Op dinsdag 25 juni werden in het radioprogramma Op1 (rubriek Feit of Fictie) vier uitspraken over soja van Jean Rummenie, beoogd staatssecretaris voor Landbouw, beoordeeld. Rummenie deed zijn uitspraken een dag eerder tijdens de hoorzitting in de Tweede Kamer. Ten onrechte werden de vier uitspraken als fictie beoordeeld door Op1.
We checkten de beoordelingen van de vier uitspraken van de Factchecker van Op1.
Uitspraak 1: “Nederland importeert 0,5 % van de wereld sojaproductie”
Deze uitspraak klopt inderdaad niet. De import is ongeveer 1,5 % , zoals de onderzoeker van het CBS, mevrouw Jaarsma, in de radio-uitzending vertelde. In de beoordeling door Op1 werd echter niet meegenomen dat volgens haar daarvan ook weer 83 % werd geëxporteerd. Nederland gebruikt voor de veehouderij per jaar ongeveer 1,75 miljoen ton soja. Dat is zelfs minder dan 0,5 % van de wereldproductie. Als Rummenie had gezegd dat Nederland 0,5 % van de sojaproductie verbruikt, had de uitspraak geklopt. Het verschil tussen feit en fictie is maar één woord.
Uitspraak 2: “60% van de wereldproductie van soja gaat naar China”
Diverse deskundigen bevestigden dat deze uitspraak klopt. Er werden anderen opgevoerd die deze uitspraak nuanceerden. De wereldproductie stijgt en de Nederlandse import is ook gestegen. Maar ook de export is in die periode gestegen. Het verbruik in Nederlandse diervoeders is licht afgenomen.
Uitspraak 3: “Het melkvee gebruikt in de voeding een minieme hoeveelheid soja”
Twee deskundigen antwoordden dat dit klopt. Het ruwvoer is het grootste deel van het rantsoen. Een deel van het krachtvoer bevat soja. Wat er niet bij verteld werd, is dat juist door het hoge eiwitgehalte van het gras de eiwitgehalten van het krachtvoer relatief laag zijn en er daardoor minder soja in zit. De meeste soja die wordt geïmporteerd gaat naar varkens en pluimvee.
Ook deze uitspraak klopt. De certificatie houdt in dat voor de productie van deze soja geen bossen zijn gekapt. Het is geen garantie dat alle soja die door de Nederlandse veehouderij wordt gevoerd ook daadwerkelijk niet van ontbost gebied afkomstig is. Daarvoor zijn de logistieke processen te gecompliceerd. Dat geldt voor alle certificatiesystemen. Bedrijven kunnen bijvoorbeeld hun carbon footprint verbeteren door certificaten te kopen via het Fair Climate Fund. Het bedrijf verlaagt dan zelf niet zijn CO2 uitstoot maar zorgt ervoor dat dat elders op de wereld wel gebeurt. Zo werkt het voor soja ook.
Conclusie: Factchecker Op1 weegt informatie niet objectief
Drie van de vier uitspraken van Rummenie kloppen. De nuancering die mevrouw Jaarsma aanbracht over de export werd schijnbaar niet begrepen door de facktchecker van Op1. De nuanceringen die werden aangevoerd bij de uitspraken van Rummenie die juist waren, werden zwaar meegewogen. De uitspraak van de factchecker van Op1, dat het fictie is, werd zwaar beïnvloed door het filter waardoor hij informatie weegt. Voor een factchecker is dat een doodzonde.
Het bestrijdingsmiddelenmysterie in Noord-Holland krijgt een nieuwe wending. Óók ambtenaren denken dat er best wel eens fouten in eigen huis kunnen zijn gemaakt. Er is de nodige kritiek op laboratorium Waterproef, dat de analyses en registraties verricht. Er worden fouten gemaakt. Dat blijkt uit documenten die Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) openbaar maakte na een Woo-verzoek. Opvallend is dat het bestuur van HHNK niks wil weten van mogelijke fouten in eigen huis en de veroorzaker van de vervuiling vooralsnog buitenshuis zoekt.
Dit voorjaar kwam naar buiten dat op diverse plaatsen in Noord-Holland dinoterb was gevonden; een bestrijdingsmiddel dat al decennia verboden is. Het ging om relatief hoge concentraties in 2022 en 2023. STAF analyseerde de meetgegevens en constateerde de nodige onwaarschijnlijkheden: éénmalige hoge piekwaarden en meerdere vondsten op hetzelfde moment op verschillende locaties. Laboratorium- of registratiefouten mogen dan niet worden uitgesloten.
HHNK ontkende in alle toonaarden dat er sprake zou kunnen zijn van fouten in eigen huis. “Alle metingen kloppen”, werd in een persbericht naar buiten gebracht. Werd er binnen dit waterschap dan helemaal niet gekeken naar mogelijke fouten in eigen huis? Dit was reden voor STAF om een informatieverzoek te doen op grond van de Wet open overheid. Uit de omvangrijke reeks documenten die het waterschap openbaar maakte, blijkt dat ambtenaren wel degelijk fouten in eigen huis vermoeden.
Data-analyse EcoSys
EcoSys, de beheerder van registratiesysteem Aquadesk, voerde een data-analyse uit op de laboratoriumuitslagen. Net als STAF stuitte ook EcoSys op onwaarschijnlijke patronen in de meetdata. “Dit lijkt te duiden op een factor fout, wat zou kunnen wijzen in de richting van meet- of interpretatiefout”, aldus de data-analist van EcoSys. Een HHNK-ambtenaar concludeert op basis van deze analyse: “De urgentie van een extern onderzoek naar de validiteit van de meetwaarden van deze en andere gewasbeschermingsmiddelen is hierbij duidelijk en willen we dus zo snel mogelijk inzetten […].” Zie bijlage 1 voor het document (downloaden onderaan dit artikel).
Stroeve verhouding met het lab
Uit een aantal documenten blijkt de stroeve verhouding tussen HHNK-ambtenaren en hun laboratorium Waterproef. Een ambtenaar wijst het laboratorium op een reeks toevallige meetwaarden. “Het is wel toevallig dat de hoge waarden allemaal in dezelfde periode worden gemeten. Ook verandert de detectiegrens (de laagste waarde die het apparaat kan meten, red) nogal eens.” Het laboratorium klaagt dan weer over conversiefouten die optreden. Hierdoor worden microgrammen en nanogrammen bij het overzetten van de meetgegevens naar Aquadesk soms verwisseld. Hierdoor is een aantal foute waarden in het registratiesysteem terecht gekomen. Een ambtenaar signaleert tevens dat enkele dinoterb-meetuitslagen niet werden gerapporteerd. De reden was volgens het laboratorium dat de analyseapparatuur vervuild was geraakt met dinoterb waardoor deze erg hoge meetuitslagen had gegeven.
Ambtenaren willen onderzoek in eigen huis
In een volgende mailwisseling staat: “Als eerste denk ik dat het noodzakelijk is dat er een extern onderzoek moet komen naar de betrouwbaarheid van onze database Aquadesk. Door alle voorvallen van de afgelopen tijd, heb ik geen volle vertrouwen meer in deze database en kan daardoor niet meer instaan voor de juistheid van de data. Dit zit mij zeer hoog want kwaliteit heeft altijd bij mij op nummer 1 gestaan.”
Op 13 juni laat het bestuur van HHNK weten dat Onderzoeksbureau Deltares onderzoek gaat doen naar mogelijke bronnen van dinoterb in het oppervlaktewater. Het bestuur wil weten waar de vervuiling precies vandaan komt. Over onderzoek naar mogelijke vervuiling in het eigen lab/registratiesysteem wordt niets vermeld.
Bestrijdingsmiddelenatlas
Ook met de aanlevering van metingen voor de Bestrijdingsmiddelenatlas ging wat mis. De makers van de Bestrijdingsmiddelenatlas (Universiteit Leiden) rapporteerden opvallende meetwaarden terug naar HHNK. Uit diverse documenten blijkt dat de rapportage niet op de juiste plek terecht kwam. “Ik heb het bestand dat vorig jaar juli is gestuurd, terug kunnen vinden op de server.” De ambtenaar die de lijst na een jaar onder ogen krijgt, constateert dat alle opvallende meetwaarden werden goedgekeurd. Behalve die van dinoterb in het Zwanenwater. “Deze staat op onwaar. Dit waren de stoffen die met een andere locatie waren verwisseld.” De ambtenaar verbaast zich erover dat de hoge waardes zonder meer goed zijn bevonden door zijn waterschap. “Hoe dit is gegaan dienen we nog verder te onderzoeken.”
In het STAF-blad van juni 2024 verscheen het artikel ‘Waterschap kijkt weg van fouten in eigen huis – Laboratorium toch niet geaccrediteerd voor dinoterb’. Dit artikel is te vinden in de STAF-bibliotheek.
In de publieke opinie is de productie van veevoer de belangrijkste reden voor het kappen van regenwoud. De toenemende welvaart en daardoor grotere consumptie van dierlijke eiwitten draagt daar zeker aan bij. In die discussie wordt de oppervlakte landbouwgrond om onze gezelschapsdieren van voedsel te voorzien, onterecht genegeerd.
In de discussie over landgebruik voor diervoeders worden gezelschapsdieren vaak niet genoemd. De Wageningse onderzoekers Leenstra en Vellinga berekenden hoeveel land nodig is voor de voeding van honden, katten en paarden in Nederland. De hoeveelheid voer is afhankelijk van het ras, het gewicht en de leeftijd van de dieren. Honden, maar vooral katten hebben een hoge eiwitbehoefte. Hun voer bestaat voor een belangrijk deel uit dierlijke eiwitten. Daardoor hebben deze dieren ondanks hun lage gewicht een relatief hoge landbehoefte. Paarden daarentegen kunnen volstaan met een volledig plantaardig rantsoen.
De onderzoekers berekenden een landbehoefte voor een kat van ca. 1.000 m2, voor een hond gemiddeld 2.000 m2 en voor een paard 3.400 m2. Het aantal huisdieren in Nederland wordt in 2023 geschat op 3,1 miljoen katten, 1,8 miljoen honden en 450 duizend paarden. Voor deze diercategorieën is in totaal zo’n 840.000 ha grond nodig voor hun voeding. Dat is bijna de helft van de oppervlakte van de agrarische grond in ons land.
Het artikel ‘Gezelschapsdieren eten niet van de lucht’ verscheen in het STAF-blad van juni 2024. Het artikel is hier te lezen (Foto: Shutterstock).
De vondst van de verboden bestrijdingsmiddelen dinoterb en fenchloorfos in Noord-Holland doet veel stof opwaaien. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) laat de herkomst van dinoterb onderzoeken. Voordat dit onderzoek in gang werd gezet, bracht HHNK al naar buiten dat de meetdata correct zijn. Dit is merkwaardig, aangezien de plotselinge hoge concentraties bestrijdingsmiddelen wel degelijk het gevolg lijken te zijn van foutieve meetdata. Bewijzen daarvoor stapelen zich op.
Op veel plekken in Noord-Holland duikt op slechts één moment een relatief hoge concentratie bestrijdingsmiddel op. Daarvoor werd het middel niet gemeten. Erna ook niet meer. Neem bijvoorbeeld natuurplas het Zwanenwater in de duinen bij Callantsoog. Op 1 september 2022 werd een monster uit deze natuurplas onderzocht op bestrijdingsmiddelen. Er werd op die dag een relatief grote hoeveelheid van het verboden bestrijdingsmiddel dinoterb gemeten. Daarvoor was dinoterb nooit gemeten in deze natuurplas, daarna ook niet meer. Het watermonster van 1 september 2022 bevatte ook een hoge concentratie van het middel trichloorfon. Ook deze stof werd ervoor niet aangetroffen, evenmin erna. Terwijl de metingen vrijwel maandelijks plaatsvinden.
Voor fipronil is er eenzelfde verhaal. Deze stof werd alleen op 6 juli 2022 gemeten, in een hoeveelheid die nooit eerder werd aangetroffen in Noord-Holland. Voor en na deze datum werd fipronil niet aangetoond.
De allerhoogste dinoterb-waarde werd gemeten op 15 december 2023, in een sloot bij Heemskerk nabij een waterwinning. De stof werd in de maanden ervoor niet aangetoond op deze plek. Het is nog even wachten op de metingen van 2024, wat die uitwijzen.
Eénmalige hoge meetuitkomsten? Iedere data-analist en statisticus slaat hierop meteen aan. Sterk afwijkende waarden moeten altijd worden verklaard. Bij HHNK gaan de alarmbellen echter niet af.
Overal vind je ‘uitbijters’
Het plotseling opdoemende en even snel verdwijnende bestrijdingsmiddelen-spook in het Zwanenwater staat niet op zich. Op veel meetlocaties en bij veel stoffen is er sprake van enkele zogenaamde ‘uitbijters’. Dit zijn sterk afwijkende meetuitslagen, die niet in lijn liggen met de verwachte meetwaarden (zie figuren onderaan dit artikel). Uitbijters wijzen meestal op fouten. Het kan gaan om fouten in de lab-analyse (een deel van de analyses mislukt) of in registraties (bijvoorbeeld een komma verkeerd intikken). Registratiesystemen zijn doorgaans uitgerust met een alarm. Wanneer er een sterk afwijkende waarde wordt ingevoerd, treedt de signalering in werking. Dit om te voorkomen dat foute meetwaarden in het systeem belanden. Het registratiesysteem voor meetuitslagen van chemische stoffen van HHNK lijkt niet te beschikken over zo’n alarm. Het invoeren van ‘uitbijters’ wordt niet opgemerkt.
HHNK bevestigt dit. “Op het reguliere monitoringsmeetnet voor oppervlaktewater zit geen automatische signalering. Dit is wel een wens van HHNK om te ontwikkelen, deze wordt zo spoedig mogelijk geïmplementeerd.” Hoe gaat waterschap HHNK om met ‘uitbijters’? Worden die wel gezien? Of gaan die zonder meer het registratiesysteem in? “Die zullen op dit moment niet worden opgemerkt en worden dus opgenomen in de registratie”, aldus de woordvoerder.
Veel ‘uitbijters’ bij dinoterb
Een check van alle hoge dinoterb-meetwaarden (>100 ng/l) laat zien dat het hier om louter uitbijters gaat. In 2022 en 2023 wordt in totaal op 11 locaties éénmalig een dergelijk relatief hoge waarde gemeten. Het gaat om allemaal verschillende locaties. Op bijna geen van de locaties werd eerder dinoterb vastgesteld, ook in de maanden erna werd de stof niet aangetoond. Op 9 locaties vond de bemonstering plaats op dezelfde dagen: 6 – 8 juli 2022. De andere twee locaties betreffen het Zwanenwater (september 2022) en Heemskerk (december 2022).
Wanneer er veel uitbijters zijn bij een middel, zou je verwachten dat dit gesignaleerd wordt. Dergelijke vreemde uitslagen-patronen wijzen in de richting van het laboratorium- en/of het registratiesysteem. Het bestuur van HHNK neemt de meetwaarden echter aan als een vaststaand gegeven.
HHNK: “meetdata kloppen”
Op 28 maart 2024 brengt hoogheemraad Jos Beemsterboer van HHNK naar buiten dat de meetdata correct zijn: “Uit validatie blijkt dat alle gerapporteerde analyseresultaten voor dinoterb voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen en correct zijn gerapporteerd.” Dit gebeurde nadat Agrifacts een aantal vragen had gesteld over de betrouwbaarheid van de meetdata. Daarin waren merkwaardige trendbreuken zichtbaar, die verklaard zouden kunnen worden vanuit laboratoriumfouten.
De verklaring van Beemsterboer bevreemdt om twee redenen. Het onderzoek naar het dinoterb-mysterie moet dan nog beginnen. Kennelijk is het niet de bedoeling dat de onderzoekers ook naar het laboratorium van HHNK kijken als mogelijke oorzaak van de plotseling oppoppende hoge meetwaarden, die even snel weer verdwijnen. Op de tweede plaats is er weinig voor nodig om te zien dat het hier om uitbijters gaat.
Volgens de woordvoerder van HHNK is er wel degelijk onderzoek gedaan naar de analyseresultaten. Er is geconcludeerd dat deze voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen en correct zijn gerapporteerd. Of Beemsterboer het laboratoriumwerk waarvoor hij verantwoordelijk is zelf heeft gecontroleerd, wordt niet duidelijk. Een buitenstaander het lab-werk laten beoordelen op uitbijters zou al aardig wat mysterieuze vondsten van bestrijdingsmiddelen kunnen ophelderen.
Correctie toegevoegd op 2 mei 2024: Onderzoekers van het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden (CML) zeggen de dinoterb-meting in het Zwanenwater niet te hebben opgenomen in hun Bestrijdingsmiddelenatlas. “Na controle en feedback van HHNK, zitten in onze database voor meetpunt Zwanenwater geen waarden boven de rapportagegrens voor dinoterb”, aldus de onderzoekers. Agrifacts had naar buiten gebracht dat er geen controle op uitbijters zit bij de Bestrijdingsmiddelenatlas. Dit is onjuist, die controle is er wel. Alleen uitbijters die als incorrect worden bevestigd door de bronhouder kunnen gecorrigeerd worden.
Toevoeging door de auteur van dit artikel: De ‘vondst’ van dinoterb in het Zwanenwater is zowel door CML als HHNK als incorrect beoordeeld. CML heeft de meetwaarde in haar Bestrijdingsmiddelenatlas daarom opgenomen als ‘beneden de rapportagegrens’. HHNK paste deze correctie echter niet toe in haar registratiesysteem, daar is de incorrecte waarde blijven staan.
Figuur 1. Op 6 juli 2022 werd éénmalig een hoge concentratie fipronil aangetoond in natuurplas Zwanenwater. Een sterk afwijkende waarde is meestal het gevolg van een fout.
Figuur 2. Alleen op 1 september 2022 werd een piekwaarde dinoterb gemeten in het Zwanenwater. Ervoor en erna werd de stof niet aangetoond.
Figuur 3. Bij veel bestrijdingsmiddelen en op veel meetlocaties worden één of enkele uitbijters gezien in de meetdata. Op dit meetpunt werd op 11 november 2022 een hoge concentratie imidacloprid aangetoond.
Het is, samenvattend, niet overdreven om te stellen dat vrijwel alle voorspellingen van de Nederlandse wolvendeskundigen over het gedrag van de wolf consequent niet zijn uitgekomen. Of het nu gaat over prooikeuze, schuwheid voor mensen, afrasteringen, de wolf reageert niet volgens het draaiboek van de deskundigen. De deskundigen veranderen voortdurend hun adviezen, echter niet hun houding: bij wolvenaanvallen blijft het de veehouder die tekort is geschoten in de bescherming van zijn dieren.
Het is niet zonder reden dat zo weinig boeren wolfwerende rasters hebben geplaatst. Eerst zou het amper nodig zijn, volgens de wolvenexperts. Daarna werden rasters van 90 tot 105 centimeter hoog geadviseerd door dezelfde experts, want hoger zou de wolf niet springen. Eerder zou het dier er onderdoor willen. Vervolgens werd besloten om de geadviseerde rasterhoogte vast te stellen op 120 centimeter, met dan ook nog een bovenste draad onder stroom.
Wolvenexperts passen hun adviezen voortdurend aan. De partijen die hun dieren wilden beschermen tegen de wolf, hoorden steeds veranderende adviezen: over de soort rasters die ze moesten inzetten, de hoogte ervan en de subsidiemogelijkheden daarvoor. Goede rasters zijn duur. Bovendien moeten ze wel aan de wettelijke eisen voldoen.
Download het artikel ‘Wolf negeert adviezen wolvendeskundigen totaal’ hier:
Begin maart sloeg milieuorganisatie MOB alarm over de vondst van dinoterb. Deze onkruidverdelger werd zo’n 25 jaar geleden al verboden. Eind maart is het al weer raak. MOB verzoekt opnieuw om handhaving bij Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) en de NVWA. Deze keer vanwege de vondst van het verboden middel fenchloorvos. MOB verdenkt de bloemensector van illegaal gebruik. Agrifacts analyseert de gegevens die ten grondslag liggen aan de Bestrijdingsmiddelenatlas en constateert dat binnen HHNK veel fijngevoeliger wordt gemeten op een aantal middelen dan bij andere waterschappen. (Foto: Shutterstock)
Bestrijdingsmiddelen komen in het water meestal in zeer lage concentraties voor. Ook de norm voor nogal wat middelen ligt bijzonder laag. Bij sommige middelen zijn norm en concentratie zo laag, dat het laboratorium deze niet meer kan meten. Waar de laboratoria van andere waterschappen een bestrijdingsmiddel geregeld niet meer kunnen meten, lukt dit het laboratorium van HHNK nog wel. Het laboratorium van HHNK beschikt over zeer fijngevoelige meetapparatuur, blijkt uit de meetuitslagen (Bron meetuitslagen: Informatiehuis Water). Waar een zeer verfijnde meetmethode wordt ingezet, worden sommige stoffen tóch gevonden. Dit geldt voor dinoterb en fenchloorfos, alsmede voor een aantal andere middelen.
Iedere meetmethode heeft een rapportagegrens. De rapportagegrens is de laagste waarde die het laboratorium nog betrouwbaar kan vaststellen. In tabel 1 is te zien welke rapportagegrenzen waterschapslaboratoria hanteren voor een aantal bestrijdingsmiddelen. Uit de tabel blijkt dat er in Noord-Holland 10 tot 100 keer lagere concentraties kunnen worden gemeten van genoemde middelen, dan in andere delen van Nederland.
Laboratorium Waterproef
Hollands Noorderkwartier laat de metingen uitvoeren door waterlaboratorium Waterproef in Edam. Waterproef wil niet reageren op vragen: “HHKN is onze opdrachtgever en de eigenaar van de door ons geproduceerde analyseresultaten. In overleg met HHNK is besloten dat er voor beantwoording van vragen over dit onderwerp, zij het aanspreekpunt zullen zijn.”
Waterproef verzorgt ook de laboratoriumactiviteiten voor Amstel, Gooi en Vecht, bevestigt de woordvoerder van dit waterschap. Je zou dus verwachten dat Waterproef de verfijnde meettechniek inzet bij beide waterschappen. Maar dat blijkt niet het geval, zo blijkt uit de meetuitslagen voor fenchloorfos (zie tabel 1). Waterproef bemonstert het water in Noord-Holland met een meetinstrument dat 33x lagere concentraties aankan dan de meter die gebruikt wordt voor water rond Amsterdam.
Tabel 1. Bestrijdingsmiddel met rapportagegrens (in µg/l) bij verschillende waterschappen (2022). De rapportagegrens is de laagste concentratie die nog betrouwbaar kan worden gemeten.
Bij dinoterb is een trendbreuk te zien in de meetuitslagen. Tot 2021 zijn de meetwaarden relatief laag. In 2021 worden veel minder metingen uitgevoerd en in 2022 wordt weer jaarrond gemeten. De meetwaarden liggen dan veel hoger (zie figuur 1). Een trendbreuk in meetuitslagen kan het gevolg zijn van de overstap naar een andere meetmethode. De woordvoerder van HHNK bevestigt dat er op dat moment werd overgestapt op een andere methode. Volgens hem is dit niet de oorzaak van de trendbreuk. Agrifacts wil deze veronderstelling checken en vraagt inzage in de ringtoetsen. Laboratoria toetsen de betrouwbaarheid van hun metingen door deel te nemen aan zo’n toets. Zij krijgen dan van een referentielaboratorium monsters toegestuurd om te analyseren. De HHNK-woordvoerder bevestigt dat is meegedaan aan ringtoetsen voor dinoterb. Inzien van de toetsuitslagen blijkt niet mogelijk. Het betreft vertrouwelijke informatie. Middels een WOO-verzoek hoopt Agrifacts deze beoordelingen alsnog in te kunnen zien.
Figuur 1. Concentraties dinoterb in 2013, 2020, 2021 en 2022, gemeten binnen Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. In 2021 wordt overgestapt op een andere meetmethode (in dit jaar vinden minder metingen plaats). In 2022 wordt volop gemeten. Bron data: Informatiehuis Water.
Handhavingsverzoeken MOB
Het meten van zeer lage concentraties, vergt veel van het laboratorium. Dit is erg moeilijk. Het is de vraag of de zeer lage rapportagegrenzen die Waterproef hanteert voor een aantal bestrijdingsmiddelen in Noord-Holland, terecht zijn. Mogelijk dat beneden de grens wordt gemeten, waarop metingen nog betrouwbaar zijn. De ringtoetsen zouden daar inzicht in kunnen geven, maar die zijn niet openbaar.
De bestrijdingsmiddelen die MOB eruit pikt voor handhaving, zijn middelen waarvoor in Noord-Holland een zeer lage rapportagegrens worden gehanteerd: dinoterb en fenchloorfos. Analyse van het volledige lab-bestand levert een rijtje middelen op waarvoor hetzelfde geldt, bijvoorbeeld: tefluthrin, bromofos-ethyl, cyfluthrin (zie tabel 1). Ook bij deze stoffen zien we rode stippen in de Bestrijdingsmiddelenatlas (figuur 2), opvallend vaak op dezelfde meetlocaties.
Dat genoemde stoffen vooral bij waterschap HHNK worden aangetroffen, is de danken aan de inzet van zeer fijngevoelige meetapparatuur van haar laboratorium Waterproef. Of zulke verfijnde metingen nog betrouwbaar zijn? Dat mogen we helaas niet controleren.
Figuur 2. Kaartjes uit de Bestrijdingsmiddelenatlas met normoverschrijdingen van Tefluthrin (linksboven), bromofos-ethyl (rechtsboven), cyfluthrin (linksonder) en fenchloorfos. Deze stoffen konden worden aangetoond dankzij de inzet van een zeer verfijnde meettechniek door HHKN. Bron afbeeldingen: Bestrijdingsmiddelenatlas; 2022.
De aanwezigheid van stikstofgevoelige natuur heeft consequenties voor boeren in de omgeving. Agrifacts wil daarom checken of die natuur er daadwerkelijk is. Dit blijkt niet mogelijk aangezien de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) niet openbaar is. Eind vorig jaar kreeg Agrifacts dan toch een halve dag toegang tot de NDFF. Provincie Gelderland maakte dit mogelijk dankzij de juridische inzet van Visie MKB en hun advocaat van BarentsKrans. Tijdens deze halve dag was onze redactie in de gelegenheid om een aantal beweringen te checken. Hieronder vijf misvattingen over de NDFF.
Misvatting 1: “Een betaald abonnement is wel mogelijk“
Diverse keren kreeg Agrifacts van ecologen die werken voor de NDFF te horen dat de gegevens wél toegankelijk zijn, mits je er maar fors voor betaalt (denk aan 10.000 euro). Agrifacts vroeg ondanks het hoge bedrag een betaald abonnement aan. NDFF gaf aan dat dit niet mogelijk is. Een abonnement is weggelegd voor een selecte groep (overheden, natuurorganisaties en -bureaus). Het idee dat een betaald abonnement wel mogelijk is, mits je maar fors in de buidel tast, is dus niet waar.
Misvatting 2: “Wij verwachten dat de NDFF binnenkort opengaat voor publiek”
In 2020 gaf toenmalig LNV-minister Schouten aan te werken aan een spoedige openstelling van de NDFF voor publiek. Het natuurbeleid maakt gebruik van informatie in de NDFF, dan moet die informatie controleerbaar zijn.
Het valt op dat met het verstrijken van ieder jaar, de openstelling van de NDFF met een jaar wordt uitgesteld. Werd vorig jaar nog gecommuniceerd dat de databank naar verwachting in 2024 open zou gaan, inmiddels is de opening al weer opgeschoven naar 2025.
Misvatting 3: “Databank bevat vooral gegevens van particulieren en vrijwilligers“
Vrijwilligers die gegevens verzamelen voor de NDFF stellen dat veel gegevens in de NDFF particulier eigendom zijn. Volgens Provincie Gelderland is ongeveer 90% van de Gelderse natuurinformatie verzameld in opdracht van en/of met geld van de overheid. Agrifacts constateert dat de gegevens in de NDFF zijn gekoppeld aan een eigenaar. Per eigenaar kan de informatie ‘aan’ of ‘uit’ worden gezet. Het is dus goed mogelijk om de soorten-inventarisaties van vrijwilligers die niet willen dat anderen die inzien, uit te zetten. De natuurinformatie die met overheidsgeld is verzameld, kan eenvoudig worden geselecteerd. Voor deze informatie zou de Wet Open Overheid van toepassing moeten zijn.
Misvatting 4: “Databank kan niet open vanwege risico op wegroven zeldzame soorten”
Het is opvallend dat sommige betrokkenen bij de NDFF als een bok op de haverkist springen als Agrifacts informatie uit hun databank wil hebben. Hun argument? In de NDFF kan je precies zien waar soorten zich bevinden. Dieven zouden dan de zeldzame planten of eieren van bijzondere vogelsoorten kunnen roven. Dit argument snijdt geen hout. Partijen die gedetailleerde informatie uit de databank krijgen in te zien, moeten ervoor tekenen dat zij die niet delen of publiceren. Publicaties mogen nooit de precieze plek van soorten laten zien. Agrifacts heeft enkele keren een zeer beperkte hoeveelheid gegevens verkregen uit de NDFF, nadat eerst een verklaring met voorwaarden was getekend. Ook tijdens de halve dag toegang tot de NDFF, was het verboden gegevens te fotograferen of anderszins vast te leggen.
Misvatting 5: “Overheid heeft alleen stikstofgevoelige leefgebieden gekarteerd waar de soort daadwerkelijk gebruik van maakt”
Eind 2017 werd het areaal stikstofgevoelige natuur in Nederland fors uitgebreid. Provincies hadden op grote schaal ‘stikstofgevoelige leefgebieden’ toegevoegd. In Gelderland gaat het bijvoorbeeld om de broedgebieden van de vogelsoorten kwartelkoning, wespendief, zwarte specht en boomleeuwerik. Volgens toenmalig LNV-minister Carola Schouten zouden alleen leefgebieden zijn toegevoegd, waar de soort daadwerkelijk gebruik van maakt. Dit bleek echter niet te kloppen. In meer provincies moesten al stikstofgevoelige leefgebieden worden geschrapt, omdat de soort er niet voorkomt.
Op de Veluwe werd veruit het grootste areaal aan stikstofgevoelig leefgebied bijgeplust. Het gaat om zo’n 60.000 hectare in totaal. Agrifacts heeft sterke twijfels bij de juistheid ervan. Tot 2017 was zo’n 30 procent van de Veluwse natuur stikstofgevoelig. Na 2017 is dat nagenoeg 100 procent. Het lijkt erop dat alle natuur die niet stikstofgevoelig was, in 2017 zonder meer werd ingetekend als ‘stikstofgevoelig leefgebied’ van bepaalde soorten. Agrifacts heeft nooit kunnen controleren of die soorten er daadwerkelijk gebruik van maken. Immers, de NDFF is niet openbaar.
Tijdens de halve dag op het provinciehuis van Gelderland werd voor enkele soorten broedvogels (wespendiep, boomleeuwerik, zwarte specht) gecheckt of deze daadwerkelijk zijn gespot in hun ‘stikstofgevoelige leefgebieden’ op de Veluwe. Hiertoe werden de locatie-waarnemingen van de soort in de NDFF, vergeleken met de leefgebiedenkaarten in stikstofmodel Aerius. Uit deze check blijkt dat Provincie Gelderland veel meer ‘stikstofgevoelig leefgebied’ heeft ingetekend op de Veluwe, dan waar de soort daadwerkelijk gebruik van maakt. In een behoorlijk areaal ingetekend ‘leefgebied’, is de soort niet waargenomen.
Agrifacts mocht tijdens het gebruik van de NDFF helaas geen foto’s maken, om de discrepanties vast te leggen. Er werd toestemming gegeven voor één uitgezoomde foto van het beeldscherm.
In februari 2024 organiseerde STAF vijf regionale lezingen over de agrarische wateropgave. Aanleiding waren de kaarten met nutriënten vervuilde gebieden (NV-gebieden), die het ministerie van LNV in december 2023 publiceerde. De kaart met de NV-gebieden voor oppervlaktewater is gebaseerd op de stikstof- en fosfornormen die waterschappen hanteren in hun gebieden. Zijn die normen realistisch? Bij grondwater zien we een totaal ander Nederlands kaartje dan waar Europa zelf mee komt. Waar zijn de kaarten gebaseerd op Europese richtlijnen en waar op Nederlands wensdenken? De regio-lezingen werden bezocht door in totaal zo’n 600 mensen.
De lezingen vonden plaats in de regio’s Oost (5 februari, Apeldoorn), West/Midden (12 februari Oostzaan-Amsterdam), Noord (14 februari, Donkerbroek), Zuidwest (20 februari, Kruisland), Zuidoost (22 februari, Deurne).
Het ministerie van LNV heeft waarschijnlijk (een deel van) Noord-Groningen onterecht aangewezen als fosforvervuild gebied. De fosfornormen die Waterschap Noorderzijlvest hier stelt, worden deels van nature al overschreden. Wageningen Environmental Research (WER) adviseerde Noorderzijlvest vorig jaar de normen aan te passen. Tot nu toe is dat niet gebeurd.
In het noorden van Nederland zit van nature veel fosfor in het water. Dat is reden dat het waterschap in Friesland heeft besloten geen fosfornorm te hanteren in het gebied. Buurwaterschap Noorderzijlvest, in Noordwest Groningen, houdt echter wel vast aan strikte fosfornormen. Dit Waterschap rapporteert in tegenstelling tot Friesland jaar na jaar normoverschrijdingen. Dat was reden voor het ministerie van LNV om Noord-Groningen aan te wijzen als Nutriënten Vervuild gebied voor fosfor.
Al ruim voor de aanwijzing als NV-gebied was duidelijk dat Waterschap Noorderzijlvest onrealistische fosfornormen hanteerde. Dat was gebleken uit onderzoek van WER. Onderzoekers constateerden dat in het gebied sprake is van veel achtergrondbelasting. Dit is fosfor waar het waterschap niets tegen kan doen, zoals natuurlijke fosforrijke kwel. De fosfor-achtergrondbelasting bedraagt gemiddeld 55 procent. In delen van het gebied is de achtergrondconcentratie zelfs hoger dan de norm. WER deed daarom de aanbeveling om de KRW-doelen voor fosfor aan te passen.
Agrifacts vraagt het waterschap wat zij gaat doen met deze aanbeveling. Het waterschap geeft aan dat zij de normen opnieuw aan het bekijken is. “Dit kan leiden tot aanpassing. We verwachten dit in 2024 af te ronden.”
Fouten op NV-kaart kunnen niet worden hersteld
Het Ministerie van LNV laat weten niet verantwoordelijk te zijn voor normen die waterschappen hanteren. “De provincie stelt de normen vast op basis van advies van het waterschap. Dit gebeurt onder verantwoordelijkheid van het ministerie van I&W.”
Volgens het Ministerie van LNV is er ruimte voor aanpassing van de normen, als wordt aangetoond dat de hogere concentraties stikstof of fosfor in het water veroorzaakt worden door achtergrondbelasting. “Het tussentijds aanpassen van normen is overigens niet gebruikelijk.”
Volgens het ministerie is de aanwijzing als NV-gebied niet ongedaan te maken. Ook niet als de aanwijzing berust op een onjuiste normstelling. “De huidige aanwijzing geldt voor de periode 2024 en 2025. Indien de Nutriënten Verontreinigde gebieden worden voortgezet na 2025 (dit is aan een nieuw kabinet), zullen de dan geldende normen worden gehanteerd.”
Het is nog onbekend of het ministerie wel maatregelen gaat nemen in gebieden, waar een onjuiste waterschapsnorm de oorzaak is van aanwijzing als NV-gebied.
STAF organiseert vijf regionale lezingen over de forse wateropgave in Nederland.
Een goede kwaliteit grond- en oppervlaktewater is een van de speerpunten van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Koerst Nederland op de Europese richtlijnen of op politiek wensdenken? De STAF-redactie zocht het uit.
Op 5 december 2023 kwam Piet Adema, demissionair minister LNV, met zijn kaart met Nutriënten Verontreinigde gebieden. Ruim de helft van het platteland werd ingekleurd als vervuild. Dit is opmerkelijk, aangezien Europa enkele jaren daarvoor nog bekend maakte dat grote delen van Nederland juist op koers liggen, om in eindjaar 2027 de doelen te halen. Heeft Adema de juiste gegevens gebruikt voor het maken van zijn NV-kaarten?
Opmerkelijk is ook de wijze waarop waterschappen de stikstof- en fosfornormen vaststellen voor hun wateren. In de praktijk leidt dit ertoe dat verschillende waterschappen, verschillende normen hanteren voor vergelijkbare wateren. Het ene waterschap laat de normen wetenschappelijk onderbouwen, het andere waterschap stelt bij bestuursbesluit onhaalbare normen vast. Welke waterschappen hebben hun normstelling goed op orde, en welke waterschappen niet?
Bovenstaande en andere belangrijke vragen worden beantwoord. Er zijn vijf regionale lezingen, waarbij wordt ingezoomd op respectievelijk Oost-, West-, Noord-, Zuidoost- en Zuidwest-Nederland.
5 februari: Apeldoorn (Oost-Nederland)
In deze lezing wordt ingezoomd op de waterschapsgebieden: Vechtstromen, Drents-Overijsselse Delta, Rijn & IJssel, Vallei & Veluwe, Rivierenland.
Datum: maandag 5 februari 2024. Locatie: Van der Valk, Landgoedlaan 26, 7325 AW Apeldoorn Inloop: Vanaf 19.30 uur met koffie en thee. Aanvang: 20.00 uur. Programma: Opening door avondvoorzitter Jaap Haanstra (voorzitter STAF). Lezing door Geesje Rotgers (onderzoeksjournalist). Aanmelden: de lezing is vrij toegankelijk. Aanmelden wordt op prijs gesteld vanwege de catering. Mail naar info@stichtingagrifacts.nl (vermeld: 5 februari, Apeldoorn).
12 februari: Oostzaan-Amsterdam (West- en Midden-Nederland)
In deze lezing wordt ingezoomd op de waterschapsgebieden: Hollands Noorderkwartier, Amstel, Gooi & Vecht, Rijnland, Delfland, Schieland & Krimpenerwaard, Stichtse Rijnlanden, Zuiderzeeland.
Datum: maandag 12 februari 2024. Locatie: Van der Valk Oostzaan-Amsterdam, Westeinde (verl. Stellingweg) 1, 1511 MA Oostzaan. Inloop: Vanaf 19.30 uur met koffie en thee. Aanvang: 20.00 uur. Programma: Opening door avondvoorzitter Jaap Haanstra (voorzitter STAF). Lezing door Geesje Rotgers (onderzoeksjournalist). Aanmelden: de lezing is vrij toegankelijk. Aanmelden wordt op prijs gesteld vanwege de catering. Mail naar info@stichtingagrifacts.nl (vermeld: 12 februari, Oostzaan).
14 februari: Donkerbroek (Noord-Nederland)
In deze lezing wordt ingezoomd op de waterschapsgebieden: Fryslân, Noorderzijlvest, Hunze en Aa’s
Datum: woensdag 14 februari 2024. Locatie: ’t Witte Huis, Geert Wolter Smitweg 20, 8435 WG Donkerbroek. Inloop: Vanaf 19.30 uur met koffie en thee. Aanvang: 20.00 uur. Programma: Opening door avondvoorzitter Frans van de Lindeloof (directeur STAF). Lezing door Geesje Rotgers (onderzoeksjournalist). Aanmelden: de lezing is vrij toegankelijk. Aanmelden wordt op prijs gesteld vanwege de catering. Mail naar info@stichtingagrifacts.nl (vermeld: 14 februari, Donkerbroek).
20 februari: Kruisland (Zuidwest)
In deze lezing wordt ingezoomd op de waterschapsgebieden: Scheldestromen, Hollandse Delta, Brabantse Delta
Datum: dinsdag 20 februari 2024. Locatie: Zaal Koch, Molenstraat 120, 4756 BH Kruisland. Inloop: Vanaf 19.30 uur met koffie en thee. Aanvang: 20.00 uur. Programma: Opening door avondvoorzitter Frans van de Lindeloof (directeur STAF). Lezing door Geesje Rotgers (onderzoeksjournalist). Aanmelden: de lezing is vrij toegankelijk. Aanmelden wordt op prijs gesteld vanwege de catering. Mail naar info@stichtingagrifacts.nl (vermeld: 20 februari, Kruisland).
22 februari: Deurne (Zuidoost)
In deze lezing wordt ingezoomd op de waterschapsgebieden: De Dommel, Aa en Maas, Limburg.
Datum: donderdag 22 februari 2024. Locatie: Natuurpoort De Peel, Leegveld 8a, 5753 SG Deurne. Inloop: Vanaf 19.30 uur met koffie en thee. Aanvang: 20.00 uur. Programma: Opening door avondvoorzitter Frans van de Lindeloof (directeur STAF). Lezing door Geesje Rotgers (onderzoeksjournalist). Aanmelden: de lezing is vrij toegankelijk. Aanmelden wordt op prijs gesteld vanwege de catering. Mail naar info@stichtingagrifacts.nl (vermeld: 22 februari, Deurne).
Deel via:
Beheer cookie toestemming
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een site of over verschillende sites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.