Water kwam bij Limburgse Well hoger dan verwacht

Extreem hoog water leidde vorig jaar juli tot een enorme ramp in Duitsland en België. In Nederland vielen geen slachtoffers maar de schade in Limburg was groot. In het noorden van Limburg, rond de plaats Well, was de overstroming ernstiger dan verwacht. Boeren in deze regio vragen zich af of sluis Sambeek wel goed functioneerde. STAF onderzocht de kwestie.

Na de overstromingen in 1993 en 1995 is een reeks Maaswerken uitgevoerd, om Limburg beter te beschermen tegen hoog water. In juli 2021 leek het alsof die Maaswerken in sommige regio’s geen effect hadden. Het gebied tussen Well en Sambeek werd zwaarder getroffen dan voorzien. Het vermoeden bestaat dat Sluis Sambeek onvoldoende functioneerde, waardoor het water nog hoger kwam te staan. Hierdoor zou de overstroming meer schade hebben aangericht dan bij een goed functionerende sluis.
STAF legt de kwestie in augustus 2021 voor aan Rijkswaterstaat. Deze kan dan geen antwoord geven op vragen. “Wij zijn nog bezig met het analyseren en evalueren van de verschillende onderdelen van het hoogwater. De vragen die STAF stelt maken hier deel vanuit.”
STAF besluit een WOB-procedure te starten. Alle interne correspondentie, verslagen en stukken over het hoge water bij Sluis Sambeek worden opgevraagd bij Rijkswaterstaat. In maart 2022 wordt een pakket met 85 documenten ontvangen.

Download hier het artikel met de bevindingen:

Foto: Shutterstock.

Deel via:

Stikstofcrisis brengt voedselaanbod in gevaar: terug naar de stamppot

Door de stikstofcrisis staat de positie van Nederland als voedselproducent ter discussie. Politici en media wijzen op de omvangrijke export van agrarische producten door ons land. Echter, voor veel voedingsmiddelen is Nederland afhankelijk van het buitenland. Als we zelfvoorzienend willen zijn, zouden we ons maar nipt kunnen redden. Dit heeft grote gevolgen voor het eten op ons bord. Het menu zal karig zijn, voedselverspilling is uit den boze en er is geen eten meer voor onze huisdieren.

Veel meer landbouwgrond nodig dan beschikbaar

De huidige Nederlandse voedselconsumptie vraagt een landbouwareaal van ca. 3,3 miljoen hectare, terwijl er maar 1,8 miljoen beschikbaar is. Voedselimport is dus noodzakelijk. Veel voedingsmiddelen komen uit het buitenland, denk aan: rijst, veel fruit, wijn, pasta, groenten, tarwe voor brood, cacao en nog veel. Rekenen we de grondbehoefte voor hout, papier, biobrandstof en kleding mee, dan is het totale landgebruik van Nederland 10,4 miljoen hectare. Dat is 3 keer de oppervlakte van ons land (Vork, 2020).

Crisisdraaiboek Voedsel

Als een crisis uitbreekt waardoor de grenzen sluiten, moet Nederland het eigen voedsel produceren. In 2013 heeft WUR onderzocht of we in staat zijn 17 miljoen mensen te voeden. Mede op basis van dit rapport is het Beleidsdraaiboek Crisisbeheersing Nationale Voedselvoorziening aangepast.

De onderzoekers berekenden de behoefte aan landbouwgrond in verschillende scenario’s. Eén met een minimaal menu (2.040 kcal,) een menu dat met de huidige consumptiepatronen overeenkomt (2.232 kcal) en een menu dat gebaseerd is op de Richtlijnen Goede Voeding van de Gezondheidsraad (2.416 kcal).

In ieder van deze menu-scenario’s werd ook het effect berekend, bij al dan niet beschikbaar zijn van kunstmest en bestrijdingsmiddelen. In die scenario’s werd met biologische opbrengsten gerekend.

Niet alle grond is voor alle gewassen geschikt. In alle scenario’s blijft de grond in veenweidegebieden grasland, blijven de kassen staan en de fruitbomen behouden.

Voedselverspilling uit den boze

De verschillende scenario’s leverden verschillende uitkomsten op aan grondbehoefte. In alle scenario’s blijkt Nederland in staat is om zichzelf te voeden. Zelfs als er geen kunstmest of bestrijdingsmiddelen meer beschikbaar zijn. Echter, belangrijke voorwaarde is dan wel dat er geen voedsel wordt verspild. Nu wordt die verspilling geschat op zo’n 20%.

In de scenario’s zonder kunstmest en bestrijdingsmiddelen is alle grond nodig voor de productie van voedsel voor mensen.  Als deze middelen wel beschikbaar zijn, is slechts de helft van de grond nodig.

Sinds het verschijnen van het rapport is het landbouwareaal met ca. 3% afgenomen en is de bevolking met 3% gegroeid. Daarmee bereiken we de grenzen van de zelfvoorzieningsgraad.

Zonder kunstmest geen huisdieren

Leenstra en Vellinga berekenden de grondbehoefte voor de voeding van honden, katten en paarden. Zij berekenden dat de voerproductie van deze dieren 820.000 ha land vraagt. In het scenario Goede Voeding zonder kunstmest is maximaal 180.000 ha beschikbaar voor productie van niet-humaan voedsel. In dit scenario is er vrijwel geen voeding voor honden, katten en paarden beschikbaar.

Terug naar de stamppot

De beschikbare hoeveelheid voedingsmiddelen in het Goede Voeding scenario is weergegeven in het kader. Het is een koolhydratenrijk en vetarm dieet. Voldoende om aan alle minimale behoeften van voedingstoffen te voorzien. Het is een ouderwetse samenstelling. Aardappelen, brood, groenten en alleen vlees op zon- en feestdagen.  Varkensvlees en geïmporteerde voedingsmiddelen staan niet meer op het menu.

De Nederlandse agrarische productie kan in geval van nood de eigen bevolking voeden. Het vergt wel aanpassingen. Het eten is minder luxe. De kliekjesdag zal normaal moeten zijn en voor honden, katten en paarden is er geen voer meer.

Voedingsmiddelbeschikbaar (in gram/dag)
Brood231
Aardappelen450
Koolzaadolie6
Suiker118
Peulvruchten120
Vollegrondsgroenten256
Kasgroenten80
Fruit70
Melk (drinkmelk; bereiding kaas, boter)759
Rundvlees28
Schapenvlees2
Kip46
Ei54
Tabel. Beschikbare hoeveelheid voedingsmiddelen in het Goede Voeding scenario (in gram/dag)

Geraadpleegde publicaties

  • Richtlijnen Goede Voeding van de Gezondheidsraad
  • www.vork.org/nieuws/nederland-heeft-te-weinig-landbouwgrond-om-eigen-bevolking-te-voeden/
  • www.wur.nl/nl/project/Kan-de-Nederlandse-landbouw-17-miljoen-Nederlanders-voeden.htm
  • Voedselvoorziening in Nederland onder buitengewone crisisomstandigheden Terluin, I.J., B.M. Kamphuis, D.A. Oudendag en M.G.A. van Leeuwen LEI-rapport 2013-012 ISBN/EAN: 978-90-8615-621-4
  • opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/80780ned/table?ts=1656616607885
  • Leenstra, F. en T. Vellinga, 2011. Indicatie van de ecologische foot print van gezelschapsdieren Eerste verkenning, toegespitst op katten, honden en paarden in Nederland WUR rapport 509

Foto: Shutterstock.

Deel via:

Natuur- en milieuorganisaties zetten overheid naar hun hand

Meerdere WOO-verzoeken tonen hoe natuur- en milieuorganisaties overheden naar hun hand zetten. Onlangs ontving Agrifacts enkele duizenden pagina’s aan WOO-documenten van Provincie Drenthe. Die laten zien hoe drie natuurorganisaties te werk gaan. De vergunning voor de bouw van 2.500 woningen wordt aangevochten, de provincie kiest eieren voor haar geld en stemt in met het eisenpakket van het drietal. De procedure wordt gestaakt.

Wat is er gebeurd? Gemeente Assen en Provincie Drenthe willen een nieuwe woonwijk met 2.500 huizen realiseren. Drie natuurorganisaties startten een juridische procedure om dit plan tegen te houden. Het gaat om Vogelbescherming Nederland, Natuur en Milieufederatie Drenthe en Natuurmonumenten. Broedvogels van het iets verderop gelegen N2000-gebied Fochteloërveen zouden het gebied gebruiken voor het zoeken van voedsel en als rust- en slaapplaats. Ook zou de stikstofberekening niet kloppen.

Gemeente Assen en Provincie Drenthe zagen een spoedige realisatie van de woonwijk stranden in een langlopende procedure, met in het ergste geval een streep door de vergunning bij de rechtbank. Beide overheden besloten tot een ‘minnelijk traject’ met de drie natuurorganisaties. Het kwam tot een deal. De natuurorganisaties zijn bereid hun procedure tegen de woonwijk te staken, in ruil voor een onderzoek met plan van aanpak.

Onderzoek begeleid door natuurorganisaties

De natuurorganisaties eisten dat er onderzoek zou komen naar maatregelen die nodig zijn om de instandhoudingsdoelen voor een aantal soorten te realiseren. Het gaat om enkele soorten zwanen, ganzen, eenden en de kraanvogel. Ook werd geëist dat de maatregelen die uit het onderzoek zouden komen, worden omgezet in een plan van aanpak van de provincie. Alleen dan was het drietal bereid de procedure tegen de komst van de nieuwe woonwijk in te trekken.

Provincie en gemeente gingen mee in de eis van de drie natuurorganisaties. Het gewenste onderzoek werd ingezet. En meer dan dat, de drie natuurorganisaties kregen volop inspraak. “Wij benadrukken dat er voor een onderzoeksbureau wordt gekozen waar alle partijen vertrouwen in hebben”, verlangt Vogelbescherming. Zo geschiedde. Het werd bureau Altenburg & Wymenga, waar ook de andere partijen zich goed in konden vinden. De natuurorganisaties praatten vervolgens mee over opdracht en offerte, onderzoek en rapport.

Maatregelenpakket en plan van aanpak

Het onderzoek komt tot het volgende maatregelenpakket:

  1. Afsluiten van wegen en paden voor publiek;
  2. Aanleg van struweel en boswal;
  3. Instellen fourageergebied voor ganzen en andere vogels op boerenland;
  4. Stoppen van de jacht;
  5. Boeren moeten oogstresten laten liggen voor de ganzen en andere vogels;
  6. Boeren moeten grasland en bollenvelden/sierteelt omzetten naar bouwland.

Of de natuurorganisaties de nieuwe woonwijk voortaan met rust zullen laten, is nog de vraag. Het plan van aanpak is er nog niet. Dat wordt onderdeel van het gebiedsproces, zo is te lezen in de stukken.

Foto: Fochteloërveen. Shutterstock, Agami Photo Agency.

Op basis van WOB-verzoeken verschenen eerder:

Deel via:

Onhaalbare norm belangrijke reden slechte stikstoftoestand oppervlaktewater

Vorig jaar kregen 21 wateren de beoordeling ‘slecht’ voor de stikstoftoestand. Er was hier sprake van een forse overschrijding van de stikstofnorm. De beoordelingen werden gedaan vanwege de Europese Kaderrichtlijn Water. Onder de grote normoverschrijders waren opvallend veel recreatieplassen. De redactie van Agrifacts ging op zoek naar de oorzaak van de normoverschrijdingen en stuitte in nogal wat gevallen op een onhaalbare norm.

‘Met de aanhoudende slechte waterkwaliteit in Nederland is een crisis in de maak die vergelijkbaar is met de huidige rond stikstof’, volgens sommige politici en media. De Europese Kaderrichtlijn Water eist ecologisch gezond water. Daarom zijn er onder meer limieten gesteld aan de hoeveelheid stikstof in het water. Afgelopen jaar scoorden 21 KRW-wateren de beoordeling ‘slecht’ voor de stikstoftoestand. Om welke locaties gaat het? En wat is de oorzaak van de forse normoverschrijding?

Afbeelding. Onder de 21 KRW-wateren met een slechte stikstoftoestand bevinden zich opvallend veel recreatieplassen. (Voor legenda: zie artikel).

Slechte stikstoftoestand recreatieplassen

Op ongeveer de helft van de 21 meetpunten met een slechte stikstoftoestand is sprake van een conflicterende normstelling. Het water legt een weg af door verschillende waterlichamen, waarbij de norm per waterlichaam verspringt. Zo zijn er nogal wat plassen met een norm van maximaal 0,9 mg N/l, die water aangevoerd krijgen vanuit een rivier of kanaal met een norm van 2-3 mg N/l. De norm van 0,9 mg N/l is daardoor onhaalbaar. Onder de meetpunten met een hoge normoverschrijding ook relatief veel grensmeetpunten. Het buitenlandse water bevat meer stikstof dan de Nederlandse norm op het grensmeetpunt.

Er zit ook een aantal vogelplassen onder de KRW-wateren met een hoge normoverschrijding voor stikstof. “Op de plek waar wij meten zit nu een aalscholverkolonie”, meldt een van de waterschappen. Sommige waterschappen corrigeren wel voor natuurlijke invloed van vogels, andere niet.

Bekijk of download hieronder het artikel.

Deel via:

Stikstofkaart minister Van der Wal rammelt

De kaart die als onderbouwing dient voor het stikstofbeleid van het kabinet bevat grote fouten. Zo staan er tienduizenden hectares bufferzone ingetekend rondom natuurgebieden die niet stikstofgevoelig zijn. Ook zijn er bufferzones aangebracht rondom plekken waar de stikstofdoelen al gehaald zijn en waar maatregelen dus overbodig zijn en niets bijdragen.

Dit blijkt uit onderzoek van de onderzoeksredactie van de Stichting Agrifacts (Staf). De onderzoeksjournalisten checkten de stikstofkaart die minister Van der Wal (Natuur en Stikstof) naar buiten heeft gebracht en die de basis vormt voor de majeure ingrepen die de boerenstand te wachten staat omdat in die gebieden de stikstofuitstoot met 70 procent naar beneden moet.

Ook leidt het voornemen van het kabinet om rondom alle stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden een generieke bufferzone van een kilometer breed aan te wijzen, er in de praktijk toe dat Nederland in een pennenstreek dubbel zoveel natuurgebied rijker is.

‘Het generiek intekenen van bufferzones leidt tot bizarre excessen’, stelt Geesje Rotgers, de onderzoeksjournalist die namens Staf het plan tegen het licht hield. ‘Zo wordt het natuurgebied Lieftinghsbroek in Groningen in een klap tien keer zo groot. Rondom het gebied van 20 hectare komt een nagenoeg ‘boervrije’ buffer met een totale oppervlakte van 200 hectare.’

Om het IJsselmeer, een van de grootste Natura 2000-gebieden, ligt een beschermingsstrook ingetekend van in totaal zo’n 28.000 hectare. Het IJsselmeer is niet stikstofgevoelig, behoudens een miniem snippertje van 3,84 hectare nabij de Friese kust. Volgens het RIVM is het stikstofdoel voor het IJsselmeer gehaald. Van de beschermingszone wordt dan ook geen effect berekend. Voor het Veerse Meer en Haringvliet is er zelfs geen miniem snippertje stikstofgevoelige natuur, toch ook hier een beschermingsstrook van vele hectares. Zuid-Limburg wordt als het aan het kabinet ligt in een pennenstreek ‘boervrij’ verklaard, omdat als gevolg van het ruimhartig invullen van bufferzones dit deel van het land in een klap in zijn geheel tot natuurgebied wordt verklaard.

En in Drenthe, met veel middelgrote natuurgebieden, is het areaal beschermingsstrook net zo groot als het natuurgebied zelf. In feite wordt de hoeveelheid natuur hier verdubbeld.

Veel bufferstroken zonder effectiviteit

Staf berekende dat in totaal zo’n 200.000 hectare land wordt aangewezen als bufferstrook. Ongeveer 64.000 hectare daarvan, is of niet stikstofgevoelig of de stikstofdoelen zijn al gehaald. De beschermingszones leveren hier dus geen bijdrage aan de stikstofdoelen. Dit wordt bevestigd door de doorrekening van het RIVM. Het te verwachten effect wordt begroot op ‘ 0% ‘ (Bron: Toelichting bij richtinggevende emissiedoelstellingen per gebied). Het effect van nog eens 44.000 hectare bufferstrook is minimaal (berekende effecten van 1 – 5%).

Zuiverend effect bufferstroken niet meegerekend

Goed ingerichte bufferstroken kunnen het inwaaien van stikstof in het gebied (deels) verhinderen. Het College van Rijksadviseurs adviseerde de minister van LNV om deze reden bufferzones aan te leggen rondom Natura 2000 gebieden (Bron: Landschap versterken met bomen en bos). Het is opmerkelijk dat minister Van der Wal het advies heeft overgenomen van dit College, en op grote schaal bufferstroken liet intekenen, maar het effect van deze stroken in haar berekeningen achterwege laat.

Niet gekeken naar effectiviteit maatregelen

Het RIVM rekende de stikstofkaart door, zoals die door het ministerie van LNV was vervaardigd. RIVM stelt in haar rapport dat is uitgegaan van de keuzes van de minister. De minister wil beschermingszones van een kilometer breed om de natuurgebieden, met uitzondering van enkele gebieden, zoals Biesbosch en Rijntakken. RIVM is gevraagd of met de keuzes van de minister, de landelijke stikstofdoelen worden gehaald. Dat blijkt het geval. RIVM stelt nadrukkelijk niet te hebben gekeken naar de maatregelen en de effectiviteit daarvan. Juist op deze punten rammelt de stikstofbrief van de minister dan ook sterk.

Bijlage. Lijst N2000-gebieden met: oppervlakte natuur, geschat oppervlakte bufferstrook, effectiviteit gebiedsmaatregelen. Download de lijst hieronder.

Deel via:

Stikstof die als N2 naar lucht verdween, toch meegeteld als ‘bodemoverschot’

CBS en Kringloopwijzer berekenen grotere stikstofoverschotten in de bodem dan er werkelijk zijn. Dit komt omdat zij in hun berekeningen geen rekening houden met denitrificatie in de bodem. Hierbij verdwijnt stikstof als onschadelijk stikstofgas (N2) naar de lucht. De buitenlucht bestaat voor 78% uit N2-gas. De hoeveelheid stikstof die door denitrificatie verdwijnt, is met name bij nattere bodems substantieel. Dit geldt voor landbouw- en natuurgronden.

Uit onderzoek blijkt dat er uit niet bemeste gronden (zoals natuurgronden) wel 6 tot 35 kg stikstof per hectare per jaar kan verdwijnen in de vorm van N2. De hoogste verliezen werden gevonden bij nattere gronden. Bij bodems die bemest worden, verdwijnt meer stikstof in de vorm van N2. Bij een bemesting van 175 kg N/ha gaat het om 16 tot 40 kg N.

Verdwenen stikstof als ‘bodemoverschot’ meegeteld

Stikstof die door denitrificatie verdwijnt, wordt tot op heden niet meegeteld in stikstofberekeningen. Dat komt omdat er discussie is over de meetmethode. Er zijn namelijk twee methoden, die verschillende uitkomsten geven. Deze post wordt nu meegeteld als ‘bodemoverschot’ (CBS en Kringloopwijzer). Dit is een onjuiste gang van zaken. Een ‘bodemoverschot’ betekent dat de stikstof nog beschikbaar is voor plantengroei, of risico loopt op uitspoeling naar het grond- of oppervlaktewater. Terwijl dit in werkelijkheid niet het geval is, deze stikstof is verdwenen als N2 naar de lucht.

Reactie CBS en Wageningen UR

CBS en WUR bevestigen dat stikstof die in de vorm van N2 verdwijnt, niet wordt meegeteld in berekeningen. “Het is niet bekend waar het N-overschot (verschil tussen aan- en afvoer) blijft. Daarom is besloten hier niet verder aan te rekenen, maar het onder overschot, oftewel verliezen naar de bodem, te laten vallen”, aldus het CBS. In Nederland worden geen studies uitgevoerd waarin denitrificatieverliezen door metingen worden gekwantificeerd, stelt ook Wageningen UR. Om die reden worden deze niet meegenomen in berekeningen.

Download hier het artikel in STAF, maart 2022.

Deel via:

Gegevens biodiversiteit volop verzameld, maar nauwelijks gebruikt voor stikstofbeleid

Eind vorig jaar nam een groep boeren bij N2000-gebied Mantingerzand (Dr) contact op met STAF. Zij wilden weten wat een kleine dertig jaar aan natuurontwikkeling heeft opgeleverd. Zowel provincie als natuurorganisatie hadden deze vraag niet kunnen beantwoorden. STAF ging op zoek naar een antwoord.

In het verleden waren enkele boeren naast het natuurgebied gestopt om plaats te maken voor natuur. Ook is het gebied flink op de schop gegaan en nog altijd worden er maatregelen doorgevoerd. Wat is daarvan het effect op de biodiversiteit oftewel de natuurkwaliteit? Zijn de doelen van de natuurwetgeving in zicht?

Rekenmodel gaat boven veldgegevens

Voor het inschatten van de natuurkwaliteit wordt gebruik gemaakt van stikstofmodel Aerius. Dit model berekent nog altijd een matige tot sterke overbelasting met stikstof, wat schade oplevert aan de biodiversiteit. Klopt die rekenuitkomst met de werkelijkheid in het veld? STAF stuit erop dat voor Mantingerzand gigantisch veel gegevens worden verzameld over de biodiversiteit. Echter, daar wordt weinig mee gedaan. Die gegevens zijn op de eerste plaats niet publiekelijk. Op de tweede plaats worden deze niet op gebiedsniveau geanalyseerd en geëvalueerd.

STAF krijgt een grote hoeveelheid gegevens en analyseert deze. Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat het aantal soorten vogels in Mantingerzand in de afgelopen 30 jaar is verdubbeld. Het aantal vlinders en libellen bleef er stabiel.

Alleen verzamelen, niet evalueren

Vorig jaar was er een vergelijkbare constatering in Korenburgerveen (Gelderland). Voor dit gebied bleek een grote hoeveelheid ecologische gegevens beschikbaar. Ook deze bleken niet te worden gebruikt voor evaluatie van de natuurontwikkeling en -kwaliteit. Boerenorganisatie LTO liet deze gegevens toen zelf evalueren door een ecoloog. Deze constateerde dat de natuur zich beter ontwikkelde, dan men op basis van de modelberekeningen had verwacht (zie artikel).

Het artikel in STAF kan hier worden gedownload:

(foto: Shutterstock)

Deel via:

UTwente zwijgt over enorm aandeel vegetariërs (21%) in burgeronderzoek ‘zoönosen en veehouderij’

Persbericht over zoönosen en veehouderij blijkt tóch gekleurd

Er is nogal wat mis met het persbericht over zoönosen van Universiteit Twente van 8 januari vorig jaar. STAF kaartte destijds de kwestie aan bij de universiteit, die aanvankelijk van niets wilde weten. Na een officiële klacht van drie boerenorganisaties kwam er een uitspraak van het College van Bestuur, op basis van een grondige analyse van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit: hier is sprake van bedenkelijk gedrag. Enerzijds vanwege het gebrek aan transparantie over het onderliggende onderzoek, anderzijds vanwege het niet eerlijk communiceren naar het brede publiek.

De kwestie kreeg onlangs een vervolg. Een jaar na het persbericht verschijnt alsnog de bijbehorende wetenschappelijke publicatie. Die blijkt qua inhoud en conclusies niet overeen te stemmen met het persbericht. STAF zet de feiten op een rij en neemt contact op met de universiteit. Deze is niet van plan het persbericht aan te passen. 

Saillant detail is, dat de in het persbericht genoemde onderzoeker voor de gemeente Hengelo actief lid is van de Partij voor de Dieren. Die partij trad ten tijde van het verschijnen van het persbericht – op weg naar de verkiezingen – actief in de media op over intensieve veehouderij en zoönosen.

Persbericht verschijnt jaar eerder dan artikel

In januari 2021 bracht Universiteit Twente een persbericht uit: ‘Meer risico op zoönose in Nederland dan we denken’. Wetenschappers van de vakgroep Psychologie van Risico, Conflict en Veiligheid van de Universiteit Twente luiden hierin de noodklok. Volgens hen zijn Nederlanders zich niet voldoende bewust van het risico op het ontstaan van zoönosen in de intensieve veehouderij. STAF wilde destijds het onderliggende onderzoek checken, maar dat was niet beschikbaar (zie artikel STAF, februari 2021). De universiteit kon haar beweringen in het persbericht niet hard maken. Drie boerenorganisaties dienden daarop een klacht in bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de universiteit. Deze oordeelde, mede op advies van het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit, dat hier sprake is van ‘bedenkelijk gedrag’.

Een jaar later, in januari 2022, verschijnt alsnog het wetenschappelijke artikel. Deze heeft geen deel uitgemaakt van de beoordeling door de Commissie Wetenschappelijke Integriteit. Er is dus niet getoetst of het artikel overeenstemt met het veel eerder verschenen persbericht.

Reactie Universiteit Twente

Universiteit Twente geeft aan waarom het zo lang heeft geduurd, voor de publicatie er was: “We hebben de kritiekpunten van STAF destijds geadresseerd door nog een studie uit te voeren die representatief is voor de Nederlandse bevolking.”

Voor Universiteit Twente is de kous nu af. “De resultaten van het onderzoek blijven ook na aanpassing van de steekproef overeind, evenals het persbericht.” Universiteit Twente is geenszins van plan nog een naschrift toe te voegen aan het persbericht. Ook wil zij geen link toevoegen naar de uiteindelijke publicatie.

Persbericht en artikel komen niet overeen

STAF legt het persbericht naast het wetenschappelijke artikel en komt tot een aantal substantiële verschillen.

  1. Universiteit Twente baseerde haar persbericht op een onderzoek onder 167 mensen, voornamelijk vrouwen en jongeren (persberichtgroep). De uiteindelijke publicatie is gebaseerd op een groep van 1.009 personen (publicatiegroep). In de persberichtgroep is 21% vegetarisch – dit wordt verzwegen. In de publicatiegroep is dat 7%. (Volgens de Vegetariërsbond eet 5% van de Nederlanders geen vlees).
  2. STAF toetst de antwoorden die beide groepen hebben gegeven. De onderzoekers lichtten de deelnemers eerst voor over de relatie tussen intensieve veehouderij en zoönosen. Daarin werd een verband geschetst met het eten van vlees. Vervolgens kregen de deelnemers vragen voorgelegd. In de persberichtgroep (hoog aandeel vegetariërs) wordt beduidend meer stelling genomen tegen de intensieve veehouderij en vleesconsumptie. Zo is 56% het er (helemaal) mee eens als de intensieve veehouderij zou worden uitgebannen, tegenover 27% in de publicatiegroep (zie figuur). In de persberichtgroep kiest 90% voor minder of geen vlees, als dat zou helpen tegen zoönosen. In de publicatiegroep is dat 63%.
  3. In het persbericht wordt de noodklok geluid omdat Nederlanders zich niet voldoende bewust zouden zijn van het risico op ontstaan van zoönosen in de intensieve veehouderij. In de publicatie wordt geen noodklok geluid. De publicatie vermeldt dat Nederlanders zich juist wel bewust zijn van het risico.
Figuur: De persbericht-groep (167 personen – 21% vegetariërs) neemt beduidend meer stelling tegen de mondiale intensieve veehouderij dan de publicatiegroep (1009 personen – 7% vegetariërs).

Conclusie

De woordvoerder van Universiteit Twente laat weten dat het College van Bestuur van de universiteit geen kritiek had op het wetenschappelijke onderzoek, alleen op het persbericht. STAF constateert dat het wetenschappelijke onderzoek niet overeenstemt met het eerder uitgebrachte persbericht. STAF vraagt Universiteit Twente dit alsnog te vermelden bij het persbericht op haar website.

Deel via:

Kritische depositiewaarden niet geschikt voor beschermen natuur

De betrouwbaarheid van de kritische depositiewaarden voor stikstof (KDW) is onder de maat. De KDW zijn in de praktijk ongeschikt als instrument om de natuur in Nederland mee te beschermen. Dat blijkt uit onderzoek van Matt Briggs en Jaap Hanekamp. Zij onderzochten hoe de KDW tot stand zijn gekomen en hoe betrouwbaar deze zijn. Sommige KDW zijn gebaseerd op potproeven in kassen, andere op expertoordelen zonder verder onderzoek. Praktijkonderzoek heeft zelden plaatsgevonden. Briggs en Hanekamp publiceerden hun studie in het wetenschappelijke tijdschrift Dose Response.[1]

Het Nederlandse stikstofbeleid leunt zwaar op de KDW; deze geven aan vanaf welke hoeveelheid stikstof de natuur risico loopt op schade. Briggs en Hanekamp wilden weten hoe de KDW tot stand zijn gekomen. En of de KDW een goede maat zijn voor de hoeveelheid stikstof die risico geeft op natuurschade.

KDW hoogst onzeker

Sommige KDW vonden hun basis in bloempotten in kassen. De uitkomsten werden vervolgens geëxtrapoleerd naar regio’s of het hele land. “Je kunt niet stellig beweren dat wat je meet in een bloempot van 10×10 cm, ook geldt voor natuur in heel Nederland”, schrijven de onderzoekers in Dose Response. Dan zijn er de vele oordelen van deskundigen, die nooit nader werden onderzocht. Als je uitgaat van een inschatting van een deskundige, zul je daarna altijd moeten toetsen of het klopt. Juist bij het beschermen van natuur wil je zeker weten of een inschatting in de praktijk ook echt zo uitpakt. Anders neem je mogelijk verstrekkende maatregelen zonder dat je weet of die wel nodig zijn.

In andere studies werden de verschillen die werden gevonden tussen planten, zonder meer toegeschreven aan stikstof. Terwijl een andere oorzaak soms meer voor de hand lag; correlaties werden opgetekend als causale verbanden. Zo werd bijvoorbeeld de afname van duinnatuur verder landinwaarts toegeschreven aan hogere stikstofconcentraties. Terwijl afwezigheid van landduinen meer de oorzaak lijkt van de afnemende duinvegetatie.

Briggs en Hanekamp constateren niet alleen gebrek aan uniformiteit, maar ook gebrek aan onderbouwing.

Nederland koos KDW om mee te sturen op natuurdoelen

Het kabinet zet in haar natuurbeleid stevig in op het halen van de KDW, om zo de natuurkwaliteit te verbeteren. In 2025 moet tenminste voor 40% van de natuur de kritische depositiewaarde niet meer worden overschreden. In 2030 moet dat 74% zijn. Het kabinet trekt 25 miljard euro uit voor het halen van dit doel.

Het onderzoek van Briggs en Hanekamp laat zien dat de KDW dermate onbetrouwbaar zijn, dat deze ongeschikt zijn om mee te sturen op natuurdoelen. Het PBL kwam afgelopen zomer tot een soortgelijke conclusie. Het PBL toonde aan dat er in de Nederlandse natuurgebieden nagenoeg geen verband is tussen KDW, stikstofdepositie en natuurkwaliteit.[2]

De onderzoekers concluderen dat de KDW niet bruikbaar zijn voor het natuurbeleid. De KDW moeten veel beter worden onderzocht op basis van veldonderzoek en metingen. Briggs en Hanekamp doen hiervoor in hun publicatie een aantal aanbevelingen. 

Lees ook de blog van Jaap Hanekamp: KDW – weg er mee?!


[1] https://journals.sagepub.com/doi/full/10.1177/15593258221075513

[2] https://debatgemist.tweedekamer.nl/debatten/planbureau-voor-de-leefomgeving-over-policybrief-uitweg-uit-de-stikstofcrisis?s=08

Deel via:

Prof. Bas Bloem nuanceert uitspraak over melk en Parkinson

“Verhoogde kans op ziekte van Parkinson door levenslang gebruik melkproducten”, kopte het AD vorig jaar. De krant citeerde uit het college van Bas Bloem, neuroloog bij RadboudUMC. Tijdens het interview met STAF nuanceert Bloem zijn uitspraak over melk en Parkinson.

“Het verhaal is tijdens het college onvoldoende uit de verf gekomen, zeker waar het de Nederlandse situatie betreft”, geeft Bloem toe. De studies die een verband aantonen tussen Parkinson en melkconsumptie betreffen buitenlandse studies, van melkconsumpties langer geleden. Of de buitenlandse studies ook opgaan voor de streng gecontroleerde Nederlandse melk, dat is onzeker.

Download hier het artikel:

Deel via: