Geen verband tussen stikstof en ‘staat van instandhouding natuur’

Er is geen verband tussen stikstof en de ‘staat van instandhouding van natuur’ in individuele natuurgebieden. Dat blijkt uit de Europese gebiedsinformatieformulieren van Nederlandse natuurgebieden. De informatieformulieren worden door provincies niet gebruikt voor de gebiedsdoelstellingen. Bij de beoordeling van individuele natuurgebieden hanteren Europa en provincies een verschillende systematiek. Europa stuurt op een ‘gunstige staat van instandhouding’, Nederland op verlaging van de stikstofneerslag en een toename van het aantal bijzondere soorten. Sturen op kritische depositiewaarden voor stikstof, biedt geen garantie voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding.

“De Nederlandse natuur staat op omvallen” en “de natuur holt achteruit”, klinkt dagelijks uit de mond van bewindslieden, politici, natuurorganisaties en NGO’s. Het bijzondere is dat deze beweringen niet gestaafd worden door de gebiedsinformatieformulieren, die Nederland opstuurt naar Brussel. Nederland is verplicht om de Europese Commissie te informeren over de staat van instandhouding van alle afzonderlijke N2000-gebieden. En dat moet gedetailleerd: voor iedere habitattype waarvoor het gebied is aangewezen, moet de status worden beoordeeld. Bijna alle habitattypen zijn stikstofgevoelig. Merkwaardig genoeg zijn deze Europese gebiedsrapportages in ons land moeilijk te achterhalen. Alleen rapportages voor heel Nederland zijn beschikbaar, niet die per gebied. “De gebiedsrapportages worden niet gebruikt voor de Nederlandse gebiedsdoelstellingen”, bevestigt een provincie. Provincies hebben gekozen voor eigen doelstellingen, die zijn vastgelegd in gebiedsbeheerplannen.

Via de Europese Commissie worden de gebiedsinformatieformulieren van alle Nederlandse N2000-gebieden verkregen.

Staat van instandhouding Nederlands natuur

Wat zeggen de Europese gebiedsinformatieformulieren over de staat van instandhouding van de Nederlandse N2000-gebieden? Een aantal gebieden is (nagenoeg) voor het hele areaal in uitstekende of goede staat van instandhouding, zoals: De Wieden (Ov), Weerribben (Ov), Binnenveld (Gld), Sallandse Heuvelrug (Ov). Gemiddeld over de N2000-gebieden is zo’n 67 procent van het areaal aan aangewezen habitattypen in goede of zelfs uitstekende staat van instandhouding. Wordt de kust van grote watervlakten als Waddenzee en Noordzeekust ook meegeteld, dan loopt dit percentage op tot boven de 80 procent. Zie figuur 1 voor de staat van instandhouding van de N2000-gebieden.

Figuur 1. De ‘staat van instandhouding’ van de aangewezen habitattypen in N2000-gebieden (in % van de oppervlakte).

EU- en NL-doel verschillen

Europa hanteert voor individuele natuurgebieden een ander doel dan Nederland. Europa hanteert ‘een goede staat van instandhouding’ als doel. Nederland heeft zich als doel gesteld de stikstofneerslag onder de kritische depositiewaarde (KDW) te brengen. Belangrijke vraag is of sturen op het Nederlandse doel, middels stikstofmodel OPS/Aerius, gaat leiden tot een goede staat van instandhouding van de natuur.

Voor ieder N2000-gebied wordt gecheckt:

  1. In hoeverre wordt voldaan aan de Europese doelstelling (uitstekende of goede staat instandhouding);
  2. In hoeverre wordt voldaan aan de Nederlandse doelstelling (stikstofneerslag onder KDW volgens stikstofmodel OPS/Aerius).

Er blijkt geen verband te zijn tussen de mate van overbelasting met stikstof en de staat van instandhouding. Zie figuur 2. Sturen op de KDW lijkt geen enkele garantie te bieden voor het behalen van een goede staat van instandhouding van de natuur.   

Figuur 2. Relatie tussen overbelasting stikstof (overschrijding KDW) en staat van instandhouding, voor de stikstofgevoelige habitattypen in Nederlandse N2000-gebieden. Ieder punt staat voor een N2000-gebied.  

Figuur 2. Correlatie tussen ‘overbelasting door stikstof’ en ‘staat van instandhouding’ voor de Nederlandse stikstofgevoelige N2000-gebieden. Iedere punt in de grafiek betreft een N2000-gebied.

Natuursnipper vaker in verminderde staat

Uit de Europese data blijkt dat de staat van instandhouding in hogere mate verband houdt met de oppervlakte van een aangewezen habitattype. In veel natuurgebieden zijn minieme snippers natuur aangewezen, zoals een heischraal grasland of jeneverbesstruweel van slechts 0,1 hectare, oftewel 1000 vierkante meter. Een snipper is vaker in slechte staat van instandhouding dan een groter areaal. Hierbij geldt bovendien dat die kleine snippers volgens de Europese systematiek zelden als ‘uiterst waardevol’ of ‘waardevol’ worden geclassificeerd. Deze vallen meestal in de laagste klasse van belangrijkheid. Zie figuur 3 voor een verband tussen de oppervlakte en de staat van instandhouding.

Figuur 3. Kleinere stukjes specifieke natuur (habitattype) hebben vaker een verminderde staat van instandhouding.

Nederland hanteert eigen definitie van ‘goede natuur’

Houden provincies rekening met de Europese gebiedsinformatieformulieren? STAF legt die vraag voor aan enkele provincies, waaronder Flevoland. Flevoland wil 88 boeren in de oostrand van de Noordoostpolder een hele hoge stikstofopgave opleggen (lees deels uitkopen), om de stikstofneerslag op natuurgebieden De Wieden en Weerribben onder de kritische depositiewaarde te brengen. Echter, volgens de Europese Commissie verkeert De Wieden volledig en Weerribben bijna helemaal in uitstekende en goede staat van instandhouding. Volgens de Europese Commissie is in dat geval “natuurherstel gemakkelijk of zonder buitensporige inspanningen mogelijk.” Ondanks een reminder is er na twee weken nog geen antwoord van provincie Flevoland.

Provincies hanteren in hun gebiedsbeheerplannen andere definities van een goede natuurkwaliteit. Provincie Gelderland hanteert de volgende definitie: de natuurkwaliteit is goed als meer dan 60% van de lijst met typische soorten aanwezig is. Bij minder dan 20% van de soorten op de lijst, is de natuurkwaliteit slecht. Ook provincie Groningen hanteert een dergelijke definitie. Zij wil een reeks soorten introduceren in N2000-gebied Lieftinghsbroek, om de natuurkwaliteit te verbeteren. Het gaat om veel soorten die er niet eerder voorkwamen. STAF legt de kwestie voor aan de Europese Commissie: Is het introduceren van nieuwe soorten een goede systematiek om een goede natuurkwaliteit te bereiken? De EC-woordvoerder geeft aan dat dit geen Europese verplichting betreft. De Habitatrichtlijn spreekt over behoud van soorten. Het staat lidstaten verder vrij om een eigen systematiek te kiezen.

Ook volgens het ministerie van LNV is het niet beslist nodig soorten toe te voegen aan gebieden. “Als er in een bepaald gebied geen typische soorten zijn, dan is het niet perse nodig om die daar wél te krijgen.” Volgens LNV is het een keuze van de provincie om extra soorten te realiseren of het te laten zoals het is.

Het verschil in definities is verwarrend. Hierdoor ontstaat de situatie dat individuele N2000-gebieden volgens Brussel in goede staat van instandhouding zijn, terwijl Nederland het gebied beoordeeld als belabberd. En andersom.


Waar vind ik de Gebiedsinformatieformulieren?

Klik op onderstaande afbeelding, deze linkt naar Natura 2000 Network Viewer. Klik vervolgens het N2000-gebied aan. Dan verschijnt een blokje met links naar allerlei informatie. Klik op ‘Standard Data Form’ om de gebiedsinformatie te bekijken. Wij downloaden alle ‘Standaard Dat Forms’ en bundelden de informatie over de staat van instandhouding in een tabel. Deze is te downloaden via de link onder de viewer.

Deel via:

Water kwam bij Limburgse Well hoger dan verwacht

Extreem hoog water leidde vorig jaar juli tot een enorme ramp in Duitsland en België. In Nederland vielen geen slachtoffers maar de schade in Limburg was groot. In het noorden van Limburg, rond de plaats Well, was de overstroming ernstiger dan verwacht. Boeren in deze regio vragen zich af of sluis Sambeek wel goed functioneerde. STAF onderzocht de kwestie.

Na de overstromingen in 1993 en 1995 is een reeks Maaswerken uitgevoerd, om Limburg beter te beschermen tegen hoog water. In juli 2021 leek het alsof die Maaswerken in sommige regio’s geen effect hadden. Het gebied tussen Well en Sambeek werd zwaarder getroffen dan voorzien. Het vermoeden bestaat dat Sluis Sambeek onvoldoende functioneerde, waardoor het water nog hoger kwam te staan. Hierdoor zou de overstroming meer schade hebben aangericht dan bij een goed functionerende sluis.
STAF legt de kwestie in augustus 2021 voor aan Rijkswaterstaat. Deze kan dan geen antwoord geven op vragen. “Wij zijn nog bezig met het analyseren en evalueren van de verschillende onderdelen van het hoogwater. De vragen die STAF stelt maken hier deel vanuit.”
STAF besluit een WOB-procedure te starten. Alle interne correspondentie, verslagen en stukken over het hoge water bij Sluis Sambeek worden opgevraagd bij Rijkswaterstaat. In maart 2022 wordt een pakket met 85 documenten ontvangen.

Download hier het artikel met de bevindingen:

Foto: Shutterstock.

Deel via:

Natuur- en milieuorganisaties zetten overheid naar hun hand

Meerdere WOO-verzoeken tonen hoe natuur- en milieuorganisaties overheden naar hun hand zetten. Onlangs ontving Agrifacts enkele duizenden pagina’s aan WOO-documenten van Provincie Drenthe. Die laten zien hoe drie natuurorganisaties te werk gaan. De vergunning voor de bouw van 2.500 woningen wordt aangevochten, de provincie kiest eieren voor haar geld en stemt in met het eisenpakket van het drietal. De procedure wordt gestaakt.

Wat is er gebeurd? Gemeente Assen en Provincie Drenthe willen een nieuwe woonwijk met 2.500 huizen realiseren. Drie natuurorganisaties startten een juridische procedure om dit plan tegen te houden. Het gaat om Vogelbescherming Nederland, Natuur en Milieufederatie Drenthe en Natuurmonumenten. Broedvogels van het iets verderop gelegen N2000-gebied Fochteloërveen zouden het gebied gebruiken voor het zoeken van voedsel en als rust- en slaapplaats. Ook zou de stikstofberekening niet kloppen.

Gemeente Assen en Provincie Drenthe zagen een spoedige realisatie van de woonwijk stranden in een langlopende procedure, met in het ergste geval een streep door de vergunning bij de rechtbank. Beide overheden besloten tot een ‘minnelijk traject’ met de drie natuurorganisaties. Het kwam tot een deal. De natuurorganisaties zijn bereid hun procedure tegen de woonwijk te staken, in ruil voor een onderzoek met plan van aanpak.

Onderzoek begeleid door natuurorganisaties

De natuurorganisaties eisten dat er onderzoek zou komen naar maatregelen die nodig zijn om de instandhoudingsdoelen voor een aantal soorten te realiseren. Het gaat om enkele soorten zwanen, ganzen, eenden en de kraanvogel. Ook werd geëist dat de maatregelen die uit het onderzoek zouden komen, worden omgezet in een plan van aanpak van de provincie. Alleen dan was het drietal bereid de procedure tegen de komst van de nieuwe woonwijk in te trekken.

Provincie en gemeente gingen mee in de eis van de drie natuurorganisaties. Het gewenste onderzoek werd ingezet. En meer dan dat, de drie natuurorganisaties kregen volop inspraak. “Wij benadrukken dat er voor een onderzoeksbureau wordt gekozen waar alle partijen vertrouwen in hebben”, verlangt Vogelbescherming. Zo geschiedde. Het werd bureau Altenburg & Wymenga, waar ook de andere partijen zich goed in konden vinden. De natuurorganisaties praatten vervolgens mee over opdracht en offerte, onderzoek en rapport.

Maatregelenpakket en plan van aanpak

Het onderzoek komt tot het volgende maatregelenpakket:

  1. Afsluiten van wegen en paden voor publiek;
  2. Aanleg van struweel en boswal;
  3. Instellen fourageergebied voor ganzen en andere vogels op boerenland;
  4. Stoppen van de jacht;
  5. Boeren moeten oogstresten laten liggen voor de ganzen en andere vogels;
  6. Boeren moeten grasland en bollenvelden/sierteelt omzetten naar bouwland.

Of de natuurorganisaties de nieuwe woonwijk voortaan met rust zullen laten, is nog de vraag. Het plan van aanpak is er nog niet. Dat wordt onderdeel van het gebiedsproces, zo is te lezen in de stukken.

Foto: Fochteloërveen. Shutterstock, Agami Photo Agency.

Op basis van WOB-verzoeken verschenen eerder:

Deel via:

Waterschap Vechtstromen plust natuurstikstof bij landbouw op de rekening

In verschillende natuurgebieden worden hoge concentraties stikstof gemeten in het oppervlaktewater. Eén van die gebieden betreft N2000-gebied Springendal en Dal van de Mosbeek (Overijssel). Bij een bezoek aan het gebied blijkt dat het water vanuit het natuurgebied, het landbouwgebied instroomt. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn, maar dat is het hier wel. Want op de grens van natuur en landbouw liggen de officiële meetpunten voor de monitoring van de agrarische waterkwaliteit. Waterschap Vechtstromen, die verantwoordelijk is voor de keuze van de meetlocaties, geeft al vier weken geen inhoudelijk antwoord op vragen. “Wij zijn ermee bezig”.  

Nederland heeft in totaal 170 meetpunten, verspreid over het land, waar de agrarische waterkwaliteit wordt gemeten. De metingen worden gebruikt voor maatregelen vanwege de Nitraatrichtlijn en Kaderrichtlijn Water. Waterschappen kiezen de locaties van de meetpunten. Waterschap Vechtstromen heeft 12 meetpunten in haar beheergebied. Drie daarvan liggen op de rand van N2000-gebied Springendal en Dal van de Mosbeek. Zowel in het natuurgebied, als op de landbouwmeetpunten, worden zeer hoge stikstofconcentraties gemeten. Voor de natuurbeheerder heeft dit geen consequenties. Voor de landbouw wel, die krijgt de forse normoverschrijdingen aangerekend.

Waar komt die stikstof vandaan?

Komen de hoge stikstofgehalten uit de landbouwpercelen en stromen die het natuurgebied in? Of is het net andersom? Voor het antwoord op deze vraag brengt STAF een bezoek aan twee landbouwmeetpunten in het gebied. Op beide meetpunten blijkt het water vanuit de natuur, het landbouwgebied in te stromen (zie figuur). Dat er hoge concentraties worden gemeten in de landbouwsloten lijkt dus veel meer het gevolg van processen in het natuurgebied, dan van bemesting van de landbouwpercelen.

Figuur. STAF bezoekt twee meetpunten uit het agrarische waterkwaliteitsmeetnet. Deze bevinden zich op de rand van het natuurgebied. De forse normoverschrijdingen op deze meetpunten, krijgt de landbouw aangerekend. Het stikstofrijke water blijkt echter afkomstig te zijn uit het natuurgebied.

Meetpunten niet respresentatief

De meetpunten voor het landbouwmeetnet (MLNSO) moeten zodanig worden gekozen, dat deze representatief zijn voor de landbouw. Dit betekent dat de stikstofvervuiling die hier wordt gemeten, moet kunnen worden toegeschreven aan de landbouw. Daarvan lijkt hier geen sprake. Hier wordt stikstof die afkomstig is uit het natuurgebied, bij de landbouw op de rekening gezet.

Waterschap Vechtstromen heeft de locaties van de meetpunten bepaald. STAF neemt op 14 oktober (inmiddels een maand geleden) contact op met dit waterschap. Gevraagd wordt naar de herkomst van de hoge stikstofconcentraties in het natuur- en aangrenzende landbouwgebied. Ondanks diverse reminders, gaat het waterschap niet in op de vragen. “Wij zijn er mee bezig”, is het enige wat dit waterschap kwijt wil.

Stikstofbron

Het is bekend dat uit dit natuurgebied veel stikstof vrijkomt. Zie bijvoorbeeld het rapport Hydro-ecologische systeemanalyse van het brongebied van de Mosbeek; WUR; 2014. Het rapport kan geen zekerheid geven over de herkomst van de stikstof. Veenafbraak kan een mogelijkheid zijn, historische bemesting die via kwelwater naar boven komt ook, of andere bodemprocessen.

In het natuurgebied borrelt kwelwater op uit de bodem. De beekjes die hierdoor ontstaan, stromen naar het verderop gelegen landbouwgebied.
Dit landbouwmeetpunt blijkt nog net in de natuur te liggen.
Het beekje stroomt door het natuurgebied om uit te komen bij dit landbouwmeetpunt in extensief beheergebied.

Deel via:

Overheid houdt grootste stikstofbron buiten stikstofbeleid

Natuur krijgt stikstof aangevoerd vanuit de lucht (afkomstig vanuit landbouw, industrie, logistiek). De omvang van deze bron wordt tot op de gram becijferd, elk jaar opnieuw. Maar natuur krijgt óók stikstof aangevoerd vanuit de eigen bodemvoorraad. Verstoring van de natuurbodem, zoals wateronttrekking en ontbossing, jaagt de vrijgave van stikstof uit de bodemvoorraad aan. De omvang van deze substantiële stikstofbron wordt niet in beeld gebracht, maar juist buiten beeld gehouden. Dit is merkwaardig, aangezien deze stikstof net zo goed van invloed is op stikstofgevoelige natuur (foto: Shutterstock).

Farmers Defence Force wist in april een grote hoeveelheid metingen in Drentse natuurgebieden in de openbaarheid te krijgen, middels een WOB-procedure. Uit deze metingen blijkt dat niet stikstofdepositie, maar de aanvoer van stikstof uit de eigen bodemvoorraad de grootste stikstofbron is.

Waar komt stikstof die natuur vermest en verzuurt vandaan?

Natuur stapelt zelf heel veel stikstof

  • De totale stikstofdepositie in de afgelopen 100 jaar bedraagt 2.400 kilo/ha.
  • Uit metingen in 286 natuurbodems in de Provincie Drenthe blijkt dat er alleen al in de bovenste 10 cm van de grond duizenden kilo’s stikstof liggen opgeslagen: 3.000 kg/ha (droog bos, droge heide), 4.000 kg/ha (vochtig bos, vochtige heide) tot 10.000 kg/ha (hoogveen, moeras). In de laag eronder zit nog veel meer stikstof, volgens literatuur. Veel meer dus dan er in 100 jaar is neergeslagen.
  • Uit literatuur van de vorige generatie stikstofonderzoekers blijkt dat natuur heel veel stikstof (N2) uit de lucht bindt. In stikstofarme grond kan het gaan om wel 60 tot 80 kg/ha/jaar. Dit doen bodemorganismen. Zolang deze stikstof wordt opgeslagen is er niks aan de hand. Dat wordt anders als die vrijkomt. Dat gebeurt bij bodemverstoringen, meestal het gevolg van beleidskeuzes van overheid en/of natuurbeheerder.

Wanneer komt de stikstof vrij uit de bodemvoorraad?

De bodemvoorraad stikstof ligt in principe veilig opgeslagen (vastgelegd in organische stof). En is bijna niet beschikbaar voor planten en kan dus geen kwaad voor stikstofgevoelige natuur. Door verstoringen van de bodem (in het verleden en heden), komt die stikstof vrij. De organische stof wordt dan versneld afgebroken. Het gaat in de provincie Drenthe jaarlijks om hoeveelheden stikstof van naar schatting 30—250 kg/ha*), die vrijkomen uit de bodemvoorraad. Dit is (veel) meer stikstof dan wordt aangevoerd vanuit de emissies van landbouw, industrie en logistiek (tezamen 22,5 kg/ha/jaar). Activiteiten die de stikstofvrijgave langjarig (of permanent?) aanjagen:

  • wijzigen waterhuishouding
  • waterwinning, wateronttrekking
  • kappen van bos
  • omvormen van natuur

Overheid houdt grootste stikstofbron buiten beeld

  • De grootste stikstofbron wordt niet gekwantificeerd en niet meegewogen in het stikstofbeleid, terwijl de omvang van deze bron relatief gemakkelijk is te meten en te monitoren.
  • Het doel van het natuurbeleid is een goede staat van instandhouding. Als naar de invloed van stikstof wordt gekeken, zouden alle stikstofbronnen die van invloed zijn, moeten worden meegeteld. Het is niet terecht een substantiële stikstofbron buiten beeld te houden.
  • Het miljarden kostende maatregelenpakket om de deposities vanuit landbouw, industrie en logistiek terug te dringen, zal nooit tot een meetbaar resultaat kunnen leiden, als winsten worden tenietgedaan door grotere verliezen. De stikstofwinst van de 100-kilometermaatregel voor het verkeer bedraagt ca. 0,3 kg/ha/jaar. Deze winst wordt tenietgedaan door verlies van stikstof uit de bodemvoorraad van 30—250 kg/ha/jaar.
  • Beleidsondersteunende instituten, NGO’s en natuurorganisaties hebben buitengewoon veel haast met maatregelen die 0,3 tot 5 kg stikstofwinst opleveren, en schreeuwen hierover moord en brand. Maar houden zich stil over de veel grotere stikstofbron (afbraak bodemvoorraad). Het verschil in aandacht correleert met het beschikbare budget. 
  • Transparantie op het stikstofdossier is ver te zoeken. Onze ervaring is dat veel gegevens achter worden gehouden. Ook Provincie Drenthe had de metingen in 286 natuurbodems, die de aanvoer van stikstof uit de bodem zelf in beeld brachten, niet openbaar gemaakt. Er moest een WOB-procedure aan te pas komen om de data beschikbaar te krijgen.

Meer informatie:

Deel via:

Creatief met stikstof en wetenschap

Toetsing van het WNF-rapport ‘Onderzoek naar een ecologisch noodzakelijke reductiedoelstelling van stikstof’

Op 9 april verscheen het rapport ‘Onderzoek naar een ecologisch noodzakelijke reductiedoelstelling van stikstof’. Dit rapport van het Wereld Natuurfonds vormt een belangrijke pijler onder het recente advies van ABDTopconsult (adviesbureau van de Rijksoverheid) aan het Kabinet: de stikstofuitstoot moet met 50-70% worden teruggedrongen. STAF toetste de bevinding dat een toename van de berekende stikstofdepositie van 1.000 mol/ha/jaar (begin jaren ’50) naar 3.000 mol (jaren ’70 en ’80) de soortendiversiteit met 40 – 50 procent heeft verminderd. Dit zou blijken uit het 60-jarige soortenonderzoek in de blauwgraslanden in het Wageningse Binnenveld. Tijdens de toetsing stuitte STAF op de creatieve wijze waarop wordt omgegaan met wetenschap.

Naar de oorzaken van het verdwijnen van plantensoorten in de blauwgraslanden bij Wageningen wordt al zestig jaar onderzoek gedaan. Belangrijkste oorzaak bleek de verdroging door ontwatering en waterwinning. Het ‘Onderzoek naar een ecologisch noodzakelijke reductiedoelstelling van stikstof’ werkt alleen nog met het stikstofrekenmodel Aerius en komt – niet verrassend –  tot de conclusie dat toename van de stikstofdepositie de belangrijkste oorzaak is. De toename van grofweg 1.000 naar 3.000 mol per hectare heeft de diversiteit aan soorten in deze blauwgraslanden met 40 – 50 procent verminderd, aldus het onderzoek.

Met creatieve wetenschap worden alle ballen op stikstof gemanoeuvreerd. Veel lijkt daarbij geoorloofd: terzijde schuiven van eerder onderzoek, achterwege laten van informatie die niet past, geen transparantie geven, creëren van beeldvorming met suggestieve grafieken.

Deel via:

Rijksoverheid komt met stikstofvisie mede op basis niet beschikbare ecologische studies

Op 19 maart 2021 bracht de Rijksoverheid breed in de media dat de stikstofemissies met 50 tot 70 procent moeten dalen, om verdere verslechtering van de natuur tot stilstand te brengen. Deze alarmerende percentages komen uit het rapport ‘Stikstofruimte voor de toekomst’ van adviesgroep ABD Topconsult, die zegt zich onder meer te baseren op enkele ecologische studies. STAF wilde deze ecologische studies checken, maar die blijken niet beschikbaar. De getrokken conclusie is derhalve niet controleerbaar. De adviesgroep bevestigt dat deze studies nog niet beschikbaar zijn.

De Rijksoverheid bracht op 19 maart een aantal verkenningen naar buiten, die het nieuwe Kabinet handvatten moeten bieden om op de langere termijn invulling te geven aan de stikstofopgave. Een forse afname van de stikstofemissies en onvermijdelijke krimp van de veestapel zijn belangrijke conclusies. Deze bevindingen werden breed opgepakt in de pers, met name die omtrent de krimp van de veestapel. De lange termijn stikstofverkenning is uitgevoerd door ABD Topconsult, een kleine adviesgroep van ervaren topambtenaren binnen de Rijksoverheid, zoals ze zichzelf omschrijven.

Onderbouwing niet beschikbaar

ABD Topconsult concludeert dat een generieke reductie van stikstofemissies van tenminste 50 procent nodig is, om ernstige overbelasting in de stikstofgevoelige gebieden zo snel mogelijk terug te brengen. Bij het ontbreken van aanvullende specifieke gebiedsmaatregelen wordt een generiek reductieniveau van de emissies oplopend tot 70 procent aanbevolen. Twee ecologische studies worden aangehaald, die deze percentages tot uitkomst hebben. Deze studies blijken niet beschikbaar. Derhalve is het niet controleerbaar.

Niemand kan het controleren

ABD Topconsult maakt gebruik van twee ecologische studies, die niet beschikbaar zijn, maar wel ecologische onderbouwing leveren voor de stikstofvisie. STAF kaart dit gebrek aan transparantie aan bij ABD Topconsult. De adviesgroep bevestigt de bevinding van STAF dat de informatie niet beschikbaar is en stuurt “informatie voor eigen gebruik” met uitleg. Personen die met de onderzoeken bezig zijn, zouden de onderbouwing hebben aangedragen. Op grond van welke informatie, is echter niet duidelijk. In tweede instantie laat de onderzoeksgroep weten de studies nagenoeg niet te hebben gebruikt voor de stikstofvisie en de conclusie over de mate van emissieafname. STAF bestrijdt dit, in het rapport staat vermeld ‘dat de duidelijkste conclusies konden worden getrokken op basis van empirische studies… ‘ (welke dus niet beschikbaar zijn). Bovendien is het niet correct studies te gebruiken die niet beschikbaar zijn.

Gezien de grote impact die het rapport van ABD Topconsult heeft gekregen in de media, binnen de landbouw en bij politici, heeft STAF besloten de “Informatie voor eigen gebruik” van de adviesgroep te publiceren (te downloaden onderaan dit artikel).

Onderzoek naar kritische depositiewaarden

Wetenschappers Matt Briggs en Jaap Hanekamp analyseren momenteel de wetenschappelijke onderbouwing van de kritische depositiewaarden. Zij kijken naar de dosis-effect-relatie van stikstof op de kwaliteit van stikstofgevoelige natuur. Hierover binnenkort meer. De overheid laat hiernaar nu ook zelf een studie uitvoeren. Deze wordt alvast opgevoerd door ABD Topconsult, dit is een van de studies die niet beschikbaar is. 

Deel via:

Gelderland creëert piekbelasters door nieuwe natuur tegen bedrijven aan te plussen

In Gelderland is een serie piekbelasters ontstaan, doordat de Provincie nieuwe natuurontwikkeling tegen bedrijven aan, heeft ingetekend. De Provincie heeft bovendien gekozen voor de ontwikkeling van stikstofgevoelige natuur en deze ook al ingetekend op de habitatkaart in Aerius, waardoor deze natuur meetelt voor het stikstofbeleid. Gevolg is dat betreffende bedrijven nu als forse piekbelaster uit de Aerius Aankoopcalculator rollen. De Rijksoverheid gebruikt de Aankoopcalculator om te bepalen welke bedrijven piekbelaster zijn en voor opkoop in aanmerking komen.

Op 13 september 2017 stellen Provinciale Staten Gelderland het actualisatieplan voor nieuw te realiseren natuur vast. Er worden zoekgebieden aangewezen van in totaal 7.300 hectare, voor de realisatie van 5.300 hectare nieuwe natuur (bron: Provincie Gelderland). De provincie heeft gekozen voor de ontwikkeling van stikstofgevoelige natuur en de locaties van de beoogde gebieden (zoekgebieden) alvast ingetekend op de habitatkaart in Aerius. Deze tellen dus al mee voor het stikstofbeleid. Opvallend is dat deze gebieden niet zijn in te zien met Aerius Monitor, de tool die de overheid beschikbaar heeft gesteld voor het publiek en waarmee per regio kan worden bekeken waar stikstofgevoelige natuur staat ingetekend.  

Met name in de Rijntakken (uiterwaarden van de grote rivieren) zijn talrijke zoekgebiedjes voor stikstofgevoelige natuur ingetekend, bij elkaar naar schatting 5000 hectare. Deze gebiedjes zijn geregeld zowat tegen bedrijven aan, ingetekend: de stikstofgevoelige natuur en een deel van het bedrijf liggen in hetzelfde hexagoon. Aerius Aankoopcalculator berekent voor deze bedrijven een enorme piekbelasting. Wanneer de Provincie voor haar natuurontwikkeling een afstand van 100 meter had aangehouden tot deze bedrijven, dan was de piekbelasting de helft minder. Bij 250 meter is dat 65 procent.

(Foto bij dit bericht: Shutterstock)

Deel via:

Veel stikstofgevoelige natuur bijgetekend in rekenmodel Aerius

In de afgelopen vijf jaar werd veel stikstofgevoelige natuur bijgetekend op de natuurkaart in rekenmodel Aerius. Tijdens de zoektocht naar antwoorden werd duidelijk dat transparantie ontbreekt, en er een werkwijze wordt gehanteerd waarbij inspraak door belanghebbenden niet mogelijk is.

Op de zogenaamde habitatkaart van stikstofmodel Aerius blijken in de afgelopen vijf jaar zo’n 80.000 hectares met stikstofgevoelige natuur te zijn bijgetekend in de Natura 2000 gebieden. Dit gebeurde buiten het zicht van belanghebbenden rondom die natuurgebieden. Het totale areaal aan stikstofgevoelige natuur in Aerius komt daarmee op zo’n 200.000 hectare. Het bijtekenen van extra hectares met stikstofgevoelige natuur vond vooral plaats in de provincie Gelderland, maar ook in Overijssel, Drenthe, Noord-Brabant en Limburg.

Lees ook de column van STAF-voorzitter Jaap Haanstra op Boerenbusiness.

Deel via:

Zeeuws Statenlid heeft geen onderbouwing voor ‘vissterfte door landbouw’

Het Zeeuwse Statenlid Gerwi Temmink (Groen Links) stelde op 1 oktober Statenvragen over de acute vissterfte in het Veerse Meer, afgelopen zomer. Met een vingerwijzing naar de overbemesting door de landbouw. STAF vraagt Temmink om een onderbouwing voor zijn vingerwijzing. Die blijkt hij niet te kunnen geven.

Sinds medio augustus was/is een aanzienlijk deel van het Veerse Meer zuurstofloos. Er was sprake van acute sterfte van vissen, planten, …. De zuurstofloosheid zou veroorzaakt worden door o.a. overbemesting in de landbouw waardoor de bodem (over)verrijkt wordt met nitraten, fosfaten etc…..’, begint Temmink zijn vragen aan GS Zeeland. STAF vraagt Temmink eerst per mail om een onderbouwing voor zijn vingerwijzing, en belt hem een dag later op. Tot verrassing van STAF heeft het Groen Links-Statenlid de onderbouwing niet paraat. “Ik beschik niet over een onderbouwing. Een deskundige met veel kennis van zaken heeft de vragen voor mij opgesteld”,  aldus Temmink. Hij wil niet zeggen wie deze deskundige is.

Historisch ‘bewijs’

Temmink laat weten niet met STAF in discussie te willen over zijn vragen. “Vanuit de fractie zijn wij als Statenleden degenen die de vragen stellen aan GS. Van hen verwachten wij antwoorden; discussie met derden gaan we daarover niet aan voor alle helderheid.” Wel zet hij de mail van zijn deskundige door (geanonimiseerd). Er zijn drie stukken als bewijs toegevoegd. Een artikel uit 1990 over de waterkwaliteit in het Veerse Meer, een nieuwsbericht uit 2007 over een waterverbeterproject en een Deltares-rapport over de waterkwaliteit in het Veerse Meer over de periode 2000 – 2013. Geen van de historische documenten levert de gevraagde onderbouwing voor de vissterfte in 2020 door de landbouw. Het Deltares-rapport vermeldt echter wel een andere reden voor de zuurstofloosheid: waterlagen met verschillende zoutconcentraties mengen zich in sommige delen van het Veerse Meer slecht, waardoor de onderste laag zuurstofarm wordt.

Onderzoek Rijkswaterstaat

Het Veerse Meer valt onder Rijkswaterstaat. Deze dienst heeft een onderzoek ingesteld naar de vissterfte. STAF vraagt Rijkswaterstaat naar zijn bevindingen. “Wij zouden ook graag weten wat de oorzaak is, maar weten dat nog niet. Wij monitoren de waterkwaliteit over een langere periode in de hoop daarmee de oorzaak te vinden”, aldus de woordvoerder.

Foto: Veerse Meer (Zeeland). Bron: Shutterstock/Ciwoa

Deel via: