Wolf negeert adviezen wolvendeskundigen totaal

Het is, samenvattend, niet overdreven om te stellen dat vrijwel alle voorspellingen van de Nederlandse wolvendeskundigen over het gedrag van de wolf consequent niet zijn uitgekomen. Of het nu gaat over prooikeuze, schuwheid voor mensen, afrasteringen, de wolf reageert niet volgens het draaiboek van de deskundigen. De deskundigen veranderen voortdurend hun adviezen, echter niet hun houding: bij wolvenaanvallen blijft het de veehouder die tekort is geschoten in de bescherming van zijn dieren.

Het is niet zonder reden dat zo weinig boeren wolfwerende rasters hebben geplaatst. Eerst zou het amper nodig zijn, volgens de wolvenexperts. Daarna werden rasters van 90 tot 105 centimeter hoog geadviseerd door dezelfde experts, want hoger zou de wolf niet springen. Eerder zou het dier er onderdoor willen. Vervolgens werd besloten om de geadviseerde rasterhoogte vast te stellen op 120 centimeter, met dan ook nog een bovenste draad onder stroom.

Wolvenexperts passen hun adviezen voortdurend aan. De partijen die hun dieren wilden beschermen tegen de wolf, hoorden steeds veranderende adviezen: over de soort rasters die ze moesten inzetten, de hoogte ervan en de subsidiemogelijkheden daarvoor. Goede rasters zijn duur. Bovendien moeten ze wel aan de wettelijke eisen voldoen.

Download het artikel ‘Wolf negeert adviezen wolvendeskundigen totaal’ hier:

(Foto: Shutterstock)

Deel via:

Drentse natuur krijgt nieuw jasje vanachter de computer

Veel actueel veldonderzoek is er niet vooraf gegaan aan het samenstellen van het uitgangsmateriaal voor de Natuurdoelanalyses in Drenthe. Deze stukken worden gebiedsverkenningen genoemd en zijn in 2021 opgeleverd. Zo hebben ambtenaren bestaande vegetatiekaarten in 2020 achter de computer omgebouwd tot habitatkaarten. Het belangrijkste wat ze daarbij nodig hadden waren nieuwe rekenregels. Voor gegevens over aanwezigheid van vogels en andere diersoorten is daarnaast gebruik gemaakt van de vaak ongedateerde tellingen van Sovon en gegevens uit de niet vrij toegankelijke Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). Dit blijkt uit duizenden pagina’s interne stukken die zijn opgevraagd bij de gezamenlijke provincies. Daaruit zijn ook de hierna aangehaalde citaten afkomstig.

De data uit de verkenningen zijn ook gebruikt voor het maken van ‘quick scans’, waarmee een eerste indruk werd gevormd van de ‘staat van instandhouding’ in de tientallen habitats in de Drentse Natura2000 gebieden.

Niet conform de methode

“Het is niet conform de afgesproken methode, maar via rekenregels geautomatiseerd uitgevoerd”, verontschuldigt een van de ambtenaren zich over zijn computerverkenning. “T0 (telling 0, de nulmeting voor de aanwezigheid van planten- en diersoorten) is een te bonte verzameling. De regels waren toen nog niet zoals nu. Dit is eerder een T1 kaart (kaart met actuele meetgegevens). De vegetatiekaarten zijn de basis en in een gebied worden dezelfde regels gehanteerd, zodat een interne vergelijking goed gaat. Deze methodiek is nog niet juridisch geschikt in relatie tot de instandhoudingsdoelstellingen.”

Lat ligt niet te hoog

Zo gaat het nog even verder, maar ondertussen moeten wel stukken worden geproduceerd waarop verder gebouwd kan worden aan ambtelijk bewijs voor allerlei soorten kwetsbare natuur. De lat ligt niet te hoog, geven coördinatoren vanuit interprovinciaal overleg (IPO) aan. Aanwezigheid van bijvoorbeeld salamanders wordt regelmatig vastgesteld op basis van vage waarnemingen, en niet op basis van echte monitoring. Een berg gegevens moeten worden opgelepeld, want er bouwt zich een tijdsdruk op, vooral vanuit het ministerie van LNV (toen nog DGS: Directoraat-Generaal Stikstof), om ‘input’ te leveren voor natuurgebieden waar plant en dier zuchten onder de stikstofdruk. Het zorgt er voor dat met veel indicatoren een beetje de hand wordt gelicht. Want, wanneer zijn waarnemingen ‘voldoende objectief’? En misschien moeten bepaalde lastige indicatoren ‘iets minder zwaar meewegen’.

Voeg gebiedsexpert toe

Ambtenaren worstelen met hun opdracht. Het gaat niet alleen om het leveren van data ‘vanuit het veld’ (al bestaande rapportages), ook moeten landelijke observaties over het milieu lokaal worden doorvertaald. Hoe doe je dat? “Ga daarover in gesprek met een ‘gebiedsexpert’ en vul dat vervolgens lokaal in,” zo wordt vanuit het IPO aangereikt. 

Al wikkende en wegende stellen provincie-ambtenaren rapportages en scans op over de natuur in Natura2000 gebieden. Daarna wordt het voorgelegd aan een ‘voortouwnemer’, zoals dat heet. In het  geval van een gebiedsverkenning van het Fochteloërveen reageert die met: “Dit is mogelijk erg subjectief. Wel is het mooi dat je alle informatie die beschikbaar is, in beeld hebt. Het is wel onduidelijk hoe (je) alle informatie bij  elkaar veegt en weegt.”

Een dag per gebiedsstudie

Het ombouwen en ‘actualiseren’ van de bestaande vaak ongesorteerde data per Natura2000 gebied tot een gebiedsverkenning kostte de Drentse ambtenaren in 2020 ongeveer 1 dag per gebied. “Voor een gemiddelde provincie (voor alle gebieden) kost dit 2 à 3 weken werk,” zo wordt opgesomd. Eigenlijk best snel, maar voor het ministerie in Den Haag eigenlijk te lang. Toch zou er dan wel een acceptabele studie liggen. Commentaar van een interprovinciale ‘voortouwnemer’ bij het stuk over het Fochteloërveen: “Als het oordeel (over informatie in de verkenning) gebaseerd is op een idee, dan moet dat er maar bij staan. Aanbevelingen toevoegen: waarmee is het mogelijk om de volgende keer een beter oordeel te vellen? Hierdoor kom je bij elke ronde op een beter onderbouwd oordeel.”

Ten behoeve van de in 2023 gepubliceerde Natuurdoelanalyses zijn er uiteindelijk wel enkele veldbezoeken gedaan, maar niet bekend is hoeveel en hoe grondig.

De gebiedsverkenningen vanachter de pc blijven ondertussen belangrijk basismateriaal, mede omdat daarin ook de landelijke beoordelingscriteria worden aangereikt, voor hoe het er voor staat in de verschillende natuurgebieden, en hoe de uitkomsten daarvan weer moeten worden meegenomen in de diverse gebiedsprocessen in de provincie.

Deel via: