Aan de Raad van State zijn zes vragen gesteld over de onderbouwing van een aantal wezenlijke stikstofuitspraken. Het gaat om uitspraken waarbij de onderbouwing (deels) buiten de uitspraak is gebleven.  De vragen richten zich specifiek op het verstaan van het programma AERIUS(OPS), het gebruik van kritische depositiewaarden, het gebruik van het voorzorgbeginsel en het verstaan van het begrip significantie. Hieronder de specifieke vragen.

Door: Prof em. Dr drs mr Lucas Bergkamp, Dr Jan Bergstra MAE, Dr William M. Briggs, Dr Dr Jaap C. Hanekamp, Prof Dr Ira Helsloot, Prof Dr Ronald W.J. Meester, Mr Dr Quinten Pluymaekers, Geesje Rotgers.

Drie vragen over AERIUS

In de RvS uitspraak ECLI:NL:RVS:2019:1603 wordt het volgende over AERIUS gesteld:

“Ten eerste is dit AERIUS Calculator. Dit rekeninstrument maakt een deels geautomatiseerde besluitvorming mogelijk. Het berekent de depositiebijdrage van emissiebronnen die een gebruiker in het systeem invoert of importeert en wordt op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling gebruikt voor de vaststelling of een project of een andere handeling door het veroorzaken van stikstofdepositie op een voor stikstof gevoelig habitat in een Natura 2000-gebied een verslechterend of significant verstorend effect kan hebben. Het resultaat van de berekening geeft inzicht in de depositiebijdrage van de ingevoerde bronnen op vaste rekenpunten binnen Natura 2000-gebieden of op rekenpunten die de gebruiker zelf heeft gedefinieerd. AERIUS Calculator biedt op deze wijze inzicht of een ingevoerde ontwikkeling stikstofdepositie veroorzaakt die de drempel- of grenswaarde niet overschrijdt en daardoor is uitgezonderd van de vergunningplicht, of de grenswaarde wel overschrijdt, waardoor deze vergunningplichtig is. …”

In RvS uitspraak ECLI:NL:RVS:2022:3159 wordt het volgende over AERIUS gesteld:

“De wetgever heeft in dit kader van belang geacht dat het bij activiteiten in de bouwfase van een project vaak gaat om kleine, tijdelijke stikstofdeposities, die op het geheel bezien slechts beperkt bijdragen aan het stikstofprobleem. Doordat het programma AERIUS-Calculator in de loop der tijd steeds nauwkeuriger is geworden, is het mogelijk om de tijdelijke deposities van activiteiten in de bouwfase op verschillende Natura 2000-gebieden individueel te berekenen en te beoordelen. Omdat de kritische depositiewaarden in veel Natura 2000-gebieden worden overschreden, is het daarbij regelmatig nodig om een passende beoordeling te maken en om (zeer beperkte) mitigerende maatregelen te treffen. Deze gang van zaken is volgens de wetgever niet effectief. De wetgever heeft het daarom doelmatiger geacht om de tijdelijke stikstofdeposities die worden veroorzaakt door een aantal specifieke activiteiten van de bouwsector generiek te beoordelen en om hiervoor een afzonderlijke regeling vast te stellen in het kader van de structurele aanpak van het stikstofprobleem.”

Vraag 1. Welke modelnauwkeurigheid van AERIUS wat betreft berekende depositiebijdragen hanteert de RvS onder welke bronvermelding?

Een belangrijke conclusie van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof over AERIUS Calculator – “… de betrouwbaarheid van de voorspelling door het hanteren van een zeer lage beoordelingsdrempel [is] onvoldoende en leidt deze aanpak tot schijnzekerheid. AERIUS Calculator … berekent op basis van emissies van een project kleine bijdragen aan concentraties en depositie. De onzekerheid van die extra depositie op Natura 2000-gebieden is bij de gehanteerde ruimtelijke schaal (hexagonen ter grootte van een hectare) vele malen hoger dan de beoordelingsdrempel. De wetenschap kan hier niet bieden wat het beleid vraagt.” (2020; p. 9) – staat haaks op de uitspraak, zoals vermeld in ECLI:NL:RVS:2022:3159, dat AERIUS een “steeds nauwkeuriger” rekeninstrument is “geworden”.

Vraag 2. Op basis van welke documentatie stelt de RvS, contra bovenstaande conclusie van het wetenschappelijk Adviescollege, dat AERIUS “steeds nauwkeuriger wordt”?

Vraag 3. In het licht van antwoorden op de voorgaande twee vragen, hoe beoordeelt de RvS af- en goedkeuring van vergunningverlening op basis van AERIUS op het niveau van honderdsten tot tienden van molen per hectare per jaar?

Eén vraag over kritische depositiewaarden (KDW)

In de RvS uitspraak ECLI:NL:RVS:2019:1603 (maar ook ECLI:NL:RVS:2022:3159) wordt het volgende over kritische depositiewaarden (KDW) gesteld:

“De kritische depositiewaarde geldt niet als absolute grenswaarde voor het bepalen van de gunstige staat van instandhouding van stikstofgevoelige habitattypen, maar de mate en duur van de overschrijding van de kritische depositiewaarde zijn wel belangrijke indicatoren voor de beoordeling of de daling van de depositie door de PAS-bronmaatregelen en de effecten van de herstelmaatregelen in de gebieden al dan niet nodig zijn voor het behoud en het voorkomen van verslechtering van de stikstofgevoelige natuurwaarden.”

Vraag 4. Naar welke KDW verwijst de RvS precies en welke documentatie is daarvoor gebruikt? Welke nauwkeurigheid hanteert de RvS voor gebruikte KDW onder welke documentatieverwijzingen?

Eén vraag over significantie (als in het bijvoeglijk naamwoord significant)

In uitspraken ECLI:NL:RVS:2019:1603 en ECLI:NL:RVS:2022:3159 wordt de term ‘significant’ meerdere malen gebruikt. Bij dezen een kleine bloemlezing:

  • ECLI:NL:RVS:2019:1603
  • “… een verslechterend of significant verstorend effect …”
  • “… voor projecten met mogelijk significant negatieve gevolgen …”
  • “… geen significant verslechterende effecten …”
  • ECLI:NL:RVS:2022:3159
  • “… Als significante gevolgen niet kunnen worden uitgesloten …”
  • “… een habitat significant wordt aangetast door de invloed van stikstofdepositie …”
  • “… dat significante gevolgen niet op voorhand op grond van objectieve gegevens kunnen worden uitgesloten …”

Vraag 5. Het schijnt ons toe dat de RvS het woord ‘significant’ zowel kwalitatief als kwantitatief gebruikt. In het tweede geval verzoeken wij de RvS, onder verwijzing naar gebruikte documentatie, de term ‘significant’ te kwantificeren. Indien de term kwalitatief moet worden verstaan, wanneer zijn veranderingen (“verstorend effect”, “negatieve gevolgen”, “verslechterende effecten”) wel of niet ‘significant’?

Eén vraag over het voorzorgbeginsel

In uitspraken ECLI:NL:RVS:2019:1603 en ECLI:NL:RVS:2022:3159 komt het ‘voorzorgbeginsel meerdere malen aan bod, zoals:

“Het Hof heeft meermalen geoordeeld dat het voorzorgbeginsel ten grondslag ligt aan artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn. Uit het arrest en eerdere rechtspraak volgt naar het oordeel van de Afdeling dat het Hof bij de toepassing van artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn een strikte uitleg van het voorzorgbeginsel voorstaat. De passende beoordeling van de gevolgen van een plan of project voor een Natura 2000-gebied houdt volgens het Hof in dat, op basis van de beste wetenschappelijke kennis ter zake, alle aspecten van het betrokken plan of project die op zichzelf of in combinatie met andere plannen of projecten de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied in gevaar kunnen brengen, moeten worden geïnventariseerd. Zoals het Hof al oordeelde in het Kokkelvisserij-arrest dient het bevoegd gezag op basis van die passende beoordeling de zekerheid te hebben verkregen dat de activiteit geen schadelijke gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied. Dit is het geval wanneer er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zijn.

Vraag 6. Wij verzoeken de RvS, onder verwijzing naar de gebruikte documentatie, de term ‘zekerheid’, in de context van het voorzorgbeginsel, te kwantificeren, dit om ecologische onschadelijkheid te begrijpen.

(Foto: Shutterstock)

Deel via: