Kritische depositiewaarden niet geschikt voor beschermen natuur

De betrouwbaarheid van de kritische depositiewaarden voor stikstof (KDW) is onder de maat. De KDW zijn in de praktijk ongeschikt als instrument om de natuur in Nederland mee te beschermen. Dat blijkt uit onderzoek van Matt Briggs en Jaap Hanekamp. Zij onderzochten hoe de KDW tot stand zijn gekomen en hoe betrouwbaar deze zijn. Sommige KDW zijn gebaseerd op potproeven in kassen, andere op expertoordelen zonder verder onderzoek. Praktijkonderzoek heeft zelden plaatsgevonden. Briggs en Hanekamp publiceerden hun studie in het wetenschappelijke tijdschrift Dose Response.[1]

Het Nederlandse stikstofbeleid leunt zwaar op de KDW; deze geven aan vanaf welke hoeveelheid stikstof de natuur risico loopt op schade. Briggs en Hanekamp wilden weten hoe de KDW tot stand zijn gekomen. En of de KDW een goede maat zijn voor de hoeveelheid stikstof die risico geeft op natuurschade.

KDW hoogst onzeker

Sommige KDW vonden hun basis in bloempotten in kassen. De uitkomsten werden vervolgens geëxtrapoleerd naar regio’s of het hele land. “Je kunt niet stellig beweren dat wat je meet in een bloempot van 10×10 cm, ook geldt voor natuur in heel Nederland”, schrijven de onderzoekers in Dose Response. Dan zijn er de vele oordelen van deskundigen, die nooit nader werden onderzocht. Als je uitgaat van een inschatting van een deskundige, zul je daarna altijd moeten toetsen of het klopt. Juist bij het beschermen van natuur wil je zeker weten of een inschatting in de praktijk ook echt zo uitpakt. Anders neem je mogelijk verstrekkende maatregelen zonder dat je weet of die wel nodig zijn.

In andere studies werden de verschillen die werden gevonden tussen planten, zonder meer toegeschreven aan stikstof. Terwijl een andere oorzaak soms meer voor de hand lag; correlaties werden opgetekend als causale verbanden. Zo werd bijvoorbeeld de afname van duinnatuur verder landinwaarts toegeschreven aan hogere stikstofconcentraties. Terwijl afwezigheid van landduinen meer de oorzaak lijkt van de afnemende duinvegetatie.

Briggs en Hanekamp constateren niet alleen gebrek aan uniformiteit, maar ook gebrek aan onderbouwing.

Nederland koos KDW om mee te sturen op natuurdoelen

Het kabinet zet in haar natuurbeleid stevig in op het halen van de KDW, om zo de natuurkwaliteit te verbeteren. In 2025 moet tenminste voor 40% van de natuur de kritische depositiewaarde niet meer worden overschreden. In 2030 moet dat 74% zijn. Het kabinet trekt 25 miljard euro uit voor het halen van dit doel.

Het onderzoek van Briggs en Hanekamp laat zien dat de KDW dermate onbetrouwbaar zijn, dat deze ongeschikt zijn om mee te sturen op natuurdoelen. Het PBL kwam afgelopen zomer tot een soortgelijke conclusie. Het PBL toonde aan dat er in de Nederlandse natuurgebieden nagenoeg geen verband is tussen KDW, stikstofdepositie en natuurkwaliteit.[2]

De onderzoekers concluderen dat de KDW niet bruikbaar zijn voor het natuurbeleid. De KDW moeten veel beter worden onderzocht op basis van veldonderzoek en metingen. Briggs en Hanekamp doen hiervoor in hun publicatie een aantal aanbevelingen. 

Lees ook de blog van Jaap Hanekamp: KDW – weg er mee?!


[1] https://journals.sagepub.com/doi/full/10.1177/15593258221075513

[2] https://debatgemist.tweedekamer.nl/debatten/planbureau-voor-de-leefomgeving-over-policybrief-uitweg-uit-de-stikstofcrisis?s=08

Deel via:

Prof. Bas Bloem nuanceert uitspraak over melk en Parkinson

“Verhoogde kans op ziekte van Parkinson door levenslang gebruik melkproducten”, kopte het AD vorig jaar. De krant citeerde uit het college van Bas Bloem, neuroloog bij RadboudUMC. Tijdens het interview met STAF nuanceert Bloem zijn uitspraak over melk en Parkinson.

“Het verhaal is tijdens het college onvoldoende uit de verf gekomen, zeker waar het de Nederlandse situatie betreft”, geeft Bloem toe. De studies die een verband aantonen tussen Parkinson en melkconsumptie betreffen buitenlandse studies, van melkconsumpties langer geleden. Of de buitenlandse studies ook opgaan voor de streng gecontroleerde Nederlandse melk, dat is onzeker.

Download hier het artikel:

Deel via:

STAF helpt scheldende D66-politicus bij het kuisen van zijn taalgebruik

D66-politicus Tjeerd de Groot heeft een brief ontvangen van de advocaat van STAF, met het verzoek zijn woorden te kuisen. De Groot scheldt partijen uit, zonder aanleiding. Dat past niet binnen de nieuwe bestuurscultuur die D66 zegt na te streven.

De Groot begon STAF uit te schelden op Twitter. Reden was dat Tweede Kamerlid Caroline van der Plas van Boer Burger Beweging Kamervragen stelde over een kritisch stikstofartikel van journalist Klaas van der Horst van Boerenbusiness. STAF had geen enkele betrokkenheid bij het werk van de journalist, evenmin bij dat van het Kamerlid. STAF werd ook nergens genoemd. Toch weerhield dat De Groot niet om STAF uit te schelden voor twijfelbrigade en nepnieuws. De Groot meende in het werk van de journalist en het Kamerlid de hand van STAF te herkennen.

STAF heeft besloten de D66-landbouwwoordvoerder een beetje te helpen met de nieuwe bestuurscultuur van zijn D66. Uitschelden van organisaties past daar niet bij. En al helemaal niet als die organisatie geen partij is. De Groot ontving een brief van de STAF-advocaat met het verzoek zijn uitspraken te kuisen conform de verbindende normen en waarden van D66.

Foto: Shutterstock.

Deel via:

Agrifacts breidt onderzoekscapaciteit uit dankzij steun van sponsoren

Een sponsorbijdrage voor de komende drie jaar van Royal A Ware, VanDrie Group en De Heus Voeders maakt het mogelijk om de onderzoekscapaciteit van Stichting Agrifacts uit te breiden. Stichting Agrifacts zal de sponsorbijdrage gebruiken om de onderbouwing van het land- en tuinbouwbeleid in Nederland te toetsen en publicaties en informatie over de agrarische sector te voorzien van een feitencheck.

Jaap Haanstra, voorzitter van Stichting Agrifacts, is erg blij met de bijdrage van de bedrijven. “Hiermee kunnen we onze redactiecapaciteit flink uitbreiden. We krijgen veel tips vanuit de agrarische sector over onderwerpen die we zouden kunnen onderzoeken. Dankzij deze bijdrage kunnen we veel van die onderwerpen ook echt grondig uitzoeken.”

“Het is mooi om te zien dat bedrijven waarderen wat wij doen en daaraan willen bijdragen. Daarbij is het wel belangrijk dat de onafhankelijkheid van Stichting Agrifacts gegarandeerd is. Daarom hebben we daar in de sponsorovereenkomsten goede afspraken over gemaakt. Het onderzoeksteam beslist zelfstandig welke onderwerpen door de onderzoeksredactie worden opgepakt”, vult Geesje Rotgers, onderzoeksjournalist voor Stichting Agrifacts aan.

De bedrijven stellen: “We voelen ons nauw betrokken bij de agrarische sector en onderschrijven de noodzaak om de manier waarop we voedsel produceren verder te verduurzamen. Maar het beleid dat we daarvoor inzetten moet wel kloppen. Met regelmaat zien we voorbeelden van regels die op papier kloppen maar in de praktijk vervelende gevolgen hebben voor boeren en hun familiebedrijven. Vaak blijkt dan dat de onderbouwing van het beleid helemaal niet zo stevig is als wordt voorgespiegeld. Daarom is het goed dat Stichting Agrifacts de onderbouwing van beleid waar vraagtekens bij zijn grondig onderzoekt.”

Stichting Agrifacts zal op korte termijn beginnen met de werving van freelance onderzoekers uit de journalistiek en/of wetenschap. Tips voor het onderzoeksteam van Stichting Agrifacts kunnen worden gedeeld via Info@stichtingagrifacts.nl. Wilt u de vacaturetekst toegemaild krijgen zodra deze beschikbaar is? Laat het ook weten via dit mailadres.

Foto: Shutterstock

Deel via:

STAF dient klacht in bij TU Delft, over opkloppen klimaatwinst vegakantine

STAF heeft vandaag een officiële klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van TU Delft. De klacht betreft het opkloppen van de klimaatwinst, die met de vegakantine gerealiseerd zou worden. In mei bracht de universiteit naar buiten dat de faculteit Bouwkunde heeft gekozen voor een volledig vegetarisch aanbod in haar kantine. Daarbij werd een onrealistisch grote klimaatwinst gepresenteerd. Dat was reden om de onderbouwing te checken.

Het staat TU Delft vrij om te kiezen voor een vegakantine. Echter, het staat een universiteit niet vrij om daarbij klimaatwinsten te presenteren die zijn ‘opgeklopt’. Het vergde doorzettingsvermogen om de onderbouwing van de gepresenteerde klimaatwinst op tafel te krijgen. Een opgevoerde literatuurbron, die de klimaatwinst zou onderbouwen, bleek niet beschikbaar.

Na doorvragen ontvangt STAF van TU Delft een exceltabel met de berekening. Hieruit blijkt dat er verschillend is omgegaan met voedingsmiddelen van dierlijke en plantaardige oorsprong. Zo worden dranken van dierlijke oorsprong (melk) wel meegeteld, maar dranken van plantaardige oorsprong niet (denk aan: koffie, bier, wijn). Meer categorieën voedingsmiddelen van plantaardige oorsprong zijn vergeten in de berekeningen, zoals koek, gebak en snoep. Hierdoor wordt het verschil in CO2-voetprint tussen een voedingspatroon met en zonder dierlijke producten groter.

Bovendien worden bij voedingsmiddelen de emissies in de hele keten meegeteld. Bij de ‘energiegebruikers’ (zoals vervoermiddelen en ICT) daarentegen alleen de brandstoffen en elektriciteit.

STAF heeft haar bevindingen voorgelegd aan TU Delft. Ondanks meerdere reminders kwam er geen reactie.

Over de klacht

STAF heeft een klacht ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van TU Delft. De klacht betreft twee zaken, die volgens STAF in strijd zijn met de gedragscode voor wetenschappers. Enerzijds het niet beschikbaar zijn van een opgevoerde literatuurbron. Anderzijds het opkloppen van de klimaatwinst van de vegakantine door meerdere CO2-bronnen buiten beschouwing te laten.

Het artikel ‘TU Delft klopt klimaatwinst vegakantine op’ is deze week te lezen in het STAF-blad.

(Foto: Shutterstock / Frank Cornelissen)

Deel via:

Waterschap Vechtstromen plust natuurstikstof bij landbouw op de rekening

In verschillende natuurgebieden worden hoge concentraties stikstof gemeten in het oppervlaktewater. Eén van die gebieden betreft N2000-gebied Springendal en Dal van de Mosbeek (Overijssel). Bij een bezoek aan het gebied blijkt dat het water vanuit het natuurgebied, het landbouwgebied instroomt. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn, maar dat is het hier wel. Want op de grens van natuur en landbouw liggen de officiële meetpunten voor de monitoring van de agrarische waterkwaliteit. Waterschap Vechtstromen, die verantwoordelijk is voor de keuze van de meetlocaties, geeft al vier weken geen inhoudelijk antwoord op vragen. “Wij zijn ermee bezig”.  

Nederland heeft in totaal 170 meetpunten, verspreid over het land, waar de agrarische waterkwaliteit wordt gemeten. De metingen worden gebruikt voor maatregelen vanwege de Nitraatrichtlijn en Kaderrichtlijn Water. Waterschappen kiezen de locaties van de meetpunten. Waterschap Vechtstromen heeft 12 meetpunten in haar beheergebied. Drie daarvan liggen op de rand van N2000-gebied Springendal en Dal van de Mosbeek. Zowel in het natuurgebied, als op de landbouwmeetpunten, worden zeer hoge stikstofconcentraties gemeten. Voor de natuurbeheerder heeft dit geen consequenties. Voor de landbouw wel, die krijgt de forse normoverschrijdingen aangerekend.

Waar komt die stikstof vandaan?

Komen de hoge stikstofgehalten uit de landbouwpercelen en stromen die het natuurgebied in? Of is het net andersom? Voor het antwoord op deze vraag brengt STAF een bezoek aan twee landbouwmeetpunten in het gebied. Op beide meetpunten blijkt het water vanuit de natuur, het landbouwgebied in te stromen (zie figuur). Dat er hoge concentraties worden gemeten in de landbouwsloten lijkt dus veel meer het gevolg van processen in het natuurgebied, dan van bemesting van de landbouwpercelen.

Figuur. STAF bezoekt twee meetpunten uit het agrarische waterkwaliteitsmeetnet. Deze bevinden zich op de rand van het natuurgebied. De forse normoverschrijdingen op deze meetpunten, krijgt de landbouw aangerekend. Het stikstofrijke water blijkt echter afkomstig te zijn uit het natuurgebied.

Meetpunten niet respresentatief

De meetpunten voor het landbouwmeetnet (MLNSO) moeten zodanig worden gekozen, dat deze representatief zijn voor de landbouw. Dit betekent dat de stikstofvervuiling die hier wordt gemeten, moet kunnen worden toegeschreven aan de landbouw. Daarvan lijkt hier geen sprake. Hier wordt stikstof die afkomstig is uit het natuurgebied, bij de landbouw op de rekening gezet.

Waterschap Vechtstromen heeft de locaties van de meetpunten bepaald. STAF neemt op 14 oktober (inmiddels een maand geleden) contact op met dit waterschap. Gevraagd wordt naar de herkomst van de hoge stikstofconcentraties in het natuur- en aangrenzende landbouwgebied. Ondanks diverse reminders, gaat het waterschap niet in op de vragen. “Wij zijn er mee bezig”, is het enige wat dit waterschap kwijt wil.

Stikstofbron

Het is bekend dat uit dit natuurgebied veel stikstof vrijkomt. Zie bijvoorbeeld het rapport Hydro-ecologische systeemanalyse van het brongebied van de Mosbeek; WUR; 2014. Het rapport kan geen zekerheid geven over de herkomst van de stikstof. Veenafbraak kan een mogelijkheid zijn, historische bemesting die via kwelwater naar boven komt ook, of andere bodemprocessen.

In het natuurgebied borrelt kwelwater op uit de bodem. De beekjes die hierdoor ontstaan, stromen naar het verderop gelegen landbouwgebied.
Dit landbouwmeetpunt blijkt nog net in de natuur te liggen.
Het beekje stroomt door het natuurgebied om uit te komen bij dit landbouwmeetpunt in extensief beheergebied.

Deel via:

Stikstofnormen boerensloten veel strenger in Nederland

De stikstofnormen voor boerensloten en -afwateringen zijn in Nederland een stuk strenger dan in onze buurlanden. Dat blijkt uit een vergelijking van de stikstofnormen voor oppervlaktewater in Nederland, Vlaanderen en West-Duitsland. Van onze Vlaamse en Duitse buren mag er meer stikstof in het water zitten, dan in ons land is toegestaan. Dat zorgt voor normoverschrijdingen in Zuid- en Oost-Nederland, waar het buitenlandse water ons land binnenstroomt.  

Nederland vraagt ingrijpende maatregelen van boeren voor het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Demissionair minister Schouten wil dat boeren metersbrede bufferstroken langs watergangen aanhouden, die niet bemest mogen worden. Ook wil zij dat er regelmatig een rustgewas wordt opgenomen in het bouwplan. Dit alles om de Europese waterdoelen voor het grond- en oppervlaktewater dichterbij te brengen. Die Europese doelen staan in de Nitraatrichtlijn en Kaderrichtlijn Water. Gaan lidstaten op uniforme wijze om met de Europese waterdoelen? Nee, blijkt uit een doelenvergelijking van STAF. Nederland hanteert strengere stikstofdoelen voor boerenafwateringen dan Vlaanderen en West-Duitsland.

Vergelijking stikstofdoelen slootwater

Voor grondwater hanteren Europese lidstaten dezelfde norm: maximaal 50 mg nitraat per liter. Voor het oppervlaktewater heeft Europa geen normen vastgelegd, die bepalen lidstaten zelf. In Nederland bepalen waterschappen de normen. Voor Nederlandse agrarische afwateringen ligt die doorgaans tussen 1.3 en 2.8 mg N/l (zomergemiddelde), afhankelijk van de regio. In Vlaanderen geldt voor afwateringen echter een veel ruimere norm: 4.0 mg N/l (zomergemiddelde). Duitsland hanteert de norm van de Nitraatrichtlijn: 50 mg nitraat/l (jaarrond gemiddelde). Dit is omgerekend 11.3 mg N/l. Voor grensoverschrijdende rivieren is de Duitse streefwaarde lager: 3 tot 6 mg N/l.

Uit de Duitse waterkwaliteitsmetingen op de zes grensmeetpunten blijkt dat de rivieren gemiddeld zo’n 6 mg N/l aan stikstof afvoeren naar Nederland. Het Vlaamse afvoerwater bevat vergelijkbare concentraties. Het zijn concentraties die de Nederlandse normen ver overschrijden.

Het aandeel buitenlandse stikstof in de Nederlandse regionale wateren wordt geschat op 20 procent (afbeelding 1). In combinatie met strengere Nederlandse normen, zorgt dat voor een grote stikstofopgave voor boeren (afbeelding 2).

Nederland kiest voor strengere norm boerensloot

Lidstaten hebben ‘waterlichamen’ aangewezen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Volgens de KRW gaat het om wateren van aanzienlijke omvang, zoals meren, waterbekkens, rivieren, kanalen en kuststroken. Voor ieder waterlichaam zijn doelen geformuleerd, waaronder een stikstofnorm.

Volgens STOWA, het kenniscentrum van de waterschappen, zijn over de waterambities internationaal afspraken gemaakt. Er zijn echter geen afspraken gemaakt over normen voor kleinere wateren, zoals agrarische afwateringen. Opvallend is dat veel Nederlandse waterschappen de strenge KRW-stikstofnormen ook hanteren voor boerenwateringen. Vlaanderen en Duitsland doen dit niet, zij kozen voor een lichtere norm voor de niet KRW-wateren.


Afbeelding 1. De buitenlandse waterstromen voeren veel stikstof mee naar Nederland. Vooral in Oost- en Zuid-Nederland is een aanzienlijk deel van de stikstof in regionale wateren afkomstig uit het buitenland. (Afbeeldingen: WUR).

Afbeelding 2. Op dit kaartje is te zien waar de stikstofopgave voor boeren het grootste is. Hoe donkerder het gebied, hoe groter de normoverschrijding in het oppervlaktewater. In welke mate de norm wordt overschreden, hangt mede af van de normstelling. De normen voor agrarisch gebied zijn in Nederland strenger dan in Vlaanderen en Duitsland.

Foto: Shutterstock, Ruud Morijn.


Een uitgebreid artikel over dit onderwerp verschijnt in STAF (december 2021).

Bronnen:

  1. 7e Nederlandse actieprogramma betreffende de Nitraatrichtlijn (2022 – 2025) (Ministeries van LNV en IenW)
  2. Landbouw en de KRW-opgave voor nutriënten in regionale wateren (WUR, 2016)
  3. Meetnet Nutriënten Landbouw Specifiek Oppervlaktewater, Toestand en trends tot en met 2018 (Deltares)
  4. Waterkwaliteitsportaal.nl (meetdata)
  5. Basismilieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater Vlaanderen
  6. Oberflächengewässerverordnung / Nährstofftrends – Fließgewässer (Umwelt Bundesamt)
  7. Antwoorden op vragen aan Vlaamse Milieumaatschappij, STOWA, diverse waterschappen.

Deel via:

Brussel maakte wél verslag van gesprek over ‘Wierdense Veld’

Minister Schouten liet begin september weten dat er geen verslag is gemaakt van haar gesprek met de Europese Commissie over N2000-gebied Wierdense Veld (Ov). Dit antwoordde zij op Kamervragen van Derk Boswijk (CDA). In juni had zij de Europese Commissie gesproken over de proportionaliteit van het maatregelenpakket en de kosten voor behoud van het hoogveengebied. STAF vroeg middels een WOB-procedure de stukken rondom het overleg op. En kreeg tot haar verrassing een uitgebreid verslag van het gesprek.

Voor het behoud van 108 m2 actief hoogveen in Wierdense Veld, wordt 40 miljoen euro uitgetrokken. Het geld is onder meer nodig voor de opkoop van zo’n 180 hectare omringende boerengrond.

STAF startte een WOB-procedure bij de Europese Commissie en ontving binnen de Europese termijn van 15 werkdagen zowel de Europese aantekeningen van een vooroverleg, als een uitgebreid verslag. Waarom CDA-Kamerlid Boswijk niets ontving? Hij vroeg naar een gesprek in juni 2020. Het betreffende gesprek vond plaats in juni 2021 (een jaar later).

Europese Commissie genuanceerder dan Schouten

Volgens Schouten moet Nederland van Brussel verder met het natuurherstel in Wierdense Veld. Uit het verslag blijkt echter dat Nederland een andere interpretatie geeft aan Habitatrichtlijn artikel 6, dan de Europese Commissie. De Europese Commissie deelt de uitleg die Nederland eraan geeft niet. Wat exact het verschil van inzicht is, blijkt niet uit het verslag. Verder valt op dat het ‘moeten van Brussel’, waar het ministerie van LNV voortdurend mee schermt, genuanceerder ligt. De Europese Commissie schrijft nadrukkelijk in haar verslag: ‘de weg die Nederland in deze situatie wil kiezen’. Ook vraagt Nederland naar de proportionaliteit, hoeveel kosten zijn nog redelijk? De Europese Commissie zegt open te staan voor gesprek hierover.

De stukken zijn hier te downloaden:

Deel via:

Slag om het Wierdense Veld

Provincie Overijssel gaat zo’n 40 miljoen euro verspijkeren aan haar hoogveengebied Wierdense Veld. Het geld is bedoeld om het afgegraven en verdroogde hoogveen weer actief te krijgen. Ongeveer de helft van het geld is nodig om 180 hectare aangrenzende boerengrond (deels) op te kopen en te vernatten. De onderbouwing van het voorgenomen beleid wordt getoetst. Het ververven van 180 hectare boerengond lijkt hier hoofddoel, naar de realisatie van de natuurdoelen is nauwelijks gekeken.

Beleidsmakers kapittelen wetenschap

Onderzoek naar de effecten van grootschalige vernatting van het Wierdense Veld werd vlak voor afronding stopgezet. Dit gebeurde nadat tussenresultaten hadden uitwezen dat geen van de doorgerekende scenario’s zou
leiden tot het behalen van de beoogde natuurdoelen. Onderzoekers moesten hun onafgemaakte werk inleveren en konden hun rapportage niet afronden. “Zo willen wij niet werken”, zegt een van hen. STAF onderzocht de kwestie.

Links op de foto natuurgebied Wierdense Veld. Foto: Shutterstock, Wirestock Creators.

Beleid mist onderbouwing, hoogveenherstel blijft gok

Twee ervaren terreinbeheerders keken naar de onderbouwing van de maatregelen die Provincie Overijssel wil doorvoeren. Ook werd een bezoek gebracht aan de plek waar actief hoogveen is ingetekend op de natuurkaart in rekenmodel Aerius (zie afbeelding). Dat het maatregelenpakket gaat leiden tot het gewenste hoogveenherstel, blijkt onvoldoende uit de rapporten. En eveneens uit het terreinbezoek. Er werd geen 108 m2 actief hoogveen aangetroffen op de plek waar het staat ingetekend. Verder lijkt hoogveenontwikkeling in veruit het grootste deel van het gebied niet reëel.

Maatschappelijke uitgaven van deze omvang (zo’n 40 miljoen euro) zijn te rechtvaardigen als op voorhand vaststaat dat het beoogde doel (hoogveenherstel) zal worden bereikt. Dat is hier niet het geval.

In Wierdense Veld is volgens de natuurkaart een miniem puntje actief hoogveen te vinden. In het overgrote deel moet het hoogveen nog tot ontwikkeling komen (ingetekend als herstellend hoogveen), wat niet reëel is.

Download toetsing beleid: Slag om het Wierdense Veld

Deel via:

Is er veel of juist weinig ammoniak op de Veluwe?

Vorige week verscheen het rapport ‘Naar een ontspannen Nederland’, van stikstofhoogleraar Jan Willem Erisman en landschapsarchitect Berno Strootman. De uitgangspunten die beide heren kozen, zijn bepalend voor hun uitkomsten. De heren zijn bij stikstof uitgegaan van berekende deposities. Als zij hadden gekozen voor gemeten ammoniakconcentraties in de natuur zelf, dan was de uitkomst anders geweest. Voor het broeikasgas methaan zou vernatten van het Groene Hart leiden tot minder methaanuitstoot, terwijl metingen meer methaan lieten zien.

Metingen: Veluwe laag in ammoniak

Erisman en Strootman hebben ervoor gekozen te zoeken naar natuurgebieden waarop de meeste stikstofdepositie (berekend!) plaatsvindt. Veluwe is het gebied waarop de meeste stikstof neerkomt, wat logisch is omdat dit veruit het grootste natuurgebied is. De boeren in de Gelderse vallei leveren volgens de berekeningen dan een relatief grote bijdrage. Als we echter uitgaan van de gemeten ammoniakconcentraties in natuurgebieden (MAN-meetnet RIVM; 2019), dan ziet het plaatje er anders uit. De Veluwe behoort dan tot de natuurgebieden met een relatief lage ammoniakbelasting. De gemiddelde ammoniakconcentratie in Nederlandse natuurgebieden bedraagt 6,1 μg/m3. Op de Veluwe ligt die met gemiddeld 5,1 μg/m3 aanzienlijk lager (zie figuur). Alleen op de buitenrand van de bosrijke Veluwe zijn de concentraties wat hoger, maar die nemen snel af naar lagere waarden.

Bekend is dat bosranden veel ammoniak wegvangen. Uit onderzoek blijkt dat met de aanleg van een oplopende bosrand van enkele tientallen meters, de depositie in een boshabitat aanzienlijk kan dalen. (Bron: Herstelstrategieën tegen de effecten van atmosferische depositie van stikstof op Natura2000 habitat in Vlaanderen; Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, 2018). In Vlaanderen staat de aanleg van een houtkant op de lijst met herstelstrategieën tegen stikstof, in Nederland niet.

De gemeten ammoniakconcentraties op de Veluwe zijn relatief laag.

Groene Hart: meer of minder methaan door vernatten?

Erisman en Strootman schrijven: Door oxidatie van het veen komen grote hoeveelheden broeikasgassen als CO2 en methaan vrij. Vernatten van het veen in het Groene Hart leidt tot minder uitstoot. Promotieonderzoek van Agnes van den Pol-Van Dasselaar (Methane emissions from grasslands, 1998) heeft in de jaren ’90 al uitgewezen dat vernatting van veen juist zorgt voor veel meer uitstoot van methaan. Dit op basis van metingen. Natte graslanden met een lage N-input (extensief beheer) op veengrond waren belangrijke bronnen van methaan. Deze graslanden stootten 80-200 kg methaan per hectare per jaar uit. Intensief gebruikte graslanden op gedraineerde veengronden legden daarentegen 0,1 tot 0,3 kg atmosferische methaan per hectare per jaar vast.

Erisman laat in reactie weten dat zij in hun schattingen alleen zijn uitgaan van CO2, niet van methaan. Methaan is niet meegerekend.

Meten is beter weten

Het Adviescollege Stikstofproblematiek (Commissie Remkes) kwam in 2020 met het advies ‘meten is beter weten’, aangezien de modelberekeningen te grote onzekerheden kennen. Een tweede adviescollege, de Commissie Meten en Berekenen Stikstof (Commissie Hordijk, 2020) concludeerde eveneens dat de onzekerheden in de berekeningen zeer groot zijn. Desondanks blijven onderzoekers vasthouden aan de berekeningen. Het rapport van Erisman en Strootman is de zoveelste in rij dat uitgaat van modelberekeningen.

(Foto: Shutterstock)

Deel via: