CBS en Kringloopwijzer berekenen grotere stikstofoverschotten in de bodem dan er werkelijk zijn. Dit komt omdat zij in hun berekeningen geen rekening houden met denitrificatie in de bodem. Hierbij verdwijnt stikstof als onschadelijk stikstofgas (N2) naar de lucht. De buitenlucht bestaat voor 78% uit N2-gas. De hoeveelheid stikstof die door denitrificatie verdwijnt, is met name bij nattere bodems substantieel. Dit geldt voor landbouw- en natuurgronden.
Uit onderzoek blijkt dat er uit niet bemeste gronden (zoals natuurgronden) wel 6 tot 35 kg stikstof per hectare per jaar kan verdwijnen in de vorm van N2. De hoogste verliezen werden gevonden bij nattere gronden. Bij bodems die bemest worden, verdwijnt meer stikstof in de vorm van N2. Bij een bemesting van 175 kg N/ha gaat het om 16 tot 40 kg N.
Verdwenen stikstof als ‘bodemoverschot’ meegeteld
Stikstof die door denitrificatie verdwijnt, wordt tot op heden niet meegeteld in stikstofberekeningen. Dat komt omdat er discussie is over de meetmethode. Er zijn namelijk twee methoden, die verschillende uitkomsten geven. Deze post wordt nu meegeteld als ‘bodemoverschot’ (CBS en Kringloopwijzer). Dit is een onjuiste gang van zaken. Een ‘bodemoverschot’ betekent dat de stikstof nog beschikbaar is voor plantengroei, of risico loopt op uitspoeling naar het grond- of oppervlaktewater. Terwijl dit in werkelijkheid niet het geval is, deze stikstof is verdwenen als N2 naar de lucht.
Reactie CBS en Wageningen UR
CBS en WUR bevestigen dat stikstof die in de vorm van N2 verdwijnt, niet wordt meegeteld in berekeningen. “Het is niet bekend waar het N-overschot (verschil tussen aan- en afvoer) blijft. Daarom is besloten hier niet verder aan te rekenen, maar het onder overschot, oftewel verliezen naar de bodem, te laten vallen”, aldus het CBS. In Nederland worden geen studies uitgevoerd waarin denitrificatieverliezen door metingen worden gekwantificeerd, stelt ook Wageningen UR. Om die reden worden deze niet meegenomen in berekeningen.
Eind vorig jaar nam een groep boeren bij N2000-gebied Mantingerzand (Dr) contact op met STAF. Zij wilden weten wat een kleine dertig jaar aan natuurontwikkeling heeft opgeleverd. Zowel provincie als natuurorganisatie hadden deze vraag niet kunnen beantwoorden. STAF ging op zoek naar een antwoord.
In het verleden waren enkele boeren naast het natuurgebied gestopt om plaats te maken voor natuur. Ook is het gebied flink op de schop gegaan en nog altijd worden er maatregelen doorgevoerd. Wat is daarvan het effect op de biodiversiteit oftewel de natuurkwaliteit? Zijn de doelen van de natuurwetgeving in zicht?
Rekenmodel gaat boven veldgegevens
Voor het inschatten van de natuurkwaliteit wordt gebruik gemaakt van stikstofmodel Aerius. Dit model berekent nog altijd een matige tot sterke overbelasting met stikstof, wat schade oplevert aan de biodiversiteit. Klopt die rekenuitkomst met de werkelijkheid in het veld? STAF stuit erop dat voor Mantingerzand gigantisch veel gegevens worden verzameld over de biodiversiteit. Echter, daar wordt weinig mee gedaan. Die gegevens zijn op de eerste plaats niet publiekelijk. Op de tweede plaats worden deze niet op gebiedsniveau geanalyseerd en geëvalueerd.
STAF krijgt een grote hoeveelheid gegevens en analyseert deze. Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat het aantal soorten vogels in Mantingerzand in de afgelopen 30 jaar is verdubbeld. Het aantal vlinders en libellen bleef er stabiel.
Alleen verzamelen, niet evalueren
Vorig jaar was er een vergelijkbare constatering in Korenburgerveen (Gelderland). Voor dit gebied bleek een grote hoeveelheid ecologische gegevens beschikbaar. Ook deze bleken niet te worden gebruikt voor evaluatie van de natuurontwikkeling en -kwaliteit. Boerenorganisatie LTO liet deze gegevens toen zelf evalueren door een ecoloog. Deze constateerde dat de natuur zich beter ontwikkelde, dan men op basis van de modelberekeningen had verwacht (zie artikel).
Persbericht over zoönosen en veehouderij blijkt tóch gekleurd
Er is nogal wat mis met het persbericht over zoönosen van Universiteit Twente van 8 januari vorig jaar. STAF kaartte destijds de kwestie aan bij de universiteit, die aanvankelijk van niets wilde weten. Na een officiële klacht van drie boerenorganisaties kwam er een uitspraak van het College van Bestuur, op basis van een grondige analyse van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit: hier is sprake van bedenkelijk gedrag. Enerzijds vanwege het gebrek aan transparantie over het onderliggende onderzoek, anderzijds vanwege het niet eerlijk communiceren naar het brede publiek.
De kwestie kreeg onlangs een vervolg. Een jaar na het persbericht verschijnt alsnog de bijbehorende wetenschappelijke publicatie. Die blijkt qua inhoud en conclusies niet overeen te stemmen met het persbericht. STAF zet de feiten op een rij en neemt contact op met de universiteit. Deze is niet van plan het persbericht aan te passen.
Saillant detail is, dat de in het persbericht genoemde onderzoeker voor de gemeente Hengelo actief lid is van de Partij voor de Dieren. Die partij trad ten tijde van het verschijnen van het persbericht – op weg naar de verkiezingen – actief in de media op over intensieve veehouderij en zoönosen.
Persbericht verschijnt jaar eerder dan artikel
In januari 2021 bracht Universiteit Twente een persbericht uit: ‘Meer risico op zoönose in Nederland dan we denken’. Wetenschappers van de vakgroep Psychologie van Risico, Conflict en Veiligheid van de Universiteit Twente luiden hierin de noodklok. Volgens hen zijn Nederlanders zich niet voldoende bewust van het risico op het ontstaan van zoönosen in de intensieve veehouderij. STAF wilde destijds het onderliggende onderzoek checken, maar dat was niet beschikbaar (zie artikel STAF, februari 2021). De universiteit kon haar beweringen in het persbericht niet hard maken. Drie boerenorganisaties dienden daarop een klacht in bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de universiteit. Deze oordeelde, mede op advies van het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit, dat hier sprake is van ‘bedenkelijk gedrag’.
Een jaar later, in januari 2022, verschijnt alsnog het wetenschappelijke artikel. Deze heeft geen deel uitgemaakt van de beoordeling door de Commissie Wetenschappelijke Integriteit. Er is dus niet getoetst of het artikel overeenstemt met het veel eerder verschenen persbericht.
Reactie Universiteit Twente
Universiteit Twente geeft aan waarom het zo lang heeft geduurd, voor de publicatie er was: “We hebben de kritiekpunten van STAF destijds geadresseerd door nog een studie uit te voeren die representatief is voor de Nederlandse bevolking.”
Voor Universiteit Twente is de kous nu af. “De resultaten van het onderzoek blijven ook na aanpassing van de steekproef overeind, evenals het persbericht.” Universiteit Twente is geenszins van plan nog een naschrift toe te voegen aan het persbericht. Ook wil zij geen link toevoegen naar de uiteindelijke publicatie.
Persbericht en artikel komen niet overeen
STAF legt het persbericht naast het wetenschappelijke artikel en komt tot een aantal substantiële verschillen.
Universiteit Twente baseerde haar persbericht op een onderzoek onder 167 mensen, voornamelijk vrouwen en jongeren (persberichtgroep). De uiteindelijke publicatie is gebaseerd op een groep van 1.009 personen (publicatiegroep). In de persberichtgroep is 21% vegetarisch – dit wordt verzwegen. In de publicatiegroep is dat 7%. (Volgens de Vegetariërsbond eet 5% van de Nederlanders geen vlees).
STAF toetst de antwoorden die beide groepen hebben gegeven. De onderzoekers lichtten de deelnemers eerst voor over de relatie tussen intensieve veehouderij en zoönosen. Daarin werd een verband geschetst met het eten van vlees. Vervolgens kregen de deelnemers vragen voorgelegd. In de persberichtgroep (hoog aandeel vegetariërs) wordt beduidend meer stelling genomen tegen de intensieve veehouderij en vleesconsumptie. Zo is 56% het er (helemaal) mee eens als de intensieve veehouderij zou worden uitgebannen, tegenover 27% in de publicatiegroep (zie figuur). In de persberichtgroep kiest 90% voor minder of geen vlees, als dat zou helpen tegen zoönosen. In de publicatiegroep is dat 63%.
In het persbericht wordt de noodklok geluid omdat Nederlanders zich niet voldoende bewust zouden zijn van het risico op ontstaan van zoönosen in de intensieve veehouderij. In de publicatie wordt geen noodklok geluid. De publicatie vermeldt dat Nederlanders zich juist wel bewust zijn van het risico.
Conclusie
De woordvoerder van Universiteit Twente laat weten dat het College van Bestuur van de universiteit geen kritiek had op het wetenschappelijke onderzoek, alleen op het persbericht. STAF constateert dat het wetenschappelijke onderzoek niet overeenstemt met het eerder uitgebrachte persbericht. STAF vraagt Universiteit Twente dit alsnog te vermelden bij het persbericht op haar website.
De betrouwbaarheid van de kritische depositiewaarden voor stikstof (KDW) is onder de maat. De KDW zijn in de praktijk ongeschikt als instrument om de natuur in Nederland mee te beschermen. Dat blijkt uit onderzoek van Matt Briggs en Jaap Hanekamp. Zij onderzochten hoe de KDW tot stand zijn gekomen en hoe betrouwbaar deze zijn. Sommige KDW zijn gebaseerd op potproeven in kassen, andere op expertoordelen zonder verder onderzoek. Praktijkonderzoek heeft zelden plaatsgevonden. Briggs en Hanekamp publiceerden hun studie in het wetenschappelijke tijdschrift Dose Response.[1]
Het Nederlandse stikstofbeleid leunt zwaar op de KDW; deze geven aan vanaf welke hoeveelheid stikstof de natuur risico loopt op schade. Briggs en Hanekamp wilden weten hoe de KDW tot stand zijn gekomen. En of de KDW een goede maat zijn voor de hoeveelheid stikstof die risico geeft op natuurschade.
KDW hoogst onzeker
Sommige KDW vonden hun basis in bloempotten in kassen. De uitkomsten werden vervolgens geëxtrapoleerd naar regio’s of het hele land. “Je kunt niet stellig beweren dat wat je meet in een bloempot van 10×10 cm, ook geldt voor natuur in heel Nederland”, schrijven de onderzoekers in Dose Response. Dan zijn er de vele oordelen van deskundigen, die nooit nader werden onderzocht. Als je uitgaat van een inschatting van een deskundige, zul je daarna altijd moeten toetsen of het klopt. Juist bij het beschermen van natuur wil je zeker weten of een inschatting in de praktijk ook echt zo uitpakt. Anders neem je mogelijk verstrekkende maatregelen zonder dat je weet of die wel nodig zijn.
In andere studies werden de verschillen die werden gevonden tussen planten, zonder meer toegeschreven aan stikstof. Terwijl een andere oorzaak soms meer voor de hand lag; correlaties werden opgetekend als causale verbanden. Zo werd bijvoorbeeld de afname van duinnatuur verder landinwaarts toegeschreven aan hogere stikstofconcentraties. Terwijl afwezigheid van landduinen meer de oorzaak lijkt van de afnemende duinvegetatie.
Briggs en Hanekamp constateren niet alleen gebrek aan uniformiteit, maar ook gebrek aan onderbouwing.
Nederland koos KDW om mee te sturen op natuurdoelen
Het kabinet zet in haar natuurbeleid stevig in op het halen van de KDW, om zo de natuurkwaliteit te verbeteren. In 2025 moet tenminste voor 40% van de natuur de kritische depositiewaarde niet meer worden overschreden. In 2030 moet dat 74% zijn. Het kabinet trekt 25 miljard euro uit voor het halen van dit doel.
Het onderzoek van Briggs en Hanekamp laat zien dat de KDW dermate onbetrouwbaar zijn, dat deze ongeschikt zijn om mee te sturen op natuurdoelen. Het PBL kwam afgelopen zomer tot een soortgelijke conclusie. Het PBL toonde aan dat er in de Nederlandse natuurgebieden nagenoeg geen verband is tussen KDW, stikstofdepositie en natuurkwaliteit.[2]
De onderzoekers concluderen dat de KDW niet bruikbaar zijn voor het natuurbeleid. De KDW moeten veel beter worden onderzocht op basis van veldonderzoek en metingen. Briggs en Hanekamp doen hiervoor in hun publicatie een aantal aanbevelingen.
“Verhoogde kans op ziekte van Parkinson door levenslang gebruik melkproducten”, kopte het AD vorig jaar. De krant citeerde uit het college van Bas Bloem, neuroloog bij RadboudUMC. Tijdens het interview met STAF nuanceert Bloem zijn uitspraak over melk en Parkinson.
“Het verhaal is tijdens het college onvoldoende uit de verf gekomen, zeker waar het de Nederlandse situatie betreft”, geeft Bloem toe. De studies die een verband aantonen tussen Parkinson en melkconsumptie betreffen buitenlandse studies, van melkconsumpties langer geleden. Of de buitenlandse studies ook opgaan voor de streng gecontroleerde Nederlandse melk, dat is onzeker.
D66-politicus Tjeerd de Groot heeft een brief ontvangen van de advocaat van STAF, met het verzoek zijn woorden te kuisen. De Groot scheldt partijen uit, zonder aanleiding. Dat past niet binnen de nieuwe bestuurscultuur die D66 zegt na te streven.
De Groot begon STAF uit te schelden op Twitter. Reden was dat Tweede Kamerlid Caroline van der Plas van Boer Burger Beweging Kamervragen stelde over een kritisch stikstofartikel van journalist Klaas van der Horst van Boerenbusiness. STAF had geen enkele betrokkenheid bij het werk van de journalist, evenmin bij dat van het Kamerlid. STAF werd ook nergens genoemd. Toch weerhield dat De Groot niet om STAF uit te schelden voor twijfelbrigade en nepnieuws. De Groot meende in het werk van de journalist en het Kamerlid de hand van STAF te herkennen.
STAF heeft besloten de D66-landbouwwoordvoerder een beetje te helpen met de nieuwe bestuurscultuur van zijn D66. Uitschelden van organisaties past daar niet bij. En al helemaal niet als die organisatie geen partij is. De Groot ontving een brief van de STAF-advocaat met het verzoek zijn uitspraken te kuisen conform de verbindende normen en waarden van D66.
Een sponsorbijdrage voor de komende drie jaar van Royal A Ware, VanDrie Group en De Heus Voeders maakt het mogelijk om de onderzoekscapaciteit van Stichting Agrifacts uit te breiden. Stichting Agrifacts zal de sponsorbijdrage gebruiken om de onderbouwing van het land- en tuinbouwbeleid in Nederland te toetsen en publicaties en informatie over de agrarische sector te voorzien van een feitencheck.
Jaap Haanstra, voorzitter van Stichting Agrifacts, is erg blij met de bijdrage van de bedrijven. “Hiermee kunnen we onze redactiecapaciteit flink uitbreiden. We krijgen veel tips vanuit de agrarische sector over onderwerpen die we zouden kunnen onderzoeken. Dankzij deze bijdrage kunnen we veel van die onderwerpen ook echt grondig uitzoeken.”
“Het is mooi om te zien dat bedrijven waarderen wat wij doen en daaraan willen bijdragen. Daarbij is het wel belangrijk dat de onafhankelijkheid van Stichting Agrifacts gegarandeerd is. Daarom hebben we daar in de sponsorovereenkomsten goede afspraken over gemaakt. Het onderzoeksteam beslist zelfstandig welke onderwerpen door de onderzoeksredactie worden opgepakt”, vult Geesje Rotgers, onderzoeksjournalist voor Stichting Agrifacts aan.
De bedrijven stellen: “We voelen ons nauw betrokken bij de agrarische sector en onderschrijven de noodzaak om de manier waarop we voedsel produceren verder te verduurzamen. Maar het beleid dat we daarvoor inzetten moet wel kloppen. Met regelmaat zien we voorbeelden van regels die op papier kloppen maar in de praktijk vervelende gevolgen hebben voor boeren en hun familiebedrijven. Vaak blijkt dan dat de onderbouwing van het beleid helemaal niet zo stevig is als wordt voorgespiegeld. Daarom is het goed dat Stichting Agrifacts de onderbouwing van beleid waar vraagtekens bij zijn grondig onderzoekt.”
Stichting Agrifacts zal op korte termijn beginnen met de werving van freelance onderzoekers uit de journalistiek en/of wetenschap. Tips voor het onderzoeksteam van Stichting Agrifacts kunnen worden gedeeld via Info@stichtingagrifacts.nl. Wilt u de vacaturetekst toegemaild krijgen zodra deze beschikbaar is? Laat het ook weten via dit mailadres.
STAF heeft vandaag een officiële klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van TU Delft. De klacht betreft het opkloppen van de klimaatwinst, die met de vegakantine gerealiseerd zou worden. In mei bracht de universiteit naar buiten dat de faculteit Bouwkunde heeft gekozen voor een volledig vegetarisch aanbod in haar kantine. Daarbij werd een onrealistisch grote klimaatwinst gepresenteerd. Dat was reden om de onderbouwing te checken.
Het staat TU Delft vrij om te kiezen voor een vegakantine. Echter, het staat een universiteit niet vrij om daarbij klimaatwinsten te presenteren die zijn ‘opgeklopt’. Het vergde doorzettingsvermogen om de onderbouwing van de gepresenteerde klimaatwinst op tafel te krijgen. Een opgevoerde literatuurbron, die de klimaatwinst zou onderbouwen, bleek niet beschikbaar.
Na doorvragen ontvangt STAF van TU Delft een exceltabel met de berekening. Hieruit blijkt dat er verschillend is omgegaan met voedingsmiddelen van dierlijke en plantaardige oorsprong. Zo worden dranken van dierlijke oorsprong (melk) wel meegeteld, maar dranken van plantaardige oorsprong niet (denk aan: koffie, bier, wijn). Meer categorieën voedingsmiddelen van plantaardige oorsprong zijn vergeten in de berekeningen, zoals koek, gebak en snoep. Hierdoor wordt het verschil in CO2-voetprint tussen een voedingspatroon met en zonder dierlijke producten groter.
Bovendien worden bij voedingsmiddelen de emissies in de hele keten meegeteld. Bij de ‘energiegebruikers’ (zoals vervoermiddelen en ICT) daarentegen alleen de brandstoffen en elektriciteit.
STAF heeft haar bevindingen voorgelegd aan TU Delft. Ondanks meerdere reminders kwam er geen reactie.
Over de klacht
STAF heeft een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van TU Delft. De klacht betreft twee zaken, die volgens STAF in strijd zijn met de gedragscode voor wetenschappers. Enerzijds het niet beschikbaar zijn van een opgevoerde literatuurbron. Anderzijds het opkloppen van de klimaatwinst van de vegakantine door meerdere CO2-bronnen buiten beschouwing te laten.
Het artikel ‘TU Delft klopt klimaatwinst vegakantine op’ is deze week te lezen in het STAF-blad.
In verschillende natuurgebieden worden hoge concentraties stikstof gemeten in het oppervlaktewater. Eén van die gebieden betreft N2000-gebied Springendal en Dal van de Mosbeek (Overijssel). Bij een bezoek aan het gebied blijkt dat het water vanuit het natuurgebied, het landbouwgebied instroomt. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn, maar dat is het hier wel. Want op de grens van natuur en landbouw liggen de officiële meetpunten voor de monitoring van de agrarische waterkwaliteit. Waterschap Vechtstromen, die verantwoordelijk is voor de keuze van de meetlocaties, geeft al vier weken geen inhoudelijk antwoord op vragen. “Wij zijn ermee bezig”.
Nederland heeft in totaal 170 meetpunten, verspreid over het land, waar de agrarische waterkwaliteit wordt gemeten. De metingen worden gebruikt voor maatregelen vanwege de Nitraatrichtlijn en Kaderrichtlijn Water. Waterschappen kiezen de locaties van de meetpunten. Waterschap Vechtstromen heeft 12 meetpunten in haar beheergebied. Drie daarvan liggen op de rand van N2000-gebied Springendal en Dal van de Mosbeek. Zowel in het natuurgebied, als op de landbouwmeetpunten, worden zeer hoge stikstofconcentraties gemeten. Voor de natuurbeheerder heeft dit geen consequenties. Voor de landbouw wel, die krijgt de forse normoverschrijdingen aangerekend.
Waar komt die stikstof vandaan?
Komen de hoge stikstofgehalten uit de landbouwpercelen en stromen die het natuurgebied in? Of is het net andersom? Voor het antwoord op deze vraag brengt STAF een bezoek aan twee landbouwmeetpunten in het gebied. Op beide meetpunten blijkt het water vanuit de natuur, het landbouwgebied in te stromen (zie figuur). Dat er hoge concentraties worden gemeten in de landbouwsloten lijkt dus veel meer het gevolg van processen in het natuurgebied, dan van bemesting van de landbouwpercelen.
Meetpunten niet respresentatief
De meetpunten voor het landbouwmeetnet (MLNSO) moeten zodanig worden gekozen, dat deze representatief zijn voor de landbouw. Dit betekent dat de stikstofvervuiling die hier wordt gemeten, moet kunnen worden toegeschreven aan de landbouw. Daarvan lijkt hier geen sprake. Hier wordt stikstof die afkomstig is uit het natuurgebied, bij de landbouw op de rekening gezet.
Waterschap Vechtstromen heeft de locaties van de meetpunten bepaald. STAF neemt op 14 oktober (inmiddels een maand geleden) contact op met dit waterschap. Gevraagd wordt naar de herkomst van de hoge stikstofconcentraties in het natuur- en aangrenzende landbouwgebied. Ondanks diverse reminders, gaat het waterschap niet in op de vragen. “Wij zijn er mee bezig”, is het enige wat dit waterschap kwijt wil.
Stikstofbron
Het is bekend dat uit dit natuurgebied veel stikstof vrijkomt. Zie bijvoorbeeld het rapport Hydro-ecologische systeemanalyse van het brongebied van de Mosbeek; WUR; 2014. Het rapport kan geen zekerheid geven over de herkomst van de stikstof. Veenafbraak kan een mogelijkheid zijn, historische bemesting die via kwelwater naar boven komt ook, of andere bodemprocessen.
De stikstofnormen voor boerensloten en -afwateringen zijn in Nederland een stuk strenger dan in onze buurlanden. Dat blijkt uit een vergelijking van de stikstofnormen voor oppervlaktewater in Nederland, Vlaanderen en West-Duitsland. Van onze Vlaamse en Duitse buren mag er meer stikstof in het water zitten, dan in ons land is toegestaan. Dat zorgt voor normoverschrijdingen in Zuid- en Oost-Nederland, waar het buitenlandse water ons land binnenstroomt.
Nederland vraagt ingrijpende maatregelen van boeren voor het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Demissionair minister Schouten wil dat boeren metersbrede bufferstroken langs watergangen aanhouden, die niet bemest mogen worden. Ook wil zij dat er regelmatig een rustgewas wordt opgenomen in het bouwplan. Dit alles om de Europese waterdoelen voor het grond- en oppervlaktewater dichterbij te brengen. Die Europese doelen staan in de Nitraatrichtlijn en Kaderrichtlijn Water. Gaan lidstaten op uniforme wijze om met de Europese waterdoelen? Nee, blijkt uit een doelenvergelijking van STAF. Nederland hanteert strengere stikstofdoelen voor boerenafwateringen dan Vlaanderen en West-Duitsland.
Vergelijking stikstofdoelen slootwater
Voor grondwater hanteren Europese lidstaten dezelfde norm: maximaal 50 mg nitraat per liter. Voor het oppervlaktewater heeft Europa geen normen vastgelegd, die bepalen lidstaten zelf. In Nederland bepalen waterschappen de normen. Voor Nederlandse agrarische afwateringen ligt die doorgaans tussen 1.3 en 2.8 mg N/l (zomergemiddelde), afhankelijk van de regio. In Vlaanderen geldt voor afwateringen echter een veel ruimere norm: 4.0 mg N/l (zomergemiddelde). Duitsland hanteert de norm van de Nitraatrichtlijn: 50 mg nitraat/l (jaarrond gemiddelde). Dit is omgerekend 11.3 mg N/l. Voor grensoverschrijdende rivieren is de Duitse streefwaarde lager: 3 tot 6 mg N/l.
Uit de Duitse waterkwaliteitsmetingen op de zes grensmeetpunten blijkt dat de rivieren gemiddeld zo’n 6 mg N/l aan stikstof afvoeren naar Nederland. Het Vlaamse afvoerwater bevat vergelijkbare concentraties. Het zijn concentraties die de Nederlandse normen ver overschrijden.
Het aandeel buitenlandse stikstof in de Nederlandse regionale wateren wordt geschat op 20 procent (afbeelding 1). In combinatie met strengere Nederlandse normen, zorgt dat voor een grote stikstofopgave voor boeren (afbeelding 2).
Nederland kiest voor strengere norm boerensloot
Lidstaten hebben ‘waterlichamen’ aangewezen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Volgens de KRW gaat het om wateren van aanzienlijke omvang, zoals meren, waterbekkens, rivieren, kanalen en kuststroken. Voor ieder waterlichaam zijn doelen geformuleerd, waaronder een stikstofnorm.
Volgens STOWA, het kenniscentrum van de waterschappen, zijn over de waterambities internationaal afspraken gemaakt. Er zijn echter geen afspraken gemaakt over normen voor kleinere wateren, zoals agrarische afwateringen. Opvallend is dat veel Nederlandse waterschappen de strenge KRW-stikstofnormen ook hanteren voor boerenwateringen. Vlaanderen en Duitsland doen dit niet, zij kozen voor een lichtere norm voor de niet KRW-wateren.
Foto: Shutterstock, Ruud Morijn.
Een uitgebreid artikel over dit onderwerp verschijnt in STAF (december 2021).
Bronnen:
7e Nederlandse actieprogramma betreffende de Nitraatrichtlijn (2022 – 2025) (Ministeries van LNV en IenW)
Landbouw en de KRW-opgave voor nutriënten in regionale wateren (WUR, 2016)
Meetnet Nutriënten Landbouw Specifiek Oppervlaktewater, Toestand en trends tot en met 2018 (Deltares)
Waterkwaliteitsportaal.nl (meetdata)
Basismilieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater Vlaanderen
Antwoorden op vragen aan Vlaamse Milieumaatschappij, STOWA, diverse waterschappen.
Deel via:
Beheer cookie toestemming
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een site of over verschillende sites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.