een relatief grote hoeveelheid van het verboden bestrijdingsmiddel dinoterb gemeten. Daarvoor was dinoterb nooit gemeten in deze natuurplas, daarna ook niet meer. Het watermonster van 1 september 2022 bevatte ook een hoge concentratie van het middel trichloorfon. Ook deze stof werd ervoor niet aangetroffen, evenmin erna. Terwijl de metingen vrijwel maandelijks plaatsvinden.   

Voor fipronil is er eenzelfde verhaal. Deze stof werd alleen op 6 juli 2022 gemeten, in een hoeveelheid die nooit eerder werd aangetroffen in Noord-Holland. Voor en na deze datum werd fipronil niet aangetoond.

De allerhoogste dinoterb-waarde werd gemeten op 15 december 2023, in een sloot bij Heemskerk nabij een waterwinning. De stof werd in de maanden ervoor niet aangetoond op deze plek. Het is nog even wachten op de metingen van 2024, wat die uitwijzen.

Eénmalige hoge meetuitkomsten? Iedere data-analist en statisticus slaat hierop meteen aan. Sterk afwijkende waarden moeten altijd worden verklaard. Bij HHNK gaan de alarmbellen echter niet af.

Overal vind je ‘uitbijters’

Het plotseling opdoemende en even snel verdwijnende bestrijdingsmiddelen-spook in het Zwanenwater staat niet op zich. Op veel meetlocaties en bij veel stoffen is er sprake van enkele zogenaamde ‘uitbijters’. Dit zijn sterk afwijkende meetuitslagen, die niet in lijn liggen met de verwachte meetwaarden (zie figuren onderaan dit artikel). Uitbijters wijzen meestal op fouten. Het kan gaan om fouten in de lab-analyse (een deel van de analyses mislukt) of in registraties (bijvoorbeeld een komma verkeerd intikken). Registratiesystemen zijn doorgaans uitgerust met een alarm. Wanneer er een sterk afwijkende waarde wordt ingevoerd, treedt de signalering in werking. Dit om te voorkomen dat foute meetwaarden in het systeem belanden. Het registratiesysteem voor meetuitslagen van chemische stoffen van HHNK lijkt niet te beschikken over zo’n alarm. Het invoeren van ‘uitbijters’ wordt niet opgemerkt.

HHNK bevestigt dit. “Op het reguliere monitoringsmeetnet voor oppervlaktewater zit geen automatische signalering. Dit is wel een wens van HHNK om te ontwikkelen, deze wordt zo spoedig mogelijk geïmplementeerd.” Hoe gaat waterschap HHNK om met ‘uitbijters’? Worden die wel gezien? Of gaan die zonder meer het registratiesysteem in? “Die zullen op dit moment niet worden opgemerkt en worden dus opgenomen in de registratie”, aldus de woordvoerder.

Veel ‘uitbijters’ bij dinoterb

Een check van alle hoge dinoterb-meetwaarden (>100 ng/l) laat zien dat het hier om louter uitbijters gaat. In 2022 en 2023 wordt in totaal op 11 locaties éénmalig een dergelijk relatief hoge waarde gemeten. Het gaat om allemaal verschillende locaties. Op bijna geen van de locaties werd eerder dinoterb vastgesteld, ook in de maanden erna werd de stof niet aangetoond. Op 9 locaties vond de bemonstering plaats op dezelfde dagen: 6 – 8 juli 2022. De andere twee locaties betreffen het Zwanenwater (september 2022) en Heemskerk (december 2022).

Wanneer er veel uitbijters zijn bij een middel, zou je verwachten dat dit gesignaleerd wordt. Dergelijke vreemde uitslagen-patronen wijzen in de richting van het laboratorium- en/of het registratiesysteem. Het bestuur van HHNK neemt de meetwaarden echter aan als een vaststaand gegeven.

HHNK: “meetdata kloppen”

Op 28 maart 2024 brengt hoogheemraad Jos Beemsterboer van HHNK naar buiten dat de meetdata correct zijn: “Uit validatie blijkt dat alle gerapporteerde analyseresultaten voor dinoterb voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen en correct zijn gerapporteerd.” Dit gebeurde nadat Agrifacts een aantal vragen had gesteld over de betrouwbaarheid van de meetdata. Daarin waren merkwaardige trendbreuken zichtbaar, die verklaard zouden kunnen worden vanuit laboratoriumfouten.

De verklaring van Beemsterboer bevreemdt om twee redenen. Het onderzoek naar het dinoterb-mysterie moet dan nog beginnen. Kennelijk is het niet de bedoeling dat de onderzoekers ook naar het laboratorium van HHNK kijken als mogelijke oorzaak van de plotseling oppoppende hoge meetwaarden, die even snel weer verdwijnen. Op de tweede plaats is er weinig voor nodig om te zien dat het hier om uitbijters gaat.

Volgens de woordvoerder van HHNK is er wel degelijk onderzoek gedaan naar de analyseresultaten. Er is geconcludeerd dat deze voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen en correct zijn gerapporteerd. Of Beemsterboer het laboratoriumwerk waarvoor hij verantwoordelijk is zelf heeft gecontroleerd, wordt niet duidelijk. Een buitenstaander het lab-werk laten beoordelen op uitbijters zou al aardig wat mysterieuze vondsten van bestrijdingsmiddelen kunnen ophelderen.


Correctie toegevoegd op 2 mei 2024: Onderzoekers van het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden (CML) zeggen de dinoterb-meting in het Zwanenwater niet te hebben opgenomen in hun Bestrijdingsmiddelenatlas. “Na controle en feedback van HHNK, zitten in onze database voor meetpunt Zwanenwater geen waarden boven de rapportagegrens voor dinoterb”, aldus de onderzoekers. Agrifacts had naar buiten gebracht dat er geen controle op uitbijters zit bij de Bestrijdingsmiddelenatlas. Dit is onjuist, die controle is er wel. Alleen uitbijters die als incorrect worden bevestigd door de bronhouder kunnen gecorrigeerd worden.

Toevoeging door de auteur van dit artikel: De ‘vondst’ van dinoterb in het Zwanenwater is zowel door CML als HHNK als incorrect beoordeeld. CML heeft de meetwaarde in haar Bestrijdingsmiddelenatlas daarom opgenomen als ‘beneden de rapportagegrens’. HHNK paste deze correctie echter niet toe in haar registratiesysteem, daar is de incorrecte waarde blijven staan.


Figuur 1. Op 6 juli 2022 werd éénmalig een hoge concentratie fipronil aangetoond in natuurplas Zwanenwater. Een sterk afwijkende waarde is meestal het gevolg van een fout.

Figuur 2. Alleen op 1 september 2022 werd een piekwaarde dinoterb gemeten in het Zwanenwater. Ervoor en erna werd de stof niet aangetoond.

Figuur 3. Bij veel bestrijdingsmiddelen en op veel meetlocaties worden één of enkele uitbijters gezien in de meetdata. Op dit meetpunt werd op 11 november 2022 een hoge concentratie imidacloprid aangetoond.

Deel via:

Waterlab HHNK speurt naar bestrijdingsmiddelen met zeer fijngevoelige meetapparatuur

Begin maart sloeg milieuorganisatie MOB alarm over de vondst van dinoterb. Deze onkruidverdelger werd zo’n 25 jaar geleden al verboden. Eind maart is het al weer raak. MOB verzoekt opnieuw om handhaving bij Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) en de NVWA. Deze keer vanwege de vondst van het verboden middel fenchloorvos. MOB verdenkt de bloemensector van illegaal gebruik. Agrifacts analyseert de gegevens die ten grondslag liggen aan de Bestrijdingsmiddelenatlas en constateert dat binnen HHNK veel fijngevoeliger wordt gemeten op een aantal middelen dan bij andere waterschappen. (Foto: Shutterstock)

Bestrijdingsmiddelen komen in het water meestal in zeer lage concentraties voor. Ook de norm voor nogal wat middelen ligt bijzonder laag. Bij sommige middelen zijn norm en concentratie zo laag, dat het laboratorium deze niet meer kan meten. Waar de laboratoria van andere waterschappen een bestrijdingsmiddel geregeld niet meer kunnen meten, lukt dit het laboratorium van HHNK nog wel. Het laboratorium van HHNK beschikt over zeer fijngevoelige meetapparatuur, blijkt uit de meetuitslagen (Bron meetuitslagen: Informatiehuis Water). Waar een zeer verfijnde meetmethode wordt ingezet, worden sommige stoffen tóch gevonden. Dit geldt voor dinoterb en fenchloorfos, alsmede voor een aantal andere middelen.   

Iedere meetmethode heeft een rapportagegrens. De rapportagegrens is de laagste waarde die het laboratorium nog betrouwbaar kan vaststellen. In tabel 1 is te zien welke rapportagegrenzen waterschapslaboratoria hanteren voor een aantal bestrijdingsmiddelen. Uit de tabel blijkt dat er in Noord-Holland 10 tot 100 keer lagere concentraties kunnen worden gemeten van genoemde middelen, dan in andere delen van Nederland.

Laboratorium Waterproef

Hollands Noorderkwartier laat de metingen uitvoeren door waterlaboratorium Waterproef in Edam. Waterproef wil niet reageren op vragen: “HHKN is onze opdrachtgever en de eigenaar van de door ons geproduceerde analyseresultaten. In overleg met HHNK is besloten dat er voor beantwoording van vragen over dit onderwerp, zij het aanspreekpunt zullen zijn.”

Waterproef verzorgt ook de laboratoriumactiviteiten voor Amstel, Gooi en Vecht, bevestigt de woordvoerder van dit waterschap. Je zou dus verwachten dat Waterproef de verfijnde meettechniek inzet bij beide waterschappen. Maar dat blijkt niet het geval, zo blijkt uit de meetuitslagen voor fenchloorfos (zie tabel 1). Waterproef bemonstert het water in Noord-Holland met een meetinstrument dat 33x lagere concentraties aankan dan de meter die gebruikt wordt voor water rond Amsterdam.  

Tabel 1. Bestrijdingsmiddel met rapportagegrens (in µg/l) bij verschillende waterschappen (2022). De rapportagegrens is de laagste concentratie die nog betrouwbaar kan worden gemeten.

WaterschapDinoterbFenchloorfosTefluthrinBromofos-ethylCyfluthrin
Hollands Noorderkwartier0,030,00030,00030,00050,002
Amstel, Gooi en Vechtn.v.t.0,01n.v.t.n.v.t.n.v.t.
Waterschappen Noord Brabant / Limburg0,3n.v.t0,030,010,05
Zuiderzeeland, Vallei & Veluwe, Rijn & IJssel, Drents-Overijsselse Deltan.v.t.n.v.t.0,0010,010,003
Rijnland, Delfland, Stichtse Rijnlandenn.v.t.n.v.t.Vanaf 0,050,01n.v.t.
Bron data: Informatiehuis Water

Trendbreuk in dinoterb-metingen

Bij dinoterb is een trendbreuk te zien in de meetuitslagen. Tot 2021 zijn de meetwaarden relatief laag. In 2021 worden veel minder metingen uitgevoerd en in 2022 wordt weer jaarrond gemeten. De meetwaarden liggen dan veel hoger (zie figuur 1). Een trendbreuk in meetuitslagen kan het gevolg zijn van de overstap naar een andere meetmethode. De woordvoerder van HHNK bevestigt dat er op dat moment werd overgestapt op een andere methode. Volgens hem is dit niet de oorzaak van de trendbreuk. Agrifacts wil deze veronderstelling checken en vraagt inzage in de ringtoetsen. Laboratoria toetsen de betrouwbaarheid van hun metingen door deel te nemen aan zo’n toets. Zij krijgen dan van een referentielaboratorium monsters toegestuurd om te analyseren. De HHNK-woordvoerder bevestigt dat is meegedaan aan ringtoetsen voor dinoterb. Inzien van de toetsuitslagen blijkt niet mogelijk. Het betreft vertrouwelijke informatie. Middels een WOO-verzoek hoopt Agrifacts deze beoordelingen alsnog in te kunnen zien.

Figuur 1. Concentraties dinoterb in 2013, 2020, 2021 en 2022, gemeten binnen Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. In 2021 wordt overgestapt op een andere meetmethode (in dit jaar vinden minder metingen plaats). In 2022 wordt volop gemeten. Bron data: Informatiehuis Water.

Handhavingsverzoeken MOB

Het meten van zeer lage concentraties, vergt veel van het laboratorium. Dit is erg moeilijk. Het is de vraag of de zeer lage rapportagegrenzen die Waterproef hanteert voor een aantal bestrijdingsmiddelen in Noord-Holland, terecht zijn. Mogelijk dat beneden de grens wordt gemeten, waarop metingen nog betrouwbaar zijn. De ringtoetsen zouden daar inzicht in kunnen geven, maar die zijn niet openbaar.

De bestrijdingsmiddelen die MOB eruit pikt voor handhaving, zijn middelen waarvoor in Noord-Holland een zeer lage rapportagegrens worden gehanteerd: dinoterb en fenchloorfos. Analyse van het volledige lab-bestand levert een rijtje middelen op waarvoor hetzelfde geldt, bijvoorbeeld: tefluthrin, bromofos-ethyl, cyfluthrin (zie tabel 1). Ook bij deze stoffen zien we rode stippen in de Bestrijdingsmiddelenatlas (figuur 2), opvallend vaak op dezelfde meetlocaties.

Dat genoemde stoffen vooral bij waterschap HHNK worden aangetroffen, is de danken aan de inzet van zeer fijngevoelige meetapparatuur van haar laboratorium Waterproef. Of zulke verfijnde metingen nog betrouwbaar zijn? Dat mogen we helaas niet controleren.

Figuur 2. Kaartjes uit de Bestrijdingsmiddelenatlas met normoverschrijdingen van Tefluthrin (linksboven), bromofos-ethyl (rechtsboven), cyfluthrin (linksonder) en fenchloorfos. Deze stoffen konden worden aangetoond dankzij de inzet van een zeer verfijnde meettechniek door HHKN. Bron afbeeldingen: Bestrijdingsmiddelenatlas; 2022.

Deel via:

Vijf misvattingen over de Nationale Databank Flora en Fauna

De aanwezigheid van stikstofgevoelige natuur heeft consequenties voor boeren in de omgeving. Agrifacts wil daarom checken of die natuur er daadwerkelijk is. Dit blijkt niet mogelijk aangezien de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) niet openbaar is. Eind vorig jaar kreeg Agrifacts dan toch een halve dag toegang tot de NDFF. Provincie Gelderland maakte dit mogelijk dankzij de juridische inzet van Visie MKB en hun advocaat van BarentsKrans. Tijdens deze halve dag was onze redactie in de gelegenheid om een aantal beweringen te checken. Hieronder vijf misvattingen over de NDFF.

Misvatting 1: “Een betaald abonnement is wel mogelijk

Diverse keren kreeg Agrifacts van ecologen die werken voor de NDFF te horen dat de gegevens wél toegankelijk zijn, mits je er maar fors voor betaalt (denk aan 10.000 euro). Agrifacts vroeg ondanks het hoge bedrag een betaald abonnement aan. NDFF gaf aan dat dit niet mogelijk is. Een abonnement is weggelegd voor een selecte groep (overheden, natuurorganisaties en -bureaus). Het idee dat een betaald abonnement wel mogelijk is, mits je maar fors in de buidel tast, is dus niet waar.

Misvatting 2: “Wij verwachten dat de NDFF binnenkort opengaat voor publiek”

In 2020 gaf toenmalig LNV-minister Schouten aan te werken aan een spoedige openstelling van de NDFF voor publiek. Het natuurbeleid maakt gebruik van informatie in de NDFF, dan moet die informatie controleerbaar zijn.

Het valt op dat met het verstrijken van ieder jaar, de openstelling van de NDFF met een jaar wordt uitgesteld. Werd vorig jaar nog gecommuniceerd dat de databank naar verwachting in 2024 open zou gaan, inmiddels is de opening al weer opgeschoven naar 2025.

Misvatting 3: “Databank bevat vooral gegevens van particulieren en vrijwilligers

Vrijwilligers die gegevens verzamelen voor de NDFF stellen dat veel gegevens in de NDFF particulier eigendom zijn. Volgens Provincie Gelderland is ongeveer 90% van de Gelderse natuurinformatie verzameld in opdracht van en/of met geld van de overheid. Agrifacts constateert dat de gegevens in de NDFF zijn gekoppeld aan een eigenaar. Per eigenaar kan de informatie ‘aan’ of ‘uit’ worden gezet. Het is dus goed mogelijk om de soorten-inventarisaties van vrijwilligers die niet willen dat anderen die inzien, uit te zetten.
De natuurinformatie die met overheidsgeld is verzameld, kan eenvoudig worden geselecteerd. Voor deze
informatie zou de Wet Open Overheid van toepassing moeten zijn.

Misvatting 4: “Databank kan niet open vanwege risico op wegroven zeldzame soorten”

Het is opvallend dat sommige betrokkenen bij de NDFF als een bok op de haverkist springen als Agrifacts informatie uit hun databank wil hebben. Hun argument? In de NDFF kan je precies zien waar soorten zich bevinden. Dieven zouden dan de zeldzame planten of eieren van bijzondere vogelsoorten kunnen roven. Dit argument snijdt geen hout. Partijen die gedetailleerde informatie uit de databank krijgen in te zien, moeten ervoor tekenen dat zij die niet delen of publiceren. Publicaties mogen nooit de precieze plek van soorten laten zien.
Agrifacts heeft enkele keren een zeer beperkte hoeveelheid gegevens verkregen uit de NDFF, nadat eerst
een verklaring met voorwaarden was getekend. Ook tijdens de halve dag toegang tot de NDFF, was het
verboden gegevens te fotograferen of anderszins vast te leggen.

Misvatting 5: “Overheid heeft alleen stikstofgevoelige leefgebieden gekarteerd waar de soort daadwerkelijk gebruik van maakt”

Eind 2017 werd het areaal stikstofgevoelige natuur in Nederland fors uitgebreid. Provincies hadden op grote schaal ‘stikstofgevoelige leefgebieden’ toegevoegd. In Gelderland gaat het bijvoorbeeld om de broedgebieden van de vogelsoorten kwartelkoning, wespendief, zwarte specht en boomleeuwerik.
Volgens toenmalig LNV-minister Carola Schouten zouden alleen leefgebieden zijn toegevoegd, waar de soort daadwerkelijk gebruik van maakt. Dit bleek echter niet te kloppen. In meer provincies moesten al stikstofgevoelige leefgebieden worden geschrapt, omdat de soort er niet voorkomt.

Op de Veluwe werd veruit het grootste areaal aan stikstofgevoelig leefgebied bijgeplust. Het gaat om zo’n 60.000 hectare in totaal. Agrifacts heeft sterke twijfels bij de juistheid ervan. Tot 2017 was zo’n 30 procent van de Veluwse natuur stikstofgevoelig. Na 2017 is dat nagenoeg 100 procent. Het lijkt erop dat alle natuur die niet stikstofgevoelig was, in 2017 zonder meer werd ingetekend als ‘stikstofgevoelig leefgebied’ van bepaalde soorten. Agrifacts heeft nooit kunnen controleren of die soorten er daadwerkelijk gebruik van maken. Immers, de NDFF is niet openbaar.

Tijdens de halve dag op het provinciehuis van Gelderland werd voor enkele soorten broedvogels (wespendiep, boomleeuwerik, zwarte specht) gecheckt of deze daadwerkelijk zijn gespot in hun ‘stikstofgevoelige leefgebieden’ op de Veluwe. Hiertoe werden de locatie-waarnemingen van de soort in de NDFF, vergeleken met de leefgebiedenkaarten in stikstofmodel Aerius. Uit deze check blijkt dat Provincie Gelderland veel meer ‘stikstofgevoelig leefgebied’ heeft ingetekend op de Veluwe, dan waar de soort daadwerkelijk gebruik van maakt. In een behoorlijk areaal ingetekend ‘leefgebied’, is de soort niet waargenomen.

Agrifacts mocht tijdens het gebruik van de NDFF helaas geen foto’s maken, om de discrepanties vast te leggen. Er werd toestemming gegeven voor één uitgezoomde foto van het beeldscherm.

Deel via:

Fosforvervuild gebied Noord-Groningen waarschijnlijk onterecht aangewezen

Het ministerie van LNV heeft waarschijnlijk (een deel van) Noord-Groningen onterecht aangewezen als fosforvervuild gebied. De fosfornormen die Waterschap Noorderzijlvest hier stelt, worden deels van nature al overschreden. Wageningen Environmental Research (WER) adviseerde Noorderzijlvest vorig jaar de normen aan te passen. Tot nu toe is dat niet gebeurd.

In het noorden van Nederland zit van nature veel fosfor in het water. Dat is reden dat het waterschap in Friesland heeft besloten geen fosfornorm te hanteren in het gebied. Buurwaterschap Noorderzijlvest, in Noordwest Groningen, houdt echter wel vast aan strikte fosfornormen. Dit Waterschap rapporteert in tegenstelling tot Friesland jaar na jaar normoverschrijdingen. Dat was reden voor het ministerie van LNV om Noord-Groningen aan te wijzen als Nutriënten Vervuild gebied voor fosfor.

Al ruim voor de aanwijzing als NV-gebied was duidelijk dat Waterschap Noorderzijlvest onrealistische fosfornormen hanteerde. Dat was gebleken uit onderzoek van WER. Onderzoekers constateerden dat in het gebied sprake is van veel achtergrondbelasting. Dit is fosfor waar het waterschap niets tegen kan doen, zoals natuurlijke fosforrijke kwel. De fosfor-achtergrondbelasting bedraagt gemiddeld 55 procent. In delen van het gebied is de achtergrondconcentratie zelfs hoger dan de norm. WER deed daarom de aanbeveling om de KRW-doelen voor fosfor aan te passen.

Agrifacts vraagt het waterschap wat zij gaat doen met deze aanbeveling. Het waterschap geeft aan dat zij de normen opnieuw aan het bekijken is. “Dit kan leiden tot aanpassing. We verwachten dit in 2024 af te ronden.”

Fouten op NV-kaart kunnen niet worden hersteld

Het Ministerie van LNV laat weten niet verantwoordelijk te zijn voor normen die waterschappen hanteren. “De provincie stelt de normen vast op basis van advies van het waterschap. Dit gebeurt onder verantwoordelijkheid van het ministerie van I&W.”

Volgens het Ministerie van LNV is er ruimte voor aanpassing van de normen, als wordt aangetoond dat de hogere concentraties stikstof of fosfor in het water veroorzaakt worden door achtergrondbelasting. “Het tussentijds aanpassen van normen is overigens niet gebruikelijk.”

Volgens het ministerie is de aanwijzing als NV-gebied niet ongedaan te maken. Ook niet als de aanwijzing berust op een onjuiste normstelling. “De huidige aanwijzing geldt voor de periode 2024 en 2025. Indien de Nutriënten Verontreinigde gebieden worden voortgezet na 2025 (dit is aan een nieuw kabinet), zullen de dan geldende normen worden gehanteerd.” 

Het is nog onbekend of het ministerie wel maatregelen gaat nemen in gebieden, waar een onjuiste waterschapsnorm de oorzaak is van aanwijzing als NV-gebied.  

Deel via: