Drentse natuur krijgt nieuw jasje vanachter de computer

Veel actueel veldonderzoek is er niet vooraf gegaan aan het samenstellen van het uitgangsmateriaal voor de Natuurdoelanalyses in Drenthe. Deze stukken worden gebiedsverkenningen genoemd en zijn in 2021 opgeleverd. Zo hebben ambtenaren bestaande vegetatiekaarten in 2020 achter de computer omgebouwd tot habitatkaarten. Het belangrijkste wat ze daarbij nodig hadden waren nieuwe rekenregels. Voor gegevens over aanwezigheid van vogels en andere diersoorten is daarnaast gebruik gemaakt van de vaak ongedateerde tellingen van Sovon en gegevens uit de niet vrij toegankelijke Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). Dit blijkt uit duizenden pagina’s interne stukken die zijn opgevraagd bij de gezamenlijke provincies. Daaruit zijn ook de hierna aangehaalde citaten afkomstig.

De data uit de verkenningen zijn ook gebruikt voor het maken van ‘quick scans’, waarmee een eerste indruk werd gevormd van de ‘staat van instandhouding’ in de tientallen habitats in de Drentse Natura2000 gebieden.

Niet conform de methode

“Het is niet conform de afgesproken methode, maar via rekenregels geautomatiseerd uitgevoerd”, verontschuldigt een van de ambtenaren zich over zijn computerverkenning. “T0 (telling 0, de nulmeting voor de aanwezigheid van planten- en diersoorten) is een te bonte verzameling. De regels waren toen nog niet zoals nu. Dit is eerder een T1 kaart (kaart met actuele meetgegevens). De vegetatiekaarten zijn de basis en in een gebied worden dezelfde regels gehanteerd, zodat een interne vergelijking goed gaat. Deze methodiek is nog niet juridisch geschikt in relatie tot de instandhoudingsdoelstellingen.”

Lat ligt niet te hoog

Zo gaat het nog even verder, maar ondertussen moeten wel stukken worden geproduceerd waarop verder gebouwd kan worden aan ambtelijk bewijs voor allerlei soorten kwetsbare natuur. De lat ligt niet te hoog, geven coördinatoren vanuit interprovinciaal overleg (IPO) aan. Aanwezigheid van bijvoorbeeld salamanders wordt regelmatig vastgesteld op basis van vage waarnemingen, en niet op basis van echte monitoring. Een berg gegevens moeten worden opgelepeld, want er bouwt zich een tijdsdruk op, vooral vanuit het ministerie van LNV (toen nog DGS: Directoraat-Generaal Stikstof), om ‘input’ te leveren voor natuurgebieden waar plant en dier zuchten onder de stikstofdruk. Het zorgt er voor dat met veel indicatoren een beetje de hand wordt gelicht. Want, wanneer zijn waarnemingen ‘voldoende objectief’? En misschien moeten bepaalde lastige indicatoren ‘iets minder zwaar meewegen’.

Voeg gebiedsexpert toe

Ambtenaren worstelen met hun opdracht. Het gaat niet alleen om het leveren van data ‘vanuit het veld’ (al bestaande rapportages), ook moeten landelijke observaties over het milieu lokaal worden doorvertaald. Hoe doe je dat? “Ga daarover in gesprek met een ‘gebiedsexpert’ en vul dat vervolgens lokaal in,” zo wordt vanuit het IPO aangereikt. 

Al wikkende en wegende stellen provincie-ambtenaren rapportages en scans op over de natuur in Natura2000 gebieden. Daarna wordt het voorgelegd aan een ‘voortouwnemer’, zoals dat heet. In het  geval van een gebiedsverkenning van het Fochteloërveen reageert die met: “Dit is mogelijk erg subjectief. Wel is het mooi dat je alle informatie die beschikbaar is, in beeld hebt. Het is wel onduidelijk hoe (je) alle informatie bij  elkaar veegt en weegt.”

Een dag per gebiedsstudie

Het ombouwen en ‘actualiseren’ van de bestaande vaak ongesorteerde data per Natura2000 gebied tot een gebiedsverkenning kostte de Drentse ambtenaren in 2020 ongeveer 1 dag per gebied. “Voor een gemiddelde provincie (voor alle gebieden) kost dit 2 à 3 weken werk,” zo wordt opgesomd. Eigenlijk best snel, maar voor het ministerie in Den Haag eigenlijk te lang. Toch zou er dan wel een acceptabele studie liggen. Commentaar van een interprovinciale ‘voortouwnemer’ bij het stuk over het Fochteloërveen: “Als het oordeel (over informatie in de verkenning) gebaseerd is op een idee, dan moet dat er maar bij staan. Aanbevelingen toevoegen: waarmee is het mogelijk om de volgende keer een beter oordeel te vellen? Hierdoor kom je bij elke ronde op een beter onderbouwd oordeel.”

Ten behoeve van de in 2023 gepubliceerde Natuurdoelanalyses zijn er uiteindelijk wel enkele veldbezoeken gedaan, maar niet bekend is hoeveel en hoe grondig.

De gebiedsverkenningen vanachter de pc blijven ondertussen belangrijk basismateriaal, mede omdat daarin ook de landelijke beoordelingscriteria worden aangereikt, voor hoe het er voor staat in de verschillende natuurgebieden, en hoe de uitkomsten daarvan weer moeten worden meegenomen in de diverse gebiedsprocessen in de provincie.

Deel via:

Ministerie LNV schetst veel dramatischer beeld grondwaterkwaliteit dan Europa

Op 5 december 2023 publiceerde demissionair LNV-minister Piet Adema kaartjes met nutriënten verontreinigde gebieden. Het gaat om stikstof en fosfor in het oppervlaktewater en om stikstof (nitraat) in het grondwater. Agrifacts vergelijkt de grondwaterkaart van Adema met de grondwaterkaart in de landbouwrapportage van de Europese Commissie. Daaruit blijkt dat het ministerie van LNV een veel dramatische beeld schetst dan de Europese Commissie. (Agrifacts werkt nog aan een vergelijking van de kaarten voor oppervlaktewater).

Op de nieuwe grondwaterkaart van Adema is een aanzienlijk deel van Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg ingetekend als ‘met nutriënten verontreinigd gebied’ (zie figuur 1). De Europese Commissie schetst in haar landbouwrapportage echter een veel minder dramatisch beeld. Op de kaart van de Europese Commissie valt 63% van de grondwatermeetpunten in Overijssel in de beste klasse (<25 mg/l). In Gelderland is dat 77%, in Noord-Brabant 61% en in Limburg 43%. Zie figuur 2 voor de Europese grondwaterkaarten van Overijssel en Gelderland. Zie tabel 1 voor de resultaten in alle provincies.

Adema wijkt af van Europese richtlijn

Waar de Europese grondwaterkaart een genuanceerd beeld geeft (er zijn locaties waar de kwaliteit prima op orde is, maar ook waar het niet goed is), scheert demissionair minister Adema grote gebieden over één kam. In Nederland ontbreekt de nuance. Een ander deel van het verschil komt voort uit het hanteren van verschillende definities voor ‘grondwater’.

De Kaderrichtlijn Water is er helder over, wat onder grondwater verstaan moet worden. In artikel 2, lid 2 staat de definitie: ‘al het water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met de bodem of ondergrond staat’. Demissionair minister Adema heeft deze definitie niet gehanteerd bij het maken van zijn grondwaterkaart met nutriënten verontreinigd gebied (figuur 1). Hij is niet uitgegaan van metingen in het grondwater, maar van metingen in het zogenaamde ‘uitspoelingswater uit de wortelzone’. Wat precies wordt verstaan onder ‘uitspoelingswater’ hangt af van de grondsoort en de hydrologie. Het kan gaan om bodemvocht, om drainwater (uitspoelend regenwater) of om grondwater. Dit is niet in lijn met de definitie in de Europese richtlijn.

Figuur 1. Gebieden aangewezen vanuit grondwater. In de kaart staan de percelen die zijn aangewezen als nutriënten verontreinigd gebied vanuit grondwater aangegeven. Dit betreft de zand- en lössgronden in de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. (Bron: Rijksoverheid, 5 december 2023).

Figuur 2. De actuele grondwaterkaarten van Gelderland en Overijssel, gemaakt door de Europese Commissie voor de Nederlandse landbouwrapportage 2016-2019. Bron: EU.

Tabel 1. Percentage meetpunten per grondwaterkwaliteitsklasse. Bron: Landbouwrapportage Europese Commissie 2016-2019.

 < 25 mg nitraat/liter
(goed)
25 – 40 mg nitraat/liter
(matig)
40 – 50 mg nitraat/liter
(onvoldoende)
>50 mg nitraat/liter
(overschrijding)
Groningen97030
Friesland91720
Drenthe746615
Overijssel6312718
Gelderland778510
Flevoland100   
Utrecht90532
Noord-Holland88723
Zuid-Holland100   
Zeeland60111414
Noord-Brabant616726
Limburg4312936
Nederland totaal738514

Deel via:

Europa rekent Gelderse boeren af op zeer oud vuil

De Europese Commissie signaleert maar weinig plekken in Nederland waar de nitraatconcentraties in het oppervlaktewater de norm overschrijden (> 50 mg/l). Dat blijkt uit metingen die Europa heeft verzameld voor de Nederlandse landbouwrapportage. Opvallend zijn de twee ‘rode meetpunten’ in Gelderland (zie kaart). Hier wordt de nitraatnorm in het oppervlaktewater fors overschreden. Wat is daarvan de oorzaak? Agrifacts onderzoekt dit op basis van literatuur. Het blijkt te gaan om zeer oud vuil uit onzekere bron. Zijn deze meetpunten wel geschikt om de effecten van het mestbeleid te monitoren?

Agrifacts downloadt de meest actuele kaart met nitraatconcentraties in het oppervlaktewater, bij de Europese Commissie. Zie figuur. Het gaat om metingen in de periode 2016-2019, die Nederland heeft aangeleverd in Brussel. Wat opvalt, is dat de hogere nitraatconcentraties vooral worden gemeten in de grensprovincies, waar relatief veel water uit het buitenland binnenkomt.
Op de kaart staan ook twee rode punten in het binnenland, in provincie Gelderland. Het bovenste punt
betreft de Zijbeek van het Uddelerveen. Dit punt maakt ook deel uit van het huidige Nederlandse Landbouwmeetnet om de effecten van het mestbeleid te monitoren. Het tweede punt betreft de Heelsumsebeek. Beide beken worden gevoed met kwelwater. Hoe lang worden die zeer hoge nitraatconcentraties hier al gemeten? Agrifacts gaat in de Wageningse bibliotheek op zoek naar literatuur.

Figuur. Nitraatconcentraties in oppervlaktewater. Bron: Metingen voor de landbouwrapportage van de Europese Commissie.

Op zoek naar oorzaak
De oudste literatuur die gevonden wordt voor de hoge nitraatconcentraties in de Zijbeek van het Uddelerveen dateert van 1988. Het rapport ‘Beïnvloeding waterkwaliteit Hierdense Beek Gebied’ meldt: “De metingen van 23 dec. 1980 worden beïnvloed door zeer hoge concentraties […] ongetwijfeld een gevolg van een (illegale) lozing […] Het gehele grondwatergebied in Uddelerveen is vervuild. In 1980 was hier dus al sprake van erg hoge nitraatwaarden. De (illegale) lozing heeft dus al minimaal ruim 40 jaar geleden plaatsgevonden.
De oudste literatuur voor de Heelsumse Beek dateert van 1959. Toen al werd gerapporteerd over de extreem hoge nitraatgehalten in de beek (Bronnen, bronbeken en bronbossen van Nederland). In 1974
werd de beek opnieuw bemeten en de nitraatwaarden waren onverminderd hoog (Onderzoek naar hydrobiologische toestand Heelsumse Beek). Het laatste onderzoek concludeert: “We hebben te maken met een permanente toestand en niet met een tijdelijk verschijnsel.” De onderzoeker kon geen verklaring geven voor het hoge nitraatgehalte. Hier dateert de forse vervuiling al van minimaal 60 jaar geleden.

Historisch vuil
Het gaat hier om twee meetpunten die in een ver verleden sterk vervuild zijn geraakt. Zijn deze meetpunten representatief voor het monitoren van de effecten van het huidige mestbeleid? Bij meetpunten die sterk gedomineerd worden door zeer oud vuil kan dat onmogelijk het geval zijn.

Foto: De Heelsumse Beek nabij Wageningen.

Deel via:

Presentatie ‘Brabantse natuurdoelanalyses langs de maatlat’ staat online

Op 9 november 2023 werden de Brabantse Natuurdoelanalyses langs de maatlat gelegd door Geesje Rotgers (redactie Agrifacts). Advocaat Ruud Verkoijen (Goorts en Coppens) ging vervolgens in op de juridische kant van de natuuranalyses. De avond werd aan elkaar gepraat door Piet van der Aar (redactie Agrifacts). De bijeenkomst vond plaats in Oirschot en was vrij toegankelijk. De organisatie mocht zich verheugen op 120 geïnteresseerde deelnemers.

Provincie Noord-Brabant heeft de afgesproken landelijke werkwijze niet gevolgd, voor het beoordelen van de natuurkwaliteit in haar natuurgebieden. Dat was de voornaamste conclusie die getrokken werd door de Agrifacts-redactie. Zo wordt naar typische soorten planten, vlinders en vogels gekeken in ‘postzegels’ natuur, in plaats van op een ecologisch relevante schaal. Veel ‘vereiste’ soorten worden niet aangetroffen in de ‘postzegels’ van soms maar 10 x 10 m2, terwijl die er wel zijn op een ecologisch relevante schaal (bijvoorbeeld 1 km2). Ook staan er veel soorten op de N2000-gebiedslijsten, die niet realistisch zijn.

Download hier de presentatie:

Deel via:

Ikea verwijdert milieuclaims vegetarische balletjes

‘Een klein balletje, met een groot effect! Het nieuwe Zweedse balletje heeft dezelfde smaak en textuur als ons iconische gehaktballetje, maar de productie van de plantaardige variant heeft 25 keer minder impact op het milieu.’ Klopt deze bewering van Ikea? Nee, blijkt uit een factcheck van Agrifacts.

Het verschil in milieu-impact van het vegetarische en het vleesballetje is onwaarschijnlijk groot. Ikea Nederland en ook Ikea Internationaal weigeren de onderbouwing van hun claim prijs te geven. Agrifacts vraagt ten slotte de Reclame Code Commissie de kwestie te toetsen. Ikea laat het niet aankomen op een zitting en uitspraak en zegt toe de reclames spoedig te zullen verwijderen.

‘Wakker geschud’
“De zaak bij de Reclame Code Commissie heeft bij ons de boel intern flink wakker geschud. Voor ons was dit een verfrissende casus”, aldus de Ikea-woordvoerder. Ikea biedt ook excuses aan voor de wijze waarop werd omgegaan met de vragen van STAF. De gevraagde onderbouwing van de milieu-impact kon niet worden verstrekt. “Wij waren afhankelijk van onze collega’s in Zweden. Zij wilden die informatie niet prijsgeven. Dit is echter niet zoals wij ermee om willen gaan in Nederland.”
De Nederlandse Ikea-vestigingen ontvangen instructies vanuit Zweden. Van daaruit worden onder meer de communicatielijnen bepaald. “In dit verhaal staan alle seinen nu op rood. Het is onverantwoord om harde getallen te koppelen aan de milieu-impact van producten hier in Nederland. Daar willen wij als Ikea Nederland van wegblijven.”
Ikea zegt alle reclames voor 1 januari te zullen verwijderen. Er wordt begonnen met het verwijderen van het grote billboard bij de vestiging in Duiven (foto).

Meer hierover in het komende STAF-blad.

Deel via:

Lezing STAF 9 november: Brabantse Natuurdoelanalyses langs de maatlat

Op donderdagavond 9 november legt STAF de natuurdoelen van Provincie Brabant langs de maatlat. Waar heeft de provincie ‘Brabantse koppen’ op het natuurbeleid gezet? Bij welke natuurgebieden zijn er bovenwettelijke natuurdoelen bijgeplust en wie heeft daartoe beslist? Het komt allemaal aan bod.

Provincie Noord-Brabant publiceerde dit voorjaar natuurdoelanalyses voor haar N2000-gebieden. Hierin staat hoe het gesteld is met de natuur en welke extra maatregelen nodig zijn voor natuurherstel. De Ecologische Autoriteit heeft een deel van de natuuranalyses inmiddels beoordeeld.

Agrifacts heeft in de afgelopen maanden getoetst of het werk van de provincie en de Ecologische Autoriteit in lijn is met de Europese en eerder gemaakte landelijke afspraken. De avond is speciaal bedoeld voor bestuurders in de Brabantse politiek en landbouw, en iedereen die geïnteresseerd is in dit thema.

Datum: Donderdagavond 9 november 2023.

Locatie: ’t Zand Brabants Gastvrij, Bestseweg 52, 5688 NP Oirschot.

Inloop: 19.30 uur (met koffie en thee). Aanvang programma: 19.45 uur.

Programma: Opening door de avondvoorzitter, Piet van der Aar. Lezing door Geesje Rotgers. Beiden redactieteam Agrifacts.

Deelname is gratis. Wel graag aanmelden i.v.m. de catering.

Aanmelden: Stuur een mail naar info@stichtingagrifacts.nl

Deel via:

Piekbelasters bestaan niet

Veruit de meeste ‘piekbelasters’ bevinden zich aan de westkant van de Veluwe. De overheid heeft ervoor gekozen om bedrijven die jaarlijks meer dan 35 kg (2.500 mol) stikstofdepositie veroorzaken op overbelaste stikstofgevoelige natuur, aan te merken als piekbelaster. Geodata-analist Piet Steenhuizen bracht in kaart dat met name de natuur op 5 tot 20 kilometer afstand van de bedrijven in dit gebied, hard doortikt in de ‘piekbelaster calculator’. Terwijl de stikstofdepositie per hectare hier minimaal is. Van piekbelasting op de natuur is hier beslist geen sprake.

Het is opmerkelijk hoe de overheid heeft bepaald welk boerenbedrijf piekbelaster is, en welk bedrijf niet. Daarbij stond niet de natuur centraal, maar het gegeven dat de overheid 3.000 bedrijven wilde aanwijzen als piekbelaster. Het RIVM heeft de stikstofdepositie van alle veetelers en industriële bedrijven in Nederland van hoog naar laag gesorteerd. De depositie van het 3001ste bedrijf bepaalde de drempelwaarde van 2.500 mol (35 kg) stikstofdepositie per jaar.

Lees het hele artikel hier:

Deel via:

Minister Van der Wal de mist in met uitleg over stikstofonderzoek Universiteit Amsterdam

Op 29 september 2023 reageert Christianne Van der Wal, minister voor Natuur en Stikstof, op het stikstofonderzoek van Universiteit van Amsterdam. In haar brief verwart de Minister het begrip depositie voortdurend met concentratie en verspreiding. Daardoor kloppen nogal wat van haar beweringen niet. Depositie is de hoeveelheid stikstof (de kilo’s) die op de bodem en in de vegetatie terecht komt. Concentratie is de hoeveelheid stikstof die in de lucht zweeft. En verspreiding betreft het percentage dat dichtbij de bron blijft, respectievelijk verder weg waait.

Minister Van der Wal kreeg op 13 september 2023 het verzoek van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om het stikstofonderzoek van Universiteit van Amsterdam te duiden. De Minister slaat in nogal wat passages in haar brief de plank mis, doordat zij begrippen door elkaar haalt. Hieronder een aantal van die passages.

Opdracht was niet ‘verspreiding’ meten maar ‘depositie’

Minister Van der Wal: ‘De Universiteit van Amsterdam (UVA) heeft, in opdracht van de Stichting Mesdag-Zuivelfonds NLTO, op basis van biomonitoring, (meet)onderzoek uitgevoerd naar de verspreiding van ammoniak nabij twee melkveestallen’.

De Minister gebruikt het woord ‘verspreiding’ terwijl de onderzoeksopdracht spreekt over ‘depositie’. De onderzoeksopdracht bestond uit onderstaande 6 vraagstellingen (zie kader).

De onderzoeksopdracht

Mesdagfonds en Universiteit van Amsterdam kwamen eind 2019 onderstaande 6 onderzoeksvragen overeen. Toegevoegd is welke onderdelen (nog) niet zijn opgeleverd.

1. Het doen van een uitgebreid literatuuronderzoek, met als doel geschikte methoden te vinden om op relatief goedkope wijze de ammoniakdepositie te meten.

2. Meten van de verdeling van ammoniakemissie en -depositie rond een veehouderijbedrijf en deze vergelijken met de gemeten atmosferische ammoniakconcentraties en de gesimuleerde fluxen. (Niet opgeleverd: meten van depositie).

3. Vergelijking van verschillende methoden voor het meten van ammoniakdepositie. (Niet opgeleverd)

4. Punt 3 is inclusief biomonitoringbenaderingen voor het meten van (droge) depositie van ammoniak. (Niet opgeleverd).

5. Het vergelijken van de meetgegevens van punt 3 en punt 4 met de gemodelleerde ammoniakdepositie. (Niet opgeleverd).

6. Validatie van het MAN-netwerk (metingen van luchtconcentraties in natuurgebieden) met ammoniakdepositiemetingen. (Niet opgeleverd).

Depositie wordt niet op gangbare manier gemeten

Minister Van der Wal: ‘Voor het onderzoek is rond twee boerderijen de ammoniakemissie, de ammoniakconcentratie en de stikstofdepositie op een gangbare manier gemeten en dit is vergeleken met de stikstofopname in het gewas (biomonitoring).’

Het klopt dat de ammoniakconcentratie op de gangbare manier is gemeten, zoals het RIVM dit ook doet (dat de resultaten vergelijkbaar zijn met die van het RIVM was dan ook te verwachten). Het klopt niet dat de ammoniakemissie is gemeten (die werd berekend), het klopt ook niet dat de stikstofdepositie is gemeten. De stikstofdepositie wordt in Nederland niet gemeten, hiervoor is geen gangbare methode. Dit onderzoek beoogde juist een methode te vinden (zie onderzoeksvragen).

UvA heeft niet vastgesteld dat depositiemodel klopt

Minister Van der Wal: ‘Dit onderzoek bevestigt met metingen dat de gehanteerde methodiek van het RIVM deugt en dat de cijfers van de modelbereking kloppen.

Dit is pertinent onjuist. Voor luchtconcentraties en verspreiding (in percentage!) komen de uitkomsten van het UvA-onderzoek en het RIVM-model overeen. Voor de stikstofdepositie – hoeveel kilo stikstof slaat daadwerkelijk neer op bodem en wordt opgenomen door de vegetatie – geldt dit nadrukkelijk niet. Het is UvA in het geheel niet gelukt om de depositieberekeningen van het RIVM te valideren. UvA heeft de hoeveelheid stikstof die planten hebben opgenomen (volgens het RIVM-rekenmodel de hoofdmoot van de stikstofdepositie) niet kunnen vaststellen. Hierbij moet worden opgemerkt dat voor het beleid de depositie allesbepalend is (en dus niet de luchtconcentraties of verspreidingspercentages).

Depositie natuurgebieden wordt niet gemeten

Minister Van der Wal: ‘Het RIVM meet en monitort de totale depositie van stikstof met ruim 300 meetpunten om Natura 2000-gebieden’

Dit is niet juist. Het RIVM meet en monitort de luchtconcentraties in een groot aantal N2000-gebieden (MAN-meetnet). De deposities worden berekend met een model.

‘Piekbelasting’ helemaal niet gemeten

Minister van der Wal: ‘Het UvA-onderzoek geeft op het gebied van piekbelasters geen nieuwe inzichten en is daarom ook geen aanleiding om de methodiek of de aanpak van piekeblasting te herzien […]. De aanpak piekbelasting is bedoeld om een forse vermindering van overbelasting op stikstofgevoelige natuur te realiseren.’

Het was de onderzoeksopdracht niet om de concentraties en verspreiding (in %) vast te stellen. De onderzoeksopdracht was de stikstofdepositie (in kilo’s) te meten, rondom de boerderij en in natuurgebieden. UvA is er niet in geslaagd die stikstofdepositie te meten. Wij weten dus helemaal niet hoeveel stikstofneerslag de boerderijen hebben veroorzaakt en hoeveel er in de natuur terechtkomt.

UvA heeft de onderzoeksfocus gedurende het traject verlegd. De focus is verlegd van depositie naar luchtconcentraties en verspreidingspercentages. De nieuwe focus gaf vergelijkbare uitkomsten als de modelberekeningen van het RIVM. Dat lijkt vrij logisch, aangezien het RIVM in haar modellen ook focust op luchtconcentraties en verspreiding (in %). Nogmaals: dit was niet de onderzoeksopdracht. Die betrof nadrukkelijk de depositie.

Dat de aanpak van piekbelasting veel verschil gaat maken voor de natuur is niet aannemelijk. Wanneer 3.000 boerderijen die aangemerkt worden als ‘piekbelaster’ worden opgekocht, gaat dit nauwelijks verschil maken. Zie artikel: Kabinet rekent zich onterecht rijk met opkoopregeling.

Conclusie

UvA kreeg de opdracht de stikstofdepositie rondom de boerderij en in natuurgebied te meten. En te checken of de gemeten depositie overeenkomt met de berekende depositie. Immers, in het stikstofbeleid draait het volledig om de depositie. Het is UvA (tot op heden) niet gelukt om de depositie-uitkomsten van het stikstofmodel te valideren met metingen. De feitelijke metingen van de UvA verschilden te sterk met de uitkomsten van het rekenmodel. Het depositieonderzoek werd daarop gestaakt. Het is op dit moment onbekend of het depositie-onderzoek afgerond gaat worden.

Deel via:

Kosten voor natuur gaan meer dan verdubbelen

Op de VN-top over biodiversiteit in december 2022 is afgesproken dat 30 procent van al het land en water op aarde beschermd gebied moet zijn in 2030. De Europese Unie heeft deze afspraak overgenomen in haar Biodiversiteitsstrategie. Als Nederland aan dit akkoord wil voldoen, gaat dat ten koste van 150.000 hectare landbouwgrond en dit vraagt tot 2030 minimaal 16,7 miljard euro.

Hoeveel areaal natuur heeft Nederland? Per 2022 is door Nederland op zee de doelstelling van 30% beschermd gebied ruim gehaald. De Natura-2000 en de Kaderrichtlijn Marien-gebieden vormen samen ruim 32% van het zeeoppervlak. Voor land en binnenwateren is dat niet het geval.
De WUR beschreef hoe de 30% norm bereikt kan worden. In 2021 was het aandeel wettelijk beschermde Natura 2000-gebieden circa 15% van het areaal land en binnenwateren (inclusief IJsselmeer). Met de Natuur Netwerk Nederlandgebieden (NNN) erbij, was dit aandeel bijna 25%. Na realisatie van het NNN in 2027 is in Nederland zo’n 26% van het oppervlak land en binnenwater beschermd natuurgebied.
Er moet dan dus nog circa 4% van het land- en binnenwateroppervlak extra tot natuur worden ontwikkeld. Dat komt overeen met 150.000 ha.

Wat gaat dat kosten?

Tot 2030 zullen de extra kosten daarvoor conservatief geschat minimaal 16,7 miljard euro bedragen. Dat is jaarlijks meer dan een verdubbeling van de kosten die in 2020 voor natuur- en landschapsbeheer werden gemaakt. Als de extra kosten voor beheer, organisatie, overname van vastgoed en overige activiteiten worden meegerekend, komt het jaarlijkse bedrag veel hoger uit.

Lees het artikel ‘Kosten voor natuurbeheer gaan meer dan verdubbelen’ (STAF-editie september 2023) hier:

Deel via:

Presentaties bekijken van de Expertmeeting Waterkwaliteit op 5 september

De waterkwaliteit is in de afgelopen decennia fors verbeterd. Nu is er sprake van een afvlakkende trend. Het beeld dat geregeld in de media wordt geschetst, dat er sprake zou zijn van verslechtering, is een gevolg van de manier van kijken en de normstelling. En ja, er is ook sprake van framing. Vier experts van waterschappen en een onderzoeker van STAF namen de aanwezigen mee in diverse aspecten van de Nederlandse waterkwaliteit. De Expertmeeting Waterkwaliteit vond plaats op 5 september 2023 in Bunnik (U).

De inleidingen zijn hieronder te downloaden.

Inleiding Michiel Oudendijk, domeinspecialist meten en monitoren en Harry Bouwhuis, senior policy advisor water quality van Waterschap Zuiderzeeland. Onderwerp: Kaderrichtlijn Water, normen en monitoring.

Inleiding Richard van Hoorn, beleidsadviseur Schoon Water en Agrarisch Waterbeheer bij Waterschap Vallei en Veluwe. Onderwerp: Waterkwaliteit begint buiten het bakje (over gedeeld inzicht).

Inleiding Ron van der Oost, toxicoloog bij Waternet. Onderwerp: SIMONI, slimme integrale monitoring.

Inleiding Geesje Rotgers, redactieteam Agrifacts. Onderwerp: Wat zegt Europa over de Nederlandse Waterkwaliteit? En de rol van onze landbouw daarin?

Deel via: