De stikstofdiscussie bekeken vanuit de toegepaste (informele) logica

De discussie over stikstofemissies en deposities is groot en complex. Jan Bergstra (Minstroom Research BV) bestudeerde de uitspraken van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State (ABRvS) en schreef daarover een serie wetenschapsjournalistieke artikelen. De rode draad vormt het redeneerpatroon van de ABRvS, dat voor discussie vatbaar is. Bij het Toeslagenschandaal stak de ABRvS uiteindelijk de hand in eigen boezem en paste haar werkwijze aan. De ABRvS zou haar werkwijze in de strenge stikstofuitspraken ook eens tegen het licht moeten houden, is de mening van Bergstra.

Begrip ‘habitat’ levert verwarring op

Natuurlijk is er niet echt sprake van stikstoflogica, maar er is wel sprake van opmerkelijke redeneringen, met opmerkelijke impact die nader onderzoek waard zouden zijn. In stikstoflogica I bekijk ik de terminologie. Wat is een habitat, wat is een habitattype. Mijn constatering is dat deze begrippen heel onduidelijk zijn en ook in de praktijk verwarring opleveren. Ik stel voor om in de plaats van habitattype de term habitatklasse te gaan gebruiken (met een meer specifieke betekenis wel te verstaan). 


Reeks argumenten fameuze uitspraak ABRvS 2019 overtuigen niet

In Stikstoflogica II probeer ik kritiek te leveren op de fameuze uitspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State uit 2019 waarmee het PAS buiten werking gesteld werd. Mijn conclusie is dat dit oordeel een reeks van argumenten bevat die mij deels allerminst overtuigen. Het is wel heel mooie taal, en het is ook heel scherpzinnig, en het is leuk om te lezen, ik kan deze tekst iedereen aanraden. Maar klopt dat nou allemaal ook? Ik ben geen jurist en vele slagen om de arm zijn nodig, maar ik kan niet anders zeggen dan dat ik bij lezen van deze uitspraak van de ene verbazing in de andere viel. Ik houd het er op dat mijn perspectief, de toegepaste logica, hier wringt met het perspectief dat de men in de RvS op deze zaak heeft. Als ik zelf met de EU habitatrichtlijn bij de hand over die casus een oordeel moest geven dan kwam ik tot een omgekeerde conclusie. 


Beter alternatief voor de KDW

In Stikstoflogica III staat een voorstel om de KDW aan te passen. Ik meen dat de KDW als ecologisch concept zoals destijds gebruikt in het PAS en ook zoals gebruikt in de genoemde uitspraak van de ABRvS “niet bestaat”. Het is niet moeilijk om de KDW te vervangen door iets anders waarmee de problemen die ik ermee heb in elke geval uit de weg zijn. Door te werken met de grenswaarden van de KDW range, DOGW (depositieondergrenswaarde), en DBGW (depositiebovengrenswaarde) ontstaat een beter verklaarbaar verhaal, en zou ook een meer gematigd regime van toepassing kunnen ontstaan.


Commentaar op rapport Remkes

Heeft e.e.a. nog relevantie in het licht van het recente rapport Remkes? Ik meen van wel, en in de hyperlink staat mijn commentaar op de voorstellen van Remkes. Hoewel ik inzie dat Remkes gegeven de bijzonder moeilijke en ook onplezierige omstandigheden een grote stap heeft gezet, en een punt markeert van waaruit men verder kan werken, heb ik toch het idee dat het heel anders zou kunnen (en moeten?)


(Dit artikel is toegevoegd op 16 november 2022)

Van KDW naar SDW en verder naar SDW/KDW

FDF heeft een alternatief voor de KDW voorgesteld, de SDW. Dit alternatief wordt in enig detail besproken en van commentaar voorzien. De SDW, met het bijbehorende protocol missen een essentieel aspect dat uitgangspunt was bij het ontwerp van de KDW. Een compromis onder de naam SDW/KDW wordt voorgesteld, dat begint als SDW en in de loop van de jaren meer gaat lijken op wat bij gebruik van de KDW aan habitats zou worden verkregen.


(Dit artikel is toegevoegd op 22 november 2022)

Over de ‘uitspraak Porthos’

De uitspraak ABRvS:Porthos is een vervolgstap op de RvS uitspraak ABRvS:XPAS waarin het PAS onvoldoende legitiem werd verklaard uit 2019. Deze bijdrage bevat een kritiek op de RvS uitspraak ABRvS:Porthos, en meer in het algemeen een kritiek op de werkwijze van de ABRvS met betrekking tot aspecten van de stikstofproblematiek.


(Dit artikel is toegevoegd op 15 december 2022. Een nieuwe versie van het document is toegevoegd op 27 december 2022.)

Ontstaan PAS-meldersfuik

De uitspraak ABRvS:XPAS wordt besproken met het oog op de mate waarin het beroep op het precautionary principle (ofwel het voorzorgsbeginsel) daarin dwingend is. Dit leidt mij tot de conclusie dat dit beroep niet dwingend is en dat naar mijn mening alleen al om die reden onmiskenbaar ruimte bestond voor een afweging door de ABRvS van de natuurbeschermingsbelangen tegen de belangen van andere gebruikers van de wetgeving op dat moment, waaronder de ten tijde van de uitspraak geregistreerde PAS-melders. Daarmee had het ontstaan van de PAS-meldersfuik kunnen worden vermeden.

Download hieronder het artikel ‘Over de (on)gezondheid van de logica die de ABRvS noodzaakte tot de stikstofuitspraken en tot het doen ontstaan van de PAS-meldersfuik’.


(Dit artikel is toegevoegd op 15 december 2022. Een nieuwe versie van het document is toegevoegd op 27 december 2022.)

Werkwijze Raad van State in zaken over ‘misplaatste dozenzaken’

Een studie wordt gemaakt van de collectie van uitspraken waar de ABRvS zich buigt over een zaak waarin een burger zich schuldig gemaakt zou hebben aan het naast, in plaats van in, een daartoe bestemde (afval)container plaatsen van een al dan niet met inhoud gevulde, en al dan niet plat-gevouwen, doos. Het blijkt dat de ABRvS een niet-klassieke, tweewaardige informele update logica op deze gevallen toepast en een poging wordt gewaagd om die logica met enige precisie in beeld te krijgen.

Download hieronder het artikel ‘De Raad van State over het plaatsen van dozen naast daarvoor bestemde afvalcontainers: een opmerkelijke toepassing van het precautionary principle’

Deel via:

Omzetten boerenland in natuur kan aarde verder opwarmen

Het kabinet zet het landelijke gebied op de schop vanwege stikstof. Echter, als je niet oppast
krijg je er een verdere opwarming van de aarde voor terug. Met name grasland heeft een
verkoelend effect op het klimaat. Als grasland plaats moet maken voor verstedelijking, een
zonnepark, bos of drogere natuur, dan heeft dat opwarming van het aardoppervlak tot
gevolg. Dat zegt Wim Bastiaanssen, hoogleraar watermanagement aan TU Delft, op basis van
satellietmetingen. “Het landgebruik heeft invloed op de temperatuur van het aardoppervlak.”

Wim Bastiaanssen richtte enkele jaren geleden IrriWatch op. Dit kennisbedrijf monitort nauwgezet de temperatuur en het vochtgehalte van het aardoppervlak in Nederland en vijftig andere landen.
Amerikaanse en Europese satellieten verrichten dagelijks metingen. Uit die metingen blijkt dat het landgebruik van invloed is op de temperatuur van het aardoppervlak. Op plekken met veel water blijft het koeler dan op plekken waar het droog is, zoals in de stad. Dat is bekend. Dat het op zonnige dagen al gauw om een graad of vijf à zes verschil gaat, is minder bekend. Minder bekend is ook dat er verschillen zijn tussen de soort bomen en planten die in het veld staan. De temperatuur van grasland ligt op zomerse, onbewolkte dagen al gauw een paar graden lager dan van bos of een heideveld. Grasland omzetten naar een andere vorm van landgebruik levert al snel een temperatuurstijging op.

Stijging temperatuur door verandering landgebruik

Nederland ondertekende in 2016 het Klimaatverdrag van Parijs. In dit verdrag is vastgelegd de stijging van de gemiddelde wereldtemperatuur te beperken tot 2 graden Celsius, en zo mogelijk 1,5 graden Celsius.
Verandering van landgebruik heeft relatief veel invloed op de stijging van de temperatuur. Bastiaanssen vindt het dan ook vreemd dat dit aspect niet wordt meegewogen, bijvoorbeeld bij het herbestemmen van agrarische gronden. Wanneer grasland wordt volgebouwd, leidt dat onherroepelijk tot een behoorlijke stijging van de oppervlaktetemperatuur. Hetzelfde geldt voor de omzetting van bijvoorbeeld bos in een zandverstuiving of veld met droge heide. In het algemeen kan worden gesteld: hoe droger het oppervlak, hoe hoger de oppervlaktetemperatuur zal oplopen. Het verdampen van vocht heeft een verkoelend effect.

Wim Bastiaanssen: “Het omzetten van weilanden in woonwijken, bossen of heidevelden zou wel eens een schending van het internationale klimaatverdrag kunnen betekenen.”

Schending klimaatakkoord

Water en natte natuur hebben de laagste oppervlaktetemperatuur, gevolgd door grasland (zie tabel). “Weilanden leveren een belangrijke bijdrage aan het niet laten oplopen van de oppervlaktetemperatuur en het halen van de klimaatdoelen”, stelt Bastiaansen. Het omzetten van weilanden in woonwijken, bossen of heidevelden zou wel eens een schending van het internationale klimaatverdrag kunnen betekenen, denkt hij. Een interessant geval om eens aan een rechter voor te leggen. Dat geldt ook voor de grootschalige plaatsing van zonnepanelen. “Die evenaren de temperatuur van stedelijk gebied.”

Deze vorm van opwarming niet meegewogen

Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat laat desgevraagd weten dat deze vorm van opwarming niet wordt meegewogen in het klimaatbeleid. “Hier gaat het om het zogenaamde hitte-eiland-effect. In ons klimaatbeleid sturen wij hier niet op, want daarmee neem je de oorzaak van de klimaatverandering niet weg. Die oorzaak ligt in de uitstoot van broeikasgassen”, aldus de woordvoerder. Aan de verkoelende werking van grasland wordt dus voorbij gegaan.
Lokale overheden hebben volgens het ministerie wel de mogelijkheid om ook hierop te sturen, dus als mensen in de provincie de temperatuur niet willen laten stijgen, zal vooral productiegrasland moeten blijven.


Tabel. De oppervlaktetemperatuur per type landgebruik op 7 augustus 2020 rond het middaguur. Bron: IrriWatch.

LandgebruikOppervlaktetemperatuur (in °C)
Natte natuur30.6
Zoet water30.9
Gras31.9
Kale grond32.2
Zout water32.4
Donkernaaldbos32.4
Glastuinbouw32,7
Loofbos33.1
Licht naaldbos33.5
Mais33.7
Aardappelen34.0
Bieten34.1
Granen34.1
Overig landbouw34.5
Boomgaard34.6
Boomteelt35.2
Droge natuur35.3
Stedelijk gebied36.7

Het artikel is ook als pdf beschikbaar:

Deel via:

Provincies streven natuurdoelen na, die verder gaan dan Habitatrichtlijn

Provincies streven hun eigen natuurdoelen na, die verder gaan dan de Habitatrichtlijn. Provincies hebben ervoor gekozen de natuurkwaliteit te bepalen op basis van het aantal typische soorten in het gebied. Hoe meer soorten, hoe hoger de score op natuurkwaliteit. De Habitatrichtlijn spreekt over behoud van soorten. De Europese Commissie geeft desgevraagd aan dat het streven naar meer soorten een Nederlandse keuze is.

Provincies werken in hun N2000-gebieden met lijsten met gewenste typische soorten planten, mossen, vlinders, vogels enz. Als meer dan 60% van de soorten op de lijst aanwezig is, dan is de natuurkwaliteit ‘goed’. Zijn het er minder dan 20%, dan is de natuurkwaliteit ‘slecht’. Daartussenin is de natuurkwaliteit matig. Dit staat in de nieuwe beoordelingsmaatlat van provincies. Provincies stimuleren hiermee het bijplussen van soorten, om een goede natuurkwaliteit te scoren. 
STAF heeft deze systematiek voorgelegd aan de Europese Commissie. Deze geeft aan dat (her)introductie van soorten geen doel is van de Habitatrichtlijn. Dit is een Nederlandse keuze. Bij de Habitatrichtlijn gaat het om behoud van soorten.

Lees het artikel op de website:

Deel via:

Stikstofneerslag niet maatgevend voor kwaliteit natuurgebieden

Natuurgebieden die volgens de Nederlandse stikstof-gedreven systematiek in erbarmelijke staat zijn, blijken volgens de Europese definitie juist in prima conditie. Sterker nog, volgens de Europese methodiek is er nauwelijks verband tussen stikstof-neerslag en de staat van de natuur.

Dat heeft de onderzoek redactie van de Stichting Agrifacts vastgesteld door Nederlandse en Europese rapportages te vergelijken en die per gebied naast de door Aerius/OPS berekende stikstofneerslag te leggen. Het gaat daarbij om de berekende stikstofneerslag, zoals die ook ten grondslag ligt aan het inmiddels beruchte ‘kaartje van minister Van der Wal’.

Waar Nederland stuurt op stikstof-neerslag als maatstaf voor de kwaliteit van de natuur, verlangt Brussel dat er wordt gekeken naar instandhouding van natuur. De onderzoekers van Staf stellen vast dat natuurgebieden die volgens de Nederlandse stikstof-gedreven meetmethode in erbarmelijke staat verkeren, er volgens de Europese definitie aanmerkelijk beter voor staan.

‘Beeld kantelt’

Het beeld dat de Nederlandse natuur ten onder gaat aan een te grote hoeveelheid stikstof in het milieu kantelt zodra er met een Europese bril naar dezelfde natuurgebieden wordt gekeken. Wie dat doet, concludeert dat de situatie veel minder alarmerend is dan het kabinet stelt. Volgens Brussel is zo’n 70 procent van de natuur, die in Nederland te boek staat als stikstofgevoelig, in goede staat van instandhouding. De problemen doen zich met name voor bij kleine natuursnippers, die zijn volgens Brussel vaker in verminderde staat van instandhouding.

Het gaat hier bijvoorbeeld om kleine vennetjes met soms maar een oppervlakte van 10 bij 10 meter; een mini-bos (een groepje bomen) of een heideveld van 100 bij 100 meter.

Door toch te sturen op de zogenaamde kritische depositiewaarde roept Nederland het stikstof-probleem over zichzelf af. Deze manier van sturen biedt dan ook geen garantie voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding van de natuur, maar leidt wel tot kaalslag van de agrarische sector.

Brussel eist van Nederland dat het regelmatig rapporteert over de staat van instandhouding van de Natura2000 gebieden. Ons land doet dat trouw. Opmerkelijk genoeg zijn deze rapportages in Nederland geen handleiding voor binnenlands gebruik. Provincies kiezen er bewust voor eigen doelstellingen te definiëren die zij hebben vastgelegd in zogenaamde gebiedsbeheerplannen.

“In een aantal natuurgebieden is alle stikstofgevoelige natuur (nagenoeg) helemaal in goede staat van instandhouding volgens Brussel. Welk natuurdoel denkt Nederland daar dan te halen met het uitkopen van boeren?”, stelt Geesje Rotgers de onderzoekster van Agrifacts.

Meer informatie en Europese data

Klik hier voor het artikel en de link naar de Europese gebiedsinformatieformulieren.

Deel via:

Geen verband tussen stikstof en ‘staat van instandhouding natuur’

Er is geen verband tussen stikstof en de ‘staat van instandhouding van natuur’ in individuele natuurgebieden. Dat blijkt uit de Europese gebiedsinformatieformulieren van Nederlandse natuurgebieden. De informatieformulieren worden door provincies niet gebruikt voor de gebiedsdoelstellingen. Bij de beoordeling van individuele natuurgebieden hanteren Europa en provincies een verschillende systematiek. Europa stuurt op een ‘gunstige staat van instandhouding’, Nederland op verlaging van de stikstofneerslag en een toename van het aantal bijzondere soorten. Sturen op kritische depositiewaarden voor stikstof, biedt geen garantie voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding.

“De Nederlandse natuur staat op omvallen” en “de natuur holt achteruit”, klinkt dagelijks uit de mond van bewindslieden, politici, natuurorganisaties en NGO’s. Het bijzondere is dat deze beweringen niet gestaafd worden door de gebiedsinformatieformulieren, die Nederland opstuurt naar Brussel. Nederland is verplicht om de Europese Commissie te informeren over de staat van instandhouding van alle afzonderlijke N2000-gebieden. En dat moet gedetailleerd: voor iedere habitattype waarvoor het gebied is aangewezen, moet de status worden beoordeeld. Bijna alle habitattypen zijn stikstofgevoelig. Merkwaardig genoeg zijn deze Europese gebiedsrapportages in ons land moeilijk te achterhalen. Alleen rapportages voor heel Nederland zijn beschikbaar, niet die per gebied. “De gebiedsrapportages worden niet gebruikt voor de Nederlandse gebiedsdoelstellingen”, bevestigt een provincie. Provincies hebben gekozen voor eigen doelstellingen, die zijn vastgelegd in gebiedsbeheerplannen.

Via de Europese Commissie worden de gebiedsinformatieformulieren van alle Nederlandse N2000-gebieden verkregen.

Staat van instandhouding Nederlands natuur

Wat zeggen de Europese gebiedsinformatieformulieren over de staat van instandhouding van de Nederlandse N2000-gebieden? Een aantal gebieden is (nagenoeg) voor het hele areaal in uitstekende of goede staat van instandhouding, zoals: De Wieden (Ov), Weerribben (Ov), Binnenveld (Gld), Sallandse Heuvelrug (Ov). Gemiddeld over de N2000-gebieden is zo’n 67 procent van het areaal aan aangewezen habitattypen in goede of zelfs uitstekende staat van instandhouding. Wordt de kust van grote watervlakten als Waddenzee en Noordzeekust ook meegeteld, dan loopt dit percentage op tot boven de 80 procent. Zie figuur 1 voor de staat van instandhouding van de N2000-gebieden.

Figuur 1. De ‘staat van instandhouding’ van de aangewezen habitattypen in N2000-gebieden (in % van de oppervlakte).

EU- en NL-doel verschillen

Europa hanteert voor individuele natuurgebieden een ander doel dan Nederland. Europa hanteert ‘een goede staat van instandhouding’ als doel. Nederland heeft zich als doel gesteld de stikstofneerslag onder de kritische depositiewaarde (KDW) te brengen. Belangrijke vraag is of sturen op het Nederlandse doel, middels stikstofmodel OPS/Aerius, gaat leiden tot een goede staat van instandhouding van de natuur.

Voor ieder N2000-gebied wordt gecheckt:

  1. In hoeverre wordt voldaan aan de Europese doelstelling (uitstekende of goede staat instandhouding);
  2. In hoeverre wordt voldaan aan de Nederlandse doelstelling (stikstofneerslag onder KDW volgens stikstofmodel OPS/Aerius).

Er blijkt geen verband te zijn tussen de mate van overbelasting met stikstof en de staat van instandhouding. Zie figuur 2. Sturen op de KDW lijkt geen enkele garantie te bieden voor het behalen van een goede staat van instandhouding van de natuur.   

Figuur 2. Relatie tussen overbelasting stikstof (overschrijding KDW) en staat van instandhouding, voor de stikstofgevoelige habitattypen in Nederlandse N2000-gebieden. Ieder punt staat voor een N2000-gebied.  

Figuur 2. Correlatie tussen ‘overbelasting door stikstof’ en ‘staat van instandhouding’ voor de Nederlandse stikstofgevoelige N2000-gebieden. Iedere punt in de grafiek betreft een N2000-gebied.

Natuursnipper vaker in verminderde staat

Uit de Europese data blijkt dat de staat van instandhouding in hogere mate verband houdt met de oppervlakte van een aangewezen habitattype. In veel natuurgebieden zijn minieme snippers natuur aangewezen, zoals een heischraal grasland of jeneverbesstruweel van slechts 0,1 hectare, oftewel 1000 vierkante meter. Een snipper is vaker in slechte staat van instandhouding dan een groter areaal. Hierbij geldt bovendien dat die kleine snippers volgens de Europese systematiek zelden als ‘uiterst waardevol’ of ‘waardevol’ worden geclassificeerd. Deze vallen meestal in de laagste klasse van belangrijkheid. Zie figuur 3 voor een verband tussen de oppervlakte en de staat van instandhouding.

Figuur 3. Kleinere stukjes specifieke natuur (habitattype) hebben vaker een verminderde staat van instandhouding.

Nederland hanteert eigen definitie van ‘goede natuur’

Houden provincies rekening met de Europese gebiedsinformatieformulieren? STAF legt die vraag voor aan enkele provincies, waaronder Flevoland. Flevoland wil 88 boeren in de oostrand van de Noordoostpolder een hele hoge stikstofopgave opleggen (lees deels uitkopen), om de stikstofneerslag op natuurgebieden De Wieden en Weerribben onder de kritische depositiewaarde te brengen. Echter, volgens de Europese Commissie verkeert De Wieden volledig en Weerribben bijna helemaal in uitstekende en goede staat van instandhouding. Volgens de Europese Commissie is in dat geval “natuurherstel gemakkelijk of zonder buitensporige inspanningen mogelijk.” Ondanks een reminder is er na twee weken nog geen antwoord van provincie Flevoland.

Provincies hanteren in hun gebiedsbeheerplannen andere definities van een goede natuurkwaliteit. Provincie Gelderland hanteert de volgende definitie: de natuurkwaliteit is goed als meer dan 60% van de lijst met typische soorten aanwezig is. Bij minder dan 20% van de soorten op de lijst, is de natuurkwaliteit slecht. Ook provincie Groningen hanteert een dergelijke definitie. Zij wil een reeks soorten introduceren in N2000-gebied Lieftinghsbroek, om de natuurkwaliteit te verbeteren. Het gaat om veel soorten die er niet eerder voorkwamen. STAF legt de kwestie voor aan de Europese Commissie: Is het introduceren van nieuwe soorten een goede systematiek om een goede natuurkwaliteit te bereiken? De EC-woordvoerder geeft aan dat dit geen Europese verplichting betreft. De Habitatrichtlijn spreekt over behoud van soorten. Het staat lidstaten verder vrij om een eigen systematiek te kiezen.

Ook volgens het ministerie van LNV is het niet beslist nodig soorten toe te voegen aan gebieden. “Als er in een bepaald gebied geen typische soorten zijn, dan is het niet perse nodig om die daar wél te krijgen.” Volgens LNV is het een keuze van de provincie om extra soorten te realiseren of het te laten zoals het is.

Het verschil in definities is verwarrend. Hierdoor ontstaat de situatie dat individuele N2000-gebieden volgens Brussel in goede staat van instandhouding zijn, terwijl Nederland het gebied beoordeeld als belabberd. En andersom.


Waar vind ik de Gebiedsinformatieformulieren?

Klik op onderstaande afbeelding, deze linkt naar Natura 2000 Network Viewer. Klik vervolgens het N2000-gebied aan. Dan verschijnt een blokje met links naar allerlei informatie. Klik op ‘Standard Data Form’ om de gebiedsinformatie te bekijken. Wij downloaden alle ‘Standaard Dat Forms’ en bundelden de informatie over de staat van instandhouding in een tabel. Deze is te downloaden via de link onder de viewer.

Deel via:

Water kwam bij Limburgse Well hoger dan verwacht

Extreem hoog water leidde vorig jaar juli tot een enorme ramp in Duitsland en België. In Nederland vielen geen slachtoffers maar de schade in Limburg was groot. In het noorden van Limburg, rond de plaats Well, was de overstroming ernstiger dan verwacht. Boeren in deze regio vragen zich af of sluis Sambeek wel goed functioneerde. STAF onderzocht de kwestie.

Na de overstromingen in 1993 en 1995 is een reeks Maaswerken uitgevoerd, om Limburg beter te beschermen tegen hoog water. In juli 2021 leek het alsof die Maaswerken in sommige regio’s geen effect hadden. Het gebied tussen Well en Sambeek werd zwaarder getroffen dan voorzien. Het vermoeden bestaat dat Sluis Sambeek onvoldoende functioneerde, waardoor het water nog hoger kwam te staan. Hierdoor zou de overstroming meer schade hebben aangericht dan bij een goed functionerende sluis.
STAF legt de kwestie in augustus 2021 voor aan Rijkswaterstaat. Deze kan dan geen antwoord geven op vragen. “Wij zijn nog bezig met het analyseren en evalueren van de verschillende onderdelen van het hoogwater. De vragen die STAF stelt maken hier deel vanuit.”
STAF besluit een WOB-procedure te starten. Alle interne correspondentie, verslagen en stukken over het hoge water bij Sluis Sambeek worden opgevraagd bij Rijkswaterstaat. In maart 2022 wordt een pakket met 85 documenten ontvangen.

Download hier het artikel met de bevindingen:

Foto: Shutterstock.

Deel via:

Stikstofcrisis brengt voedselaanbod in gevaar: terug naar de stamppot

Door de stikstofcrisis staat de positie van Nederland als voedselproducent ter discussie. Politici en media wijzen op de omvangrijke export van agrarische producten door ons land. Echter, voor veel voedingsmiddelen is Nederland afhankelijk van het buitenland. Als we zelfvoorzienend willen zijn, zouden we ons maar nipt kunnen redden. Dit heeft grote gevolgen voor het eten op ons bord. Het menu zal karig zijn, voedselverspilling is uit den boze en er is geen eten meer voor onze huisdieren.

Veel meer landbouwgrond nodig dan beschikbaar

De huidige Nederlandse voedselconsumptie vraagt een landbouwareaal van ca. 3,3 miljoen hectare, terwijl er maar 1,8 miljoen beschikbaar is. Voedselimport is dus noodzakelijk. Veel voedingsmiddelen komen uit het buitenland, denk aan: rijst, veel fruit, wijn, pasta, groenten, tarwe voor brood, cacao en nog veel. Rekenen we de grondbehoefte voor hout, papier, biobrandstof en kleding mee, dan is het totale landgebruik van Nederland 10,4 miljoen hectare. Dat is 3 keer de oppervlakte van ons land (Vork, 2020).

Crisisdraaiboek Voedsel

Als een crisis uitbreekt waardoor de grenzen sluiten, moet Nederland het eigen voedsel produceren. In 2013 heeft WUR onderzocht of we in staat zijn 17 miljoen mensen te voeden. Mede op basis van dit rapport is het Beleidsdraaiboek Crisisbeheersing Nationale Voedselvoorziening aangepast.

De onderzoekers berekenden de behoefte aan landbouwgrond in verschillende scenario’s. Eén met een minimaal menu (2.040 kcal,) een menu dat met de huidige consumptiepatronen overeenkomt (2.232 kcal) en een menu dat gebaseerd is op de Richtlijnen Goede Voeding van de Gezondheidsraad (2.416 kcal).

In ieder van deze menu-scenario’s werd ook het effect berekend, bij al dan niet beschikbaar zijn van kunstmest en bestrijdingsmiddelen. In die scenario’s werd met biologische opbrengsten gerekend.

Niet alle grond is voor alle gewassen geschikt. In alle scenario’s blijft de grond in veenweidegebieden grasland, blijven de kassen staan en de fruitbomen behouden.

Voedselverspilling uit den boze

De verschillende scenario’s leverden verschillende uitkomsten op aan grondbehoefte. In alle scenario’s blijkt Nederland in staat is om zichzelf te voeden. Zelfs als er geen kunstmest of bestrijdingsmiddelen meer beschikbaar zijn. Echter, belangrijke voorwaarde is dan wel dat er geen voedsel wordt verspild. Nu wordt die verspilling geschat op zo’n 20%.

In de scenario’s zonder kunstmest en bestrijdingsmiddelen is alle grond nodig voor de productie van voedsel voor mensen.  Als deze middelen wel beschikbaar zijn, is slechts de helft van de grond nodig.

Sinds het verschijnen van het rapport is het landbouwareaal met ca. 3% afgenomen en is de bevolking met 3% gegroeid. Daarmee bereiken we de grenzen van de zelfvoorzieningsgraad.

Zonder kunstmest geen huisdieren

Leenstra en Vellinga berekenden de grondbehoefte voor de voeding van honden, katten en paarden. Zij berekenden dat de voerproductie van deze dieren 820.000 ha land vraagt. In het scenario Goede Voeding zonder kunstmest is maximaal 180.000 ha beschikbaar voor productie van niet-humaan voedsel. In dit scenario is er vrijwel geen voeding voor honden, katten en paarden beschikbaar.

Terug naar de stamppot

De beschikbare hoeveelheid voedingsmiddelen in het Goede Voeding scenario is weergegeven in het kader. Het is een koolhydratenrijk en vetarm dieet. Voldoende om aan alle minimale behoeften van voedingstoffen te voorzien. Het is een ouderwetse samenstelling. Aardappelen, brood, groenten en alleen vlees op zon- en feestdagen.  Varkensvlees en geïmporteerde voedingsmiddelen staan niet meer op het menu.

De Nederlandse agrarische productie kan in geval van nood de eigen bevolking voeden. Het vergt wel aanpassingen. Het eten is minder luxe. De kliekjesdag zal normaal moeten zijn en voor honden, katten en paarden is er geen voer meer.

Voedingsmiddelbeschikbaar (in gram/dag)
Brood231
Aardappelen450
Koolzaadolie6
Suiker118
Peulvruchten120
Vollegrondsgroenten256
Kasgroenten80
Fruit70
Melk (drinkmelk; bereiding kaas, boter)759
Rundvlees28
Schapenvlees2
Kip46
Ei54
Tabel. Beschikbare hoeveelheid voedingsmiddelen in het Goede Voeding scenario (in gram/dag)

Geraadpleegde publicaties

  • Richtlijnen Goede Voeding van de Gezondheidsraad
  • www.vork.org/nieuws/nederland-heeft-te-weinig-landbouwgrond-om-eigen-bevolking-te-voeden/
  • www.wur.nl/nl/project/Kan-de-Nederlandse-landbouw-17-miljoen-Nederlanders-voeden.htm
  • Voedselvoorziening in Nederland onder buitengewone crisisomstandigheden Terluin, I.J., B.M. Kamphuis, D.A. Oudendag en M.G.A. van Leeuwen LEI-rapport 2013-012 ISBN/EAN: 978-90-8615-621-4
  • opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/80780ned/table?ts=1656616607885
  • Leenstra, F. en T. Vellinga, 2011. Indicatie van de ecologische foot print van gezelschapsdieren Eerste verkenning, toegespitst op katten, honden en paarden in Nederland WUR rapport 509

Foto: Shutterstock.

Deel via:

Natuur- en milieuorganisaties zetten overheid naar hun hand

Meerdere WOO-verzoeken tonen hoe natuur- en milieuorganisaties overheden naar hun hand zetten. Onlangs ontving Agrifacts enkele duizenden pagina’s aan WOO-documenten van Provincie Drenthe. Die laten zien hoe drie natuurorganisaties te werk gaan. De vergunning voor de bouw van 2.500 woningen wordt aangevochten, de provincie kiest eieren voor haar geld en stemt in met het eisenpakket van het drietal. De procedure wordt gestaakt.

Wat is er gebeurd? Gemeente Assen en Provincie Drenthe willen een nieuwe woonwijk met 2.500 huizen realiseren. Drie natuurorganisaties startten een juridische procedure om dit plan tegen te houden. Het gaat om Vogelbescherming Nederland, Natuur en Milieufederatie Drenthe en Natuurmonumenten. Broedvogels van het iets verderop gelegen N2000-gebied Fochteloërveen zouden het gebied gebruiken voor het zoeken van voedsel en als rust- en slaapplaats. Ook zou de stikstofberekening niet kloppen.

Gemeente Assen en Provincie Drenthe zagen een spoedige realisatie van de woonwijk stranden in een langlopende procedure, met in het ergste geval een streep door de vergunning bij de rechtbank. Beide overheden besloten tot een ‘minnelijk traject’ met de drie natuurorganisaties. Het kwam tot een deal. De natuurorganisaties zijn bereid hun procedure tegen de woonwijk te staken, in ruil voor een onderzoek met plan van aanpak.

Onderzoek begeleid door natuurorganisaties

De natuurorganisaties eisten dat er onderzoek zou komen naar maatregelen die nodig zijn om de instandhoudingsdoelen voor een aantal soorten te realiseren. Het gaat om enkele soorten zwanen, ganzen, eenden en de kraanvogel. Ook werd geëist dat de maatregelen die uit het onderzoek zouden komen, worden omgezet in een plan van aanpak van de provincie. Alleen dan was het drietal bereid de procedure tegen de komst van de nieuwe woonwijk in te trekken.

Provincie en gemeente gingen mee in de eis van de drie natuurorganisaties. Het gewenste onderzoek werd ingezet. En meer dan dat, de drie natuurorganisaties kregen volop inspraak. “Wij benadrukken dat er voor een onderzoeksbureau wordt gekozen waar alle partijen vertrouwen in hebben”, verlangt Vogelbescherming. Zo geschiedde. Het werd bureau Altenburg & Wymenga, waar ook de andere partijen zich goed in konden vinden. De natuurorganisaties praatten vervolgens mee over opdracht en offerte, onderzoek en rapport.

Maatregelenpakket en plan van aanpak

Het onderzoek komt tot het volgende maatregelenpakket:

  1. Afsluiten van wegen en paden voor publiek;
  2. Aanleg van struweel en boswal;
  3. Instellen fourageergebied voor ganzen en andere vogels op boerenland;
  4. Stoppen van de jacht;
  5. Boeren moeten oogstresten laten liggen voor de ganzen en andere vogels;
  6. Boeren moeten grasland en bollenvelden/sierteelt omzetten naar bouwland.

Of de natuurorganisaties de nieuwe woonwijk voortaan met rust zullen laten, is nog de vraag. Het plan van aanpak is er nog niet. Dat wordt onderdeel van het gebiedsproces, zo is te lezen in de stukken.

Foto: Fochteloërveen. Shutterstock, Agami Photo Agency.

Op basis van WOB-verzoeken verschenen eerder:

Deel via:

Onhaalbare norm belangrijke reden slechte stikstoftoestand oppervlaktewater

Vorig jaar kregen 21 wateren de beoordeling ‘slecht’ voor de stikstoftoestand. Er was hier sprake van een forse overschrijding van de stikstofnorm. De beoordelingen werden gedaan vanwege de Europese Kaderrichtlijn Water. Onder de grote normoverschrijders waren opvallend veel recreatieplassen. De redactie van Agrifacts ging op zoek naar de oorzaak van de normoverschrijdingen en stuitte in nogal wat gevallen op een onhaalbare norm.

‘Met de aanhoudende slechte waterkwaliteit in Nederland is een crisis in de maak die vergelijkbaar is met de huidige rond stikstof’, volgens sommige politici en media. De Europese Kaderrichtlijn Water eist ecologisch gezond water. Daarom zijn er onder meer limieten gesteld aan de hoeveelheid stikstof in het water. Afgelopen jaar scoorden 21 KRW-wateren de beoordeling ‘slecht’ voor de stikstoftoestand. Om welke locaties gaat het? En wat is de oorzaak van de forse normoverschrijding?

Afbeelding. Onder de 21 KRW-wateren met een slechte stikstoftoestand bevinden zich opvallend veel recreatieplassen. (Voor legenda: zie artikel).

Slechte stikstoftoestand recreatieplassen

Op ongeveer de helft van de 21 meetpunten met een slechte stikstoftoestand is sprake van een conflicterende normstelling. Het water legt een weg af door verschillende waterlichamen, waarbij de norm per waterlichaam verspringt. Zo zijn er nogal wat plassen met een norm van maximaal 0,9 mg N/l, die water aangevoerd krijgen vanuit een rivier of kanaal met een norm van 2-3 mg N/l. De norm van 0,9 mg N/l is daardoor onhaalbaar. Onder de meetpunten met een hoge normoverschrijding ook relatief veel grensmeetpunten. Het buitenlandse water bevat meer stikstof dan de Nederlandse norm op het grensmeetpunt.

Er zit ook een aantal vogelplassen onder de KRW-wateren met een hoge normoverschrijding voor stikstof. “Op de plek waar wij meten zit nu een aalscholverkolonie”, meldt een van de waterschappen. Sommige waterschappen corrigeren wel voor natuurlijke invloed van vogels, andere niet.

Bekijk of download hieronder het artikel.

Deel via:

Stikstofkaart minister Van der Wal rammelt

De kaart die als onderbouwing dient voor het stikstofbeleid van het kabinet bevat grote fouten. Zo staan er tienduizenden hectares bufferzone ingetekend rondom natuurgebieden die niet stikstofgevoelig zijn. Ook zijn er bufferzones aangebracht rondom plekken waar de stikstofdoelen al gehaald zijn en waar maatregelen dus overbodig zijn en niets bijdragen.

Dit blijkt uit onderzoek van de onderzoeksredactie van de Stichting Agrifacts (Staf). De onderzoeksjournalisten checkten de stikstofkaart die minister Van der Wal (Natuur en Stikstof) naar buiten heeft gebracht en die de basis vormt voor de majeure ingrepen die de boerenstand te wachten staat omdat in die gebieden de stikstofuitstoot met 70 procent naar beneden moet.

Ook leidt het voornemen van het kabinet om rondom alle stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden een generieke bufferzone van een kilometer breed aan te wijzen, er in de praktijk toe dat Nederland in een pennenstreek dubbel zoveel natuurgebied rijker is.

‘Het generiek intekenen van bufferzones leidt tot bizarre excessen’, stelt Geesje Rotgers, de onderzoeksjournalist die namens Staf het plan tegen het licht hield. ‘Zo wordt het natuurgebied Lieftinghsbroek in Groningen in een klap tien keer zo groot. Rondom het gebied van 20 hectare komt een nagenoeg ‘boervrije’ buffer met een totale oppervlakte van 200 hectare.’

Om het IJsselmeer, een van de grootste Natura 2000-gebieden, ligt een beschermingsstrook ingetekend van in totaal zo’n 28.000 hectare. Het IJsselmeer is niet stikstofgevoelig, behoudens een miniem snippertje van 3,84 hectare nabij de Friese kust. Volgens het RIVM is het stikstofdoel voor het IJsselmeer gehaald. Van de beschermingszone wordt dan ook geen effect berekend. Voor het Veerse Meer en Haringvliet is er zelfs geen miniem snippertje stikstofgevoelige natuur, toch ook hier een beschermingsstrook van vele hectares. Zuid-Limburg wordt als het aan het kabinet ligt in een pennenstreek ‘boervrij’ verklaard, omdat als gevolg van het ruimhartig invullen van bufferzones dit deel van het land in een klap in zijn geheel tot natuurgebied wordt verklaard.

En in Drenthe, met veel middelgrote natuurgebieden, is het areaal beschermingsstrook net zo groot als het natuurgebied zelf. In feite wordt de hoeveelheid natuur hier verdubbeld.

Veel bufferstroken zonder effectiviteit

Staf berekende dat in totaal zo’n 200.000 hectare land wordt aangewezen als bufferstrook. Ongeveer 64.000 hectare daarvan, is of niet stikstofgevoelig of de stikstofdoelen zijn al gehaald. De beschermingszones leveren hier dus geen bijdrage aan de stikstofdoelen. Dit wordt bevestigd door de doorrekening van het RIVM. Het te verwachten effect wordt begroot op ‘ 0% ‘ (Bron: Toelichting bij richtinggevende emissiedoelstellingen per gebied). Het effect van nog eens 44.000 hectare bufferstrook is minimaal (berekende effecten van 1 – 5%).

Zuiverend effect bufferstroken niet meegerekend

Goed ingerichte bufferstroken kunnen het inwaaien van stikstof in het gebied (deels) verhinderen. Het College van Rijksadviseurs adviseerde de minister van LNV om deze reden bufferzones aan te leggen rondom Natura 2000 gebieden (Bron: Landschap versterken met bomen en bos). Het is opmerkelijk dat minister Van der Wal het advies heeft overgenomen van dit College, en op grote schaal bufferstroken liet intekenen, maar het effect van deze stroken in haar berekeningen achterwege laat.

Niet gekeken naar effectiviteit maatregelen

Het RIVM rekende de stikstofkaart door, zoals die door het ministerie van LNV was vervaardigd. RIVM stelt in haar rapport dat is uitgegaan van de keuzes van de minister. De minister wil beschermingszones van een kilometer breed om de natuurgebieden, met uitzondering van enkele gebieden, zoals Biesbosch en Rijntakken. RIVM is gevraagd of met de keuzes van de minister, de landelijke stikstofdoelen worden gehaald. Dat blijkt het geval. RIVM stelt nadrukkelijk niet te hebben gekeken naar de maatregelen en de effectiviteit daarvan. Juist op deze punten rammelt de stikstofbrief van de minister dan ook sterk.

Bijlage. Lijst N2000-gebieden met: oppervlakte natuur, geschat oppervlakte bufferstrook, effectiviteit gebiedsmaatregelen. Download de lijst hieronder.

Deel via: