5 september: Expertmeeting Waterkwaliteit

De kwaliteit van water staat hoog op de politieke agenda. De stichting Agrifacts belegt op 5 september een studiedag voor (wetenschaps)journalisten, bestuurders met water in hun portefeuille en iedereen die geïnteresseerd is in het onderwerp.

In deze bijeenkomst zullen deskundigen van de waterschappen Zuiderzeeland en Vallei en Veluwe vertellen hoe zij omgaan met gestelde normen en gebiedspecifieke aspecten. Een toxicoloog van Waternet vertelt over aangetroffen residuen en combinaties daarvan, en over hun effect op het milieu. Een onderzoeker van Staf bespreekt de verschillende waterkwaliteitsmeetnetten, de rapportages naar Brussel en hoe je de waterkwaliteitsmetingen ‘boven water’ kunt krijgen.

Datum: Dinsdagmiddag 5 september 2023
Locatie: De Landgoederij, Camminghalaan 30, Bunnik (U). 
Inloop: 13.30 uur. Aanvang programma: 13.45 uur. Sluiting: 17.00 uur met soep en een broodje.
Aanmelden: Stuur een email naar info@stichtingagrifacts.nl. Vermeld dat het gaat om de ‘Expertmeeting Waterkwaliteit’. Deelname is gratis.

PROGRAMMA

13.45 uur: Opening door Frans van de Lindeloof (directeur Agrifacts)
13.50 uur:
Welkom door dagvoorzitter Piet van der Aar (redactieteam Agrifacts)
14.00 uur: Michiel Oudendijk
(domeinspecialist meten en monitoren) en Harry Bouwhuis (senior policy advisor water quality). Beiden werkzaam bij Waterschap Zuiderzeeland. Onderwerp: Kaderrichtlijn Water, normen en monitoring.
14.30 uur: Richard van Hoorn
(beleidsadviseur Schoon Water, DAW-coördinator, Agrarisch Waterbeheer bij Waterschap Vallei en Veluwe). Onderwerp: Waterkwaliteit begint buiten het bakje (over gedeeld inzicht).

15.00 uur: Ron van der Oost (toxicoloog bij Waternet). Onderwerp: SIMONI, slimme integrale monitoring.
15.30 uur:
Pauze
16.00 uur: Geesje Rotgers
(redactieteam Agrifacts): rapportages van en naar Brussel en verschillen in normstelling.
16.30 uur:
Vragen en discussie.
17.00 uur:
Afsluiting met soep en een broodje.

Deel via:

Lezing STAF 21 augustus: Drentse Natuurdoelanalyses langs de maatlat

STAF krijgt veel verzoeken voor het toetsen van natuurdoelanalyses. Onlangs is de toetsing van de Natuurdoelanalyses van Provincie Drenthe afgerond. Op maandagavond 21 augustus verzorgt STAF een lezing over de bevindingen. Waar heeft de Provincie ‘Drentse koppen’ op het natuurbeleid geplakt? Bij welke natuurgebieden zijn er natuurdoelen bijgeplust en wie heeft daartoe beslist? Het komt allemaal aan bod. De avond is speciaal bedoeld voor bestuurders in de Drentse politiek en de landbouw, en uiteraard ook voor andere geïnteresseerden.

Datum: Maandagavond 21 augustus 2023
Locatie: Zalencentrum Meursinge, Hoofdstraat 48, Westerbork. 
Inloop: 19.30 uur (met koffie en thee). Aanvang programma: 19.45 uur 
Programma: Opening door Jaap Haanstra (voorzitter Stichting Agrifacts). Daarna zal Geesje Rotgers (redactieteam Agrifacts) een lezing verzorgen over de bevindingen.  
Deelname is gratis. Wel graag aanmelden i.v.m. de catering. 

Aanmelden: Stuur een email naar info@stichtingagrifacts.nl. (Vermeld erbij om welke lezing het gaat).

Deel via:

Staatsbosbeheer mocht tóch lijst met gewenste gronden inleveren

Volgens stikstofminister Christianne van der Wal was er geen sprake van dat natuurorganisaties een lijstje met gewenste landbouwgronden hadden mogen inleveren bij haar ministerie. Dit antwoordde zij vorig jaar op Kamervragen. Na maandenlang trekken en zeuren kreeg Agrifacts de lijst die Staatsbosbeheer had ingeleverd bij LNV, eindelijk in de openbaarheid. Op de lijst blijken wel degelijk landbouwpercelen te staan die Staatsbosbeheer graag ingericht ziet als natuur.

Medio 2022 krijgt STAF een WhatsAppbericht van Staatsbosbeheer (zie afbeelding) uit voorjaar 2022 in handen. Daarin zegt Staatsbosbeheer een vertrouwelijke vraag te hebben gehad van het ministerie van LNV. De natuurorganisatie is gevraagd gronden aan te wijzen voor de realisatie van nieuwe natuur, buiten Natuurnetwerk Nederland en dus ook buiten N2000-gebieden. Staatsbosbeheer meldt in het bericht haar landelijke propositie te hebben ingeleverd bij het ministerie van LNV. STAF wil inzage in de lijst met gewenste gronden die Staatsbosbeheer heeft ingeleverd bij LNV. Immers, het is opvallend dat natuurorganisaties buiten hun gebieden percelen mogen aanwijzen die geschikt zouden zijn voor natuurontwikkeling. Dit buiten medeweten van andere partijen om, die betrokken zijn bij de gebiedsprocessen.

Na maandenlang trekken en zeuren wordt de lijst met de door Staatsbosbeheer gewenste gronden openbaar gemaakt. Op de lijst staan 53 ‘projecten’, oftewel percelen grond waar Staatsbosbeheer graag natuurdoelen zou willen realiseren. Daaronder nogal wat percelen die in eigendom zijn van onder meer boeren.

Verder lezen? Het artikel kunt u hieronder downloaden.

(Foto’s: Shutterstock, Rijksvoorlichtingsdienst.)

Download publicaties

Download hier het artikel ‘Staatsbosbeheer mocht tóch lijst met gewenste gronden inleveren’:

Bekijk de lijst met grondpercelen die Staatsbosbeheer inleverde bij het ministerie van LNV hier (inclusief bijbehorende correspondentie):

Deel via:

Stikstof in de Springendalse beek – het narratief van de vervuilende landbouw ontkracht

Stikstof (in de vorm van nitraat) in grond- en oppervlaktewater als gevolg van landbouwactiviteiten is een veelbesproken thema. De overheid wil in beekdalen bufferstroken aanhouden van 100 – 250 meter om zo de hoeveelheid stikstof in de waterlopen te reduceren. Immers, zo is de algemeen geaccepteerde simplistische gedachte, landbouw levert de grootste bijdrage aan die stikstof. Ook de stikstof die wordt gemeten in de Springendalse beek wordt vooral toegeschreven aan landbouw. Meetgegevens zouden dit aantonen. Onderzoekers Matt Briggs en Jaap Hanekamp bestudeerden de meetgegevens, en kwamen tot een andere conclusie. Andere nitraatbronnen spelen een grotere rol in de nitraattoevoer dan de landbouw.

De stikstof die gemeten wordt in de Springendalse beek (Overijssel) zou vooral uit de landbouw afkomstig zijn, volgens onderzoek van Deltares. Sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw worden de nitraat-concentraties in de beek regelmatig gemeten, zowel in de boven- als benedenloop. Het idee dat de nitraat vooral uit de landbouw afkomstig zou zijn, wordt echter niet ondersteund door de metingen. Dat blijkt uit analyse van de metingen door onderzoekers Briggs en Hanekamp. De metingen laten juist zien dat andere bronnen dan de landbouw, een grotere rol spelen. Een mogelijk kandidaat is afbraak van organisch materiaal (oxidatie) in de ondergrond door de inlaat van zuurstof.

Download artikelen

Het artikel ‘Stikstof in de Springendalse beek – het narratief van de vervuilende landbouw ontkracht’ is hier te downloaden:

Het Engelstalige artikel ‘Nitrogen and Chlorine Changes Through A Netherlands Catchment: A Reply to Kaandorp et al., 2021’ van William M. Briggs en Jaap C. Hanekamp is hier te downloaden:

Deel via:

Natuur slecht omdat veel wenssoorten er niet zijn

Provincies kwamen met een nieuwe systematiek om de natuurkwaliteit in natuurgebieden vast te stellen. De aanwezigheid van gewenste soorten is in belangrijke mate bepalend. Naarmate meer van de soorten op de profiellijst worden gezien, is de natuurkwaliteit beter. Deze nieuwe methode wordt momenteel toegepast bij de natuurdoelanalyses. STAF checkte hoe de nieuwe methode uitpakte in de Brabantse natuurdoelanalyses. Conclusie is dat voor nogal wat N2000-gebieden een onrealistische soortenlijst wordt gehanteerd. Ook zijn voor een goede natuurkwaliteit soms tientallen soorten vereist op minuscule flinters grond, wat fysiek onmogelijk is.

Provincie Noord-Brabant leverde in februari een reeks natuurdoelanalyses op. Een deel van de analyses is opgesteld door bureau Arcadis, het andere deel door Antea Group. Uit de natuurdoelanalyses blijkt dat voor het beoordelen van de natuurkwaliteit, gebruik is gemaakt van een nieuwe beoordelingssystematiek.
Daarbij is gekeken naar de aan- en afwezigheid van een reeks ‘typische soorten’ planten, vlinders, mossen, vogels enzovoorts. Typische soorten zijn een indicator voor een gunstige staat van instandhouding.

Veel onrealistische soorten op de lijst
Voor alle individuele natuurgebieden is een lijst opgesteld met ’typische soorten’. In de Brabantse natuurdoelanalyses staat in welke mate de soorten op de lijst zijn aangetroffen. Wat opvalt is dat de natuurgebieden die door Arcadis zijn beoordeeld, in het algemeen een stuk gunstiger scoren dan de natuurgebieden die Antea Group beoordeelde. Dit komt doordat de bureaus werken met verschillende soortenlijsten.

Foto: De vuursalamander vinden we als ’typische soort’ op de lijsten van een aantal Brabantse natuurgebieden, hoewel de soort niet voorkomt in de provincie Noord-Brabant. Foto: Shutterstock, Wildmedia.

Download hier het volledige artikel hier:

Deel via:

Kamerstukken over waterberging onrealistisch

Waterbergend vermogen van zandgronden beperkt

Boeren op zandgrond laten hun water in het begin van het voorjaar te snel weglopen. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wil de sponswerking van de bodem herstellen, als buffer voor droge perioden. Dit door het verhogen van het waterpeil. Het waterbergend vermogen van droge zandgrond aan het eind van de winter is met circa 20 tot 25 mm echter beperkt, stellen hydrologen.

In de Gelderlander van 17 januari 2023 stelt waterschap Rijn en IJssel dat ze (samen met anderen) jaarlijks 100 millimeter extra water wil opvangen, vasthouden en in de grond brengen. Volgens beleidsadviseur Nila Taminiau van het waterschap neemt de noodzaak om meer water vast te houden na de droge zomers van 2018 en 2022 flink toe. Circa 25 overheden en belangenpartijen slaan de handen ineen met Aanpak Droogte Achterhoek. “De neerslagtekorten gaan structureel toenemen. Ook krijgen we te maken met extremere neerslagtekorten. Deze nemen gemiddeld met 45 mm toe, maar voor extremere droge jaren
komt daar nog eens circa 100 mm bij. Als we 100 mm water kunnen vasthouden, is er voldoende water in
de bodem om een periode van droogte te overbruggen in gemiddelde situaties. En de effecten van extreem droge jaren te verminderen.” Water vasthouden kan door aanpassing van peilen, het verhogen van de drainagebasis en opvang in spaarbekkens of infiltratiegebieden.

Hydrologische mythes
Ook de Tweede Kamer heeft aandacht voor het onderwerp, zo blijkt uit het kamerstuk ‘Water en bodem sturend’ van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat van november vorig jaar. Dit voor herstel van de sponswerking van de bodem, en onder andere vertraging van de afvoer door hermeanderen en beter infiltreren en vasthouden van water in de capillaire zone. ‘We verhogen de grondwaterpeilen met mogelijk 10 cm tot 50 cm. Daardoor wordt op de hoge zandgronden verdroging bestreden’, aldus het stuk. Begin deze maand was er opnieuw een commissiedebat.
Volgens hydroloog Jan van Bakel staan in het Kamerstuk ‘hydrologische mythes’. De sponswerking in het stuk is er één van. “Hoe voller de bodem is, hoe minder berging en dus minder veerkracht.” Ook bestrijdt hij het idee dat het neerslagoverschot in de winter is vast te houden voor de zomer. Dit is voor maximaal 20 mm mogelijk op landbouwgrond.

Lees verder door het artikel te downloaden:

Deel via:

Brabantse natuurrapportages negatief voorgesorteerd en dragen stikstofstop niet

De Brabantse stop op stikstof-genererende activiteiten die gedeputeerde Hagar Roijackers per 1 maart afkondigde, wordt niet gedragen door de 15 natuurdoelanalyses (NDA’s) die volgens haar aan dit besluit ten grondslag liggen. Uit de NDA’s valt niet te halen dat de stikstofbelasting in de onderzochte Natura-gebieden trendmatig toeneemt. Het beeld is eerder van een afnemende stikstoflast. Wel is verdroging een probleem, door een veelheid van oorzaken. Er vinden veel grondwateronttrekkingen plaats, door de landbouw, maar vooral ook voor drink- en industriewater, ook over de grens in België.

Het is evenwel ook weer niet te zeggen dat het, mede door de verdroging, alleen maar slechter gaat met de toestand van de natuur. Er zijn bedreigingen, maar er is ook heel wat goed nieuws te melden, met name dat het op heel wat plekken minder slecht gaat.

Geen nulmetingen, resultaat afgemeten aan doel
Deze feiten moeten wel ‘uitgemijnd’ worden uit de NDA’s, om het eens in goede ecologentaal te zeggen. Het negatieve wordt sterk benadrukt, het positievere nieuws zit vaak verstopt in de teksten. De wijze waarop de rapportages zijn opgeschreven wekt al snel de suggestie dat het glas op zijn best halfvol is. Natuurresultaten worden namelijk niet afgemeten aan duidelijke nulmetingen met tellingen van soorten en aan de daaropvolgende trend tot nu toe. De nulmeting ontbreekt juist en de stand van zaken wordt afgemeten aan het beoogde doel in 2030. Dit is nogal verwarrend. Ook pakken veel scores negatief uit omdat bijvoorbeeld leefgebieden van soorten volgens de rapportages bijna altijd groter moeten zijn dan wat beschikbaar is en als er eenmaal geschikte habitats voorhanden zijn, of ‘hersteld’ zijn, dan willen de beoogde dier- en plantensoorten niet altijd komen, of soms niet blijven. Dat is dan ook weer een tekortkoming.

Foto: Natuurgebied Kampina (Shutterstock, R. de Bruijn Photography).

Download artikel

Deel via:

Overheid veroorzaakt negatieve trends in Europese rapportage waterkwaliteit

De waterkwaliteit in Nederland verbetert. Desondanks rapporteert Europa opnieuw een verslechtering van de Nederlandse waterkwaliteit. Deze keer voor het grondwater. Wat de Europese rapportage niet vermeldt, is de oorzaak. Die komt aan het licht na een beroep op de Europese Wet op de transparantie. De verslechtering blijkt het gevolg van een wijziging in de Nederlandse meetsystematiek. Enige jaren geleden gebeurde dit ook al. Toen bij het oppervlaktewater.

De Europese Commissie komt iedere vier jaar met haar zogenaamde landenrapportage. Daarin staat hoe het gesteld is met de verontreiniging van grond- en oppervlaktewater door de landbouw. Met het grondwater gaat het de goede kant op. Over de periode 2008 – 2011 worden mooie cijfers gepresenteerd aan Brussel: op 88% van de meetpunten voldoet het grondwater aan de norm van < 50 mg nitraat per liter. En op maar liefst 79% van de meetpunten is de kwaliteit zeer goed: < 25 mg nitraat per liter. Vergelijkbare resultaten worden gehaald in de periode 2012 – 2015. De Europese Commissie vermeldt deze scores ook in de derogatiebeschikking voor Nederland. Mede op grond hiervan mochten veehouders extra stikstof uit dierlijke mest aanwenden op hun weilanden.

In de jongste Europese landenrapportage (periode 2016 – 2019) zijn de cijfers wat minder rooskleurig [1]. Nog maar 84% van de meetpunten voldoet aan de norm, en op nog 73% van de meetpunten wordt de waarde van < 25 mg nitraat per liter gehaald. In plaats van een verbetering, is er sprake van een behoorlijke verslechtering. Zie figuur 1.  

Figuur 1. Nitraatconcentraties in het Nederlandse grondwater, in drie perioden. Bron data: Landenrapportage Europese Commissie; derogatiebeschikkingen voor Nederland.

Verslechtering door wijziging meetnet

De landenrapportage vermeldt niks over de oorzaak van de verslechtering in 2016-2019. STAF deed bij de Europese Commissie een beroep op de transparantiewetgeving. De Commissie stelde daarop de correspondentie tussen de Nederlandse autoriteiten en de Europese Commissie beschikbaar [2]. Hierin valt te lezen wat de verslechtering heeft veroorzaakt. De Nederlandse autoriteiten lieten Brussel weten per 2016 het watermeetnet te hebben gewijzigd. Er werden naar verhouding meer meetpunten toegevoegd, waar hogere concentraties nitraat worden gemeten. “Dit betekent dat de gegevens die zijn verstrekt voor eerdere rapportages niet vergelijkbaar zijn met de huidige gegevens”, meldt Nederland. Nederland wil dat Brussel met terugwerkende kracht zaken gaat herzien. Brussel antwoordt aanpassingen in oude cijfers niet te zullen gaan controleren.

Als Nederland haar meetnet ongewijzigd had gelaten, zou er wél een verbeter-trend zichtbaar zijn geweest voor het grondwater. In dat geval was de stikstofnorm op circa 95% van de meetpunten gehaald.

Ook in 2018 al verslechtering

Bij het oppervlaktewater was hetzelfde al eens aan de hand. Waar de Nederlandse gegevens een verbetering lieten zien, bleek uit de Europese gegevens een forse verslechtering. In 2018 publiceerde het blad V-focus het artikel ‘Dramacijfers, wie zond ze naar Brussel’ [3]. De Europese Commissie had haar nieuwste cijfers gepubliceerd over de nutriëntenverliezen vanuit de landbouw naar het oppervlaktewater. In de landenvergelijking lieten de meeste lidstaten een verbetering zien. Behalve Nederland, daar waren de milieuresultaten in vier jaar tijd enorm verslechterd (zie grafiek 2). Hoewel destijds bij zowel de Europese als Nederlandse autoriteiten navraag werd gedaan, kwam er geen verklaring.

Figuur 2. Percentage meetpunten voor zoet oppervlaktewater in de beste Europese waterkwaliteitsklasse (jaargemiddelde nitraatconcentratie < 2 mg per liter) voor de EU-lidstaten voor de periode 2008-2011 en 2011-2015. Bron: V-focus / Landenrapportage Europese Commissie.

De aap komt nu alsnog uit de mouw. De stukken die de Europese Commissie onlangs vrijgaf na een verzoek van STAF, gaan ook hierop in. Begin 2021 schrijven de Nederlandse autoriteiten aan Brussel: “De huidige cijfers in het Nederlandse landenrapport laten structurele trendbreuken zien, als gevolg van netwerkverbeteringen en fouten in de databestanden in het verleden. Een heel duidelijk voorbeeld van een dataprobleem uit het verleden is terug te zien in alle oppervlaktewatercijfers. Zoals we de Europese Commissie in 2018 hebben laten weten, is er in 2012 een dataset aangeleverd met NO3-N-concentraties in plaats van NO3-concentraties. Op verzoek van de heer Debeuckelaere hebben we in 2018 een herziene ‘dataset 2012’ geüpload. Deze herziene dataset is niet gebruikt”, aldus Nederland.”

STAF constateert dat de Europese Commissie tot op de dag van vandaag niks heeft gedaan met de gecorrigeerde Nederlandse waterbestanden. Wie zich baseert op de Europese watercijfers over Nederland ziet verslechtering, terwijl er in de praktijk juist sprake is van verbetering.

(Foto: Shutterstock)


[1] REPORT FROM THE COMMISSION TO THE COUNCIL AND THE EUROPEAN PARLIAMENT on the implementation of Council Directive 91/676/EEC concerning the protection of waters against pollution caused by nitrates from agricultural sources based on Member State reports for the period 2016–2019.

[2] Download hier de correspondentie, die via een WOO-verzoek is verkregen van de Europese Commissie (Joint Research Centre):

[3] Dramacijfers, wie zond ze naar Brussel. V-focus, juli 2018: Dramacijfers: Wie zond ze naar Brussel? – V-focus

Deel via:

Discrepanties in het Nederlandse waterbeleid

De Europese Nitraatrichtlijn geldt voor de landbouw en stuurt op een goede kwaliteit grond- en oppervlaktewater. Er is sprake van een goede waterkwaliteit als de norm wordt gehaald. Maar welke norm? Nederland oordeelt anders dan de Europese Commissie, en anders dan ons omringende landen. Ook is de herkomst van vervuiling in grond- en oppervlaktewater onvoldoende in beeld. STAF stuitte in de afgelopen jaren op een aantal discrepanties in het Nederlandse waterbeleid. Deze zijn in onderstaand document op een rij gezet.

Deel via:

Europese maatlat voor kwaliteit oppervlaktewater geeft andere uitkomsten

De Europese Commissie hanteert een andere maatlat dan Nederland, om de mate van vermesting (eutrofiëring) van het oppervlaktewater vast te stellen. Dit heeft andere uitkomsten tot gevolg. Op de Europese kaart zijn nogal wat wateren ‘groen’ (doel gehaald), die op de Nederlandse kaart ‘rood’ kleuren (doel niet gehaald). En omgekeerd. STAF onderzocht per waterschap in hoeverre de Europese en Nederlandse beoordeling tot dezelfde uitkomsten leiden.

Eind 2021 kwam de Europese Commissie met haar vierjaarlijkse landenrapportages over de Nitraatrichtlijn.[1] Deze richtlijn heeft als doel het water te beschermen tegen verontreiniging vanuit agrarische bronnen. Het gaat om zowel grondwater als oppervlaktewater. Volgens Brussel voldoet 86% van de Nederlandse grondwatermeetpunten aan de norm. Over het Nederlandse oppervlaktewater is Brussel minder lovend. Maar liefst 58% van de wateren wordt beoordeeld als ‘eutroof’ (vermest). Met name dit doet de Nederlandse landbouw de das om. Het leidde tot afbouw van de derogatie en verplichte bufferstroken langs watergangen.

Topkwaliteit water in Gelderland

Welke meetgegevens heeft de Europese Commissie gebruikt voor haar landenrapportage? STAF vroeg deze op bij zowel de Europese Commissie als bij Deltares, die deze had aangeleverd in Brussel. Via beide wegen wordt de dataset verkregen. Het gaat om andere gegevens dan Nederland zelf gebruikt voor haar Actieprogramma Nitraatrichtlijn (maatregelenpakket voor de landbouw).

Volgens de Europese beoordeling doen twee waterschappen het opvallend goed: dit zijn Waterschap Rijn en IJssel en Waterschap Vallei en Veluwe. Het oppervlaktewater is in beide Gelderse waterschappen in hoge mate ‘non-eutroof’. Ruim 80% van de wateren voldoet hier aan de norm die Europa stelt. Wat verklaart dit succes? Waterschap Rijn en IJssel: “Hoe goed de waterkwaliteit is, hangt af van welke normering je hanteert. In Nederland is de meetmethode in het besluit kwaliteitseisen en monitoring water (BKMW) vastgelegd.” Waterschap Vallei en Veluwe zegt zich bewust te zijn van de bijzondere waterkwaliteit in zijn gebied. Ook dit waterschap wijst op de Nederlandse meetmethode BKMW. “De interpretatie of iets wel of niet eutroof is, is een vertaalslag en geen onderdeel van de BKMW-toetsing.” Volgens de Nederlandse meetmethode scoren beide waterschappen minder goed.

Europa gebruikt andere maatlat

Europa beoordeelt de eutrofiëringstoestand voor de nitraatrapportage op basis van de biologie, oftewel de hoeveelheid algen (chlorofyl). Nederland focust zich op de hoeveelheid nutriënten: stikstof en fosfor. Volgens Nederlandse beleidsrapporten zijn die parameters aan elkaar gekoppeld. Maar is dat wel zo? Uit de verkregen dataset blijkt nauwelijks verband tussen de mate van eutrofiëring en stikstof/fosfor. Onderzoeksinstituut Deltares, die de Nederlandse algen-metingen aanlevert aan de Europese Commissie, bevestigt het verschil. Brussel oordeelt op basis van biologische kwaliteitselementen. “Als die minder goed scoren, is het water eutroof, ongeacht de score voor stikstof en fosfor.” Dat het oppervlaktewater in het beheergebied van de Gelderse waterschappen goed scoort op de Brusselse maatlat, komt omdat de biologische kwaliteitselementen goed zijn, aldus Deltares.

Volgens de Europese Commissie is 58% van de Nederlandse wateren eutroof. Nederland brengt een vergelijkbaar landelijk cijfer naar buiten. Als we inzoomen op de beheergebieden van de 21 waterschappen, zien we echter grote verschillen. Sommige waterschappen scoren beduidend beter op de Europese maatlat, andere op de Nederlandse maatlat. Zie figuur 1.

.

Figuur 1. Mate van vermesting van de oppervlaktewateren binnen waterschappen, periode 2016-2019. Bepaling op basis van de EU-maatlat (bepaling algenconcentratie) en NL-maatlat (bepaling N- en P-concentratie).

Andere maatlat, andere uitkomsten

In figuur 1 is te zien dat de Gelderse waterschappen Rijn en IJssel, en Vallei en Veluwe veel beter scoren in de Europese beoordeling dan in de Nederlandse. Het omgekeerde zien we bij de waterschappen Friesland, Drents-Overijsselse Delta en Rivierenland. Deze waterschappen zijn beter af met de Nederlandse maatlat. Kijken we op waterlichaam-niveau, dan zijn de verschillen groot. Bij de wateren die door Europa worden beoordeeld als ‘eutroof’, wordt in zo’n 30 procent van de gevallen zowel de stikstof- als fosfornorm gehaald. Bij wateren die van Europa de beoordeling ‘non eutroof’ krijgen, wordt in 50 procent van de gevallen de stikstof- en/of de fosfornorm overschreden. Zie tabel.

Eutrofie-statusN- en P-norm gehaaldN-norm gehaaldP-norm gehaaldN- en P-norm niet gehaald
Non eutroof50706218
Eutroof30574430
Tabel. Eutrofie-status en percentage wateren waar N- en P-doelen worden gehaald.

Maatregelen landbouw op basis Europese of Nederlandse maatlat?

Het 7e Actieprogramma voor de landbouw richt zich specifiek op probleemgebieden en
probleemteelten wat betreft nutriëntenuitspoeling. Het ministerie van Landbouw is verantwoordelijk voor dit programma. Volgens dit ministerie is eutrofiëring (vermesting) van oppervlaktewater gekoppeld aan stikstof en fosfor. De dataset die Nederland afleverde in Brussel voor de nitraatrapportage laat echter nauwelijks verband zien tussen de mate van eutrofiëring en het al dan niet halen van de stikstof- en/of fosfordoelen (zie figuur 2). De Europese en Nederlandse wijze van beoordelen sluiten dus niet op elkaar aan. Voor het aanwijzen van ‘probleemgebieden’ maakt het nogal uit of de Europese of de Nederlandse maatlat wordt gehanteerd (zie figuur 1).

Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat gaat over de wijze van meten. STAF legt het verschil in uitkomst tussen de EU- en NL-maatlat voor aan dit ministerie. Het ministerie bevestigt de analyse van STAF. “Als de biologie goed is, is het best mogelijk dat de N- of P-norm niet wordt gehaald. Nederland heeft ervoor gekozen dat bij een goede biologie, één nutriënt de norm mag overschrijden.” En als de N- en P-norm beide worden gehaald, en de biologie desondanks toch slecht blijft? “Mogelijk dat de waterbeheerder relatief hoge waarden voor N en P heeft gesteld. Of er is wat anders aan de hand. Voor de ecologische toestand maakt het niet uit, omdat de biologie leidend is.”

Nauwelijks verband tussen stikstof, fosfor en eutrofiëring Nederlandse wateren

Eutrofiëring kan leiden tot overmatige algengroei, waardoor waterplanten en vissoorten verdwijnen. Uit analyse van de metingen die Nederland naar Brussel stuurde over de periode 2016 – 2019, blijkt dit verband nauwelijks aanwezig (zie figuur 2).

Ook de Europese Commissie schaart zich tot op zekere hoogte achter de lijn van een één-op-één verband tussen eutrofiëring en nutriënten. (Bron: Chlorophyll-nutrient relationships of different lake types using a large European dataset; 2008). Echter, die één-op-één relatie is aangetoond in Europese watertypen met een maximale P-concentratie van 0,1 mg/l en een N-concentratie tot 1,7 mg N/liter. Bij hogere waarden werd dit verband niet aangetoond. Genoemde lage concentraties zijn voor veruit de meeste Nederlandse wateren niet van toepassing. Bij ons liggen de grenswaarden veelal hoger en worden hogere concentraties gemeten. Dit verklaart wellicht het ontbreken van een dergelijk verband bij Nederlandse wateren.

Figuur 2. Verband tussen eutrofiëring (chlorofyl-a) en stikstof in Nederlandse meren en plassen, in de periode 2016 – 2019 (R-kwadraat = 0,17). Bron: Dataset EU-landenrapportage. 
Figuur 2. Verband tussen eutrofiëring (chlorofyl-a) en fosfor in Nederlandse meren en plassen, in de periode 2016 – 2019 (R-kwadraat = 0,05). Bron: Dataset EU-landenrapportage. 

[1] REPORT FROM THE COMMISSION TO THE COUNCIL AND THE EUROPEAN PARLIAMENT on the implementation of Council Directive 91/676/EEC concerning the protection of waters against pollution caused by nitrates from agricultural sources based on Member State reports for the period 2016–2019.

[2] Bestand met eutrofie-status per waterlichaam:

Deel via: