<span class="vcard"><a class="url fn n" href="https://stichtingagrifacts.nl/author/pietvdaar/" title="Piet van der Aar" rel="me">Piet van der Aar</a></span>
In juli trok Waterschap Zuiderzeeland (Flevoland) aan de bel. De PFOS-waarden in een sloot bij Lelystad bleken 538 keer hoger dan de toegestane norm. De GGD adviseerde boeren om dit water niet te gebruiken voor beregening, aangezien PFOS schadelijk kan zijn voor de gezondheid. De agrariërs in de belendende percelen trokken het GGD-advies in twijfel.
De norm voor PFOS in kraanwater is soepeler dan die in oppervlaktewater. Jacob de Boer, emeritus hoogleraar Milieuchemie en Toxicologie, legde bij Omroep Flevoland uit dat de norm voor PFOS in kraanwater 4,4 nanogram per liter is, terwijl de norm voor oppervlaktewater slechts 0,65 nanogram per liter bedraagt. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat stelt deze waterkwaliteitsnormen vast. Toen de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) in 2020 nieuwe normen voor de maximale wekelijkse inname van PFAS bepaalde, werd het RIVM gevraagd deze om te zetten naar waternormen. PFOS is een van de componenten van PFAS. Op basis van berekeningen, en met name de overdrachtsfactor van water naar vis, adviseerde het RIVM de norm voor oppervlaktewater op 0,65 nanogram per liter te stellen. Dan zou een volwassen man van 70 kg zonder gezondheidsrisico iedere dag 115 gram vis uit dat water kunnen eten. Vraag is of deze norm wel op de juiste uitgangspunten is gebaseerd. Het is onwaarschijnlijk dat er Nederlanders zijn die iedere dag vis uit boerensloten en tochten eten. Een Finse onderzoeksgroep pleitte in een recent wetenschappelijk artikel voor meer flexibiliteit in PFAS- en PFOS-normen, waarbij rekening wordt gehouden met regionale voedselconsumptiepatronen. Dit is ook voor de Nederlandse situatie relevant. Het is veel realistischer voor sloten in het landelijk gebied een norm te stellen op basis van frequente beregening van consumptiegewassen of melkvee dat slootwater kan drinken. Dan zijn adviezen om niet te beregenen onderbouwd. Het is waarschijnlijk dat de normen dan ook hoger zullen zijn dan die van drinkwater.
Deze opinie verscheen in het STAF-blad van september 2024.
Op dinsdag 25 juni werden in het radioprogramma Op1 (rubriek Feit of Fictie) vier uitspraken over soja van Jean Rummenie, beoogd staatssecretaris voor Landbouw, beoordeeld. Rummenie deed zijn uitspraken een dag eerder tijdens de hoorzitting in de Tweede Kamer. Ten onrechte werden de vier uitspraken als fictie beoordeeld door Op1.
We checkten de beoordelingen van de vier uitspraken van de Factchecker van Op1.
Uitspraak 1: “Nederland importeert 0,5 % van de wereld sojaproductie”
Deze uitspraak klopt inderdaad niet. De import is ongeveer 1,5 % , zoals de onderzoeker van het CBS, mevrouw Jaarsma, in de radio-uitzending vertelde. In de beoordeling door Op1 werd echter niet meegenomen dat volgens haar daarvan ook weer 83 % werd geëxporteerd. Nederland gebruikt voor de veehouderij per jaar ongeveer 1,75 miljoen ton soja. Dat is zelfs minder dan 0,5 % van de wereldproductie. Als Rummenie had gezegd dat Nederland 0,5 % van de sojaproductie verbruikt, had de uitspraak geklopt. Het verschil tussen feit en fictie is maar één woord.
Uitspraak 2: “60% van de wereldproductie van soja gaat naar China”
Diverse deskundigen bevestigden dat deze uitspraak klopt. Er werden anderen opgevoerd die deze uitspraak nuanceerden. De wereldproductie stijgt en de Nederlandse import is ook gestegen. Maar ook de export is in die periode gestegen. Het verbruik in Nederlandse diervoeders is licht afgenomen.
Uitspraak 3: “Het melkvee gebruikt in de voeding een minieme hoeveelheid soja”
Twee deskundigen antwoordden dat dit klopt. Het ruwvoer is het grootste deel van het rantsoen. Een deel van het krachtvoer bevat soja. Wat er niet bij verteld werd, is dat juist door het hoge eiwitgehalte van het gras de eiwitgehalten van het krachtvoer relatief laag zijn en er daardoor minder soja in zit. De meeste soja die wordt geïmporteerd gaat naar varkens en pluimvee.
Ook deze uitspraak klopt. De certificatie houdt in dat voor de productie van deze soja geen bossen zijn gekapt. Het is geen garantie dat alle soja die door de Nederlandse veehouderij wordt gevoerd ook daadwerkelijk niet van ontbost gebied afkomstig is. Daarvoor zijn de logistieke processen te gecompliceerd. Dat geldt voor alle certificatiesystemen. Bedrijven kunnen bijvoorbeeld hun carbon footprint verbeteren door certificaten te kopen via het Fair Climate Fund. Het bedrijf verlaagt dan zelf niet zijn CO2 uitstoot maar zorgt ervoor dat dat elders op de wereld wel gebeurt. Zo werkt het voor soja ook.
Conclusie: Factchecker Op1 weegt informatie niet objectief
Drie van de vier uitspraken van Rummenie kloppen. De nuancering die mevrouw Jaarsma aanbracht over de export werd schijnbaar niet begrepen door de facktchecker van Op1. De nuanceringen die werden aangevoerd bij de uitspraken van Rummenie die juist waren, werden zwaar meegewogen. De uitspraak van de factchecker van Op1, dat het fictie is, werd zwaar beïnvloed door het filter waardoor hij informatie weegt. Voor een factchecker is dat een doodzonde.
In de publieke opinie is de productie van veevoer de belangrijkste reden voor het kappen van regenwoud. De toenemende welvaart en daardoor grotere consumptie van dierlijke eiwitten draagt daar zeker aan bij. In die discussie wordt de oppervlakte landbouwgrond om onze gezelschapsdieren van voedsel te voorzien, onterecht genegeerd.
In de discussie over landgebruik voor diervoeders worden gezelschapsdieren vaak niet genoemd. De Wageningse onderzoekers Leenstra en Vellinga berekenden hoeveel land nodig is voor de voeding van honden, katten en paarden in Nederland. De hoeveelheid voer is afhankelijk van het ras, het gewicht en de leeftijd van de dieren. Honden, maar vooral katten hebben een hoge eiwitbehoefte. Hun voer bestaat voor een belangrijk deel uit dierlijke eiwitten. Daardoor hebben deze dieren ondanks hun lage gewicht een relatief hoge landbehoefte. Paarden daarentegen kunnen volstaan met een volledig plantaardig rantsoen.
De onderzoekers berekenden een landbehoefte voor een kat van ca. 1.000 m2, voor een hond gemiddeld 2.000 m2 en voor een paard 3.400 m2. Het aantal huisdieren in Nederland wordt in 2023 geschat op 3,1 miljoen katten, 1,8 miljoen honden en 450 duizend paarden. Voor deze diercategorieën is in totaal zo’n 840.000 ha grond nodig voor hun voeding. Dat is bijna de helft van de oppervlakte van de agrarische grond in ons land.
Het artikel ‘Gezelschapsdieren eten niet van de lucht’ verscheen in het STAF-blad van juni 2024. Het artikel is hier te lezen (Foto: Shutterstock).
Op de VN-top over biodiversiteit in december 2022 is afgesproken dat 30 procent van al het land en water op aarde beschermd gebied moet zijn in 2030. De Europese Unie heeft deze afspraak overgenomen in haar Biodiversiteitsstrategie. Als Nederland aan dit akkoord wil voldoen, gaat dat ten koste van 150.000 hectare landbouwgrond en dit vraagt tot 2030 minimaal 16,7 miljard euro.
Hoeveel areaal natuur heeft Nederland? Per 2022 is door Nederland op zee de doelstelling van 30% beschermd gebied ruim gehaald. De Natura-2000 en de Kaderrichtlijn Marien-gebieden vormen samen ruim 32% van het zeeoppervlak. Voor land en binnenwateren is dat niet het geval. De WUR beschreef hoe de 30% norm bereikt kan worden. In 2021 was het aandeel wettelijk beschermde Natura 2000-gebieden circa 15% van het areaal land en binnenwateren (inclusief IJsselmeer). Met de Natuur Netwerk Nederlandgebieden (NNN) erbij, was dit aandeel bijna 25%. Na realisatie van het NNN in 2027 is in Nederland zo’n 26% van het oppervlak land en binnenwater beschermd natuurgebied. Er moet dan dus nog circa 4% van het land- en binnenwateroppervlak extra tot natuur worden ontwikkeld. Dat komt overeen met 150.000 ha.
Wat gaat dat kosten?
Tot 2030 zullen de extra kosten daarvoor conservatief geschat minimaal 16,7 miljard euro bedragen. Dat is jaarlijks meer dan een verdubbeling van de kosten die in 2020 voor natuur- en landschapsbeheer werden gemaakt. Als de extra kosten voor beheer, organisatie, overname van vastgoed en overige activiteiten worden meegerekend, komt het jaarlijkse bedrag veel hoger uit.
Lees het artikel ‘Kosten voor natuurbeheer gaan meer dan verdubbelen’ (STAF-editie september 2023) hier:
Door de stikstofcrisis staat de positie van Nederland als voedselproducent ter discussie. Politici en media wijzen op de omvangrijke export van agrarische producten door ons land. Echter, voor veel voedingsmiddelen is Nederland afhankelijk van het buitenland. Als we zelfvoorzienend willen zijn, zouden we ons maar nipt kunnen redden. Dit heeft grote gevolgen voor het eten op ons bord. Het menu zal karig zijn, voedselverspilling is uit den boze en er is geen eten meer voor onze huisdieren.
Veel meer landbouwgrond nodig dan beschikbaar
De huidige Nederlandse voedselconsumptie vraagt een landbouwareaal van ca. 3,3 miljoen hectare, terwijl er maar 1,8 miljoen beschikbaar is. Voedselimport is dus noodzakelijk. Veel voedingsmiddelen komen uit het buitenland, denk aan: rijst, veel fruit, wijn, pasta, groenten, tarwe voor brood, cacao en nog veel. Rekenen we de grondbehoefte voor hout, papier, biobrandstof en kleding mee, dan is het totale landgebruik van Nederland 10,4 miljoen hectare. Dat is 3 keer de oppervlakte van ons land (Vork, 2020).
Crisisdraaiboek Voedsel
Als een crisis uitbreekt waardoor de grenzen sluiten, moet Nederland het eigen voedsel produceren. In 2013 heeft WUR onderzocht of we in staat zijn 17 miljoen mensen te voeden. Mede op basis van dit rapport is het Beleidsdraaiboek Crisisbeheersing Nationale Voedselvoorziening aangepast.
De onderzoekers berekenden de behoefte aan landbouwgrond in verschillende scenario’s. Eén met een minimaal menu (2.040 kcal,) een menu dat met de huidige consumptiepatronen overeenkomt (2.232 kcal) en een menu dat gebaseerd is op de Richtlijnen Goede Voeding van de Gezondheidsraad (2.416 kcal).
In ieder van deze menu-scenario’s werd ook het effect berekend, bij al dan niet beschikbaar zijn van kunstmest en bestrijdingsmiddelen. In die scenario’s werd met biologische opbrengsten gerekend.
Niet alle grond is voor alle gewassen geschikt. In alle scenario’s blijft de grond in veenweidegebieden grasland, blijven de kassen staan en de fruitbomen behouden.
Voedselverspilling uit den boze
De verschillende scenario’s leverden verschillende uitkomsten op aan grondbehoefte. In alle scenario’s blijkt Nederland in staat is om zichzelf te voeden. Zelfs als er geen kunstmest of bestrijdingsmiddelen meer beschikbaar zijn. Echter, belangrijke voorwaarde is dan wel dat er geen voedsel wordt verspild. Nu wordt die verspilling geschat op zo’n 20%.
In de scenario’s zonder kunstmest en bestrijdingsmiddelen is alle grond nodig voor de productie van voedsel voor mensen. Als deze middelen wel beschikbaar zijn, is slechts de helft van de grond nodig.
Sinds het verschijnen van het rapport is het landbouwareaal met ca. 3% afgenomen en is de bevolking met 3% gegroeid. Daarmee bereiken we de grenzen van de zelfvoorzieningsgraad.
Zonder kunstmest geen huisdieren
Leenstra en Vellinga berekenden de grondbehoefte voor de voeding van honden, katten en paarden. Zij berekenden dat de voerproductie van deze dieren 820.000 ha land vraagt. In het scenario Goede Voeding zonder kunstmest is maximaal 180.000 ha beschikbaar voor productie van niet-humaan voedsel. In dit scenario is er vrijwel geen voeding voor honden, katten en paarden beschikbaar.
Terug naar de stamppot
De beschikbare hoeveelheid voedingsmiddelen in het Goede Voeding scenario is weergegeven in het kader. Het is een koolhydratenrijk en vetarm dieet. Voldoende om aan alle minimale behoeften van voedingstoffen te voorzien. Het is een ouderwetse samenstelling. Aardappelen, brood, groenten en alleen vlees op zon- en feestdagen. Varkensvlees en geïmporteerde voedingsmiddelen staan niet meer op het menu.
De Nederlandse agrarische productie kan in geval van nood de eigen bevolking voeden. Het vergt wel aanpassingen. Het eten is minder luxe. De kliekjesdag zal normaal moeten zijn en voor honden, katten en paarden is er geen voer meer.
Voedingsmiddel
beschikbaar (in gram/dag)
Brood
231
Aardappelen
450
Koolzaadolie
6
Suiker
118
Peulvruchten
120
Vollegrondsgroenten
256
Kasgroenten
80
Fruit
70
Melk (drinkmelk; bereiding kaas, boter)
759
Rundvlees
28
Schapenvlees
2
Kip
46
Ei
54
Tabel. Beschikbare hoeveelheid voedingsmiddelen in het Goede Voeding scenario (in gram/dag)
Voedselvoorziening in Nederland onder buitengewone crisisomstandigheden Terluin, I.J., B.M. Kamphuis, D.A. Oudendag en M.G.A. van Leeuwen LEI-rapport 2013-012 ISBN/EAN: 978-90-8615-621-4
Leenstra, F. en T. Vellinga, 2011. Indicatie van de ecologische foot print van gezelschapsdieren Eerste verkenning, toegespitst op katten, honden en paarden in Nederland WUR rapport 509
Foto: Shutterstock.
Deel via:
Beheer cookie toestemming
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een site of over verschillende sites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.