De Ecologische Autoriteit werkt niet wetenschappelijk, maar politiek. Dat blijkt uit de wijze waarop de Ecologische Autoriteit rekenmodel Aerius toepast. Het RIVM stelt dat Aerius grote onzekerheden kent bij gebruik op lokaal niveau. Desondanks zet de Ecologische Autoriteit het model volop in op een nog kleiner schaalniveau, op postzegels van soms maar 10 bij 10 meter. Als gevraagd wordt naar de motivatie, wordt het politieke statement van voormalig stikstofminster Christianne van der Wal herhaald: “het is de best beschikbare wetenschappelijke bron”. Aerius is weliswaar een wetenschappelijke bron. Echter, de wijze waarop de Autoriteit deze bron gebruikt is niet wetenschappelijk. Die is politiek.
De toepassing van rekenmodel Aerius binnen het natuurbeleid ligt flink onder vuur. Dat komt omdat politici ervoor kozen dit model te gebruiken voor allerhande zaken, waarvoor het model helemaal niet bedoeld en geschikt is. Wetenschappelijk kon dit gebruik door de politiek niet door de beugel. De Ecologische Autoriteit werd ingesteld om de wetenschap terug te brengen in het natuur- en stikstofbeleid. De Ecologische Autoriteit is onafhankelijk en beschikt voor de korte termijn over ecologische, wetenschappelijke kennis ten aanzien van stikstofgevoelige natuur. Zo valt te lezen in diverse documenten.
Van wetenschap geen sprake
De verwachting was dat de Ecologische Autoriteit een wetenschappelijke werkwijze zou hanteren. Maar dat blijkt niet zo te zijn. De Autoriteit hanteert stikstofmodel Aerius op een wijze die de wetenschappelijke toets der kritiek niet kan doorstaan. Het RIVM stelt dat bij gebruik van haar model op lokale schaal, bijvoorbeeld 100 hectare, de onzekerheden groot zijn. De werkelijke stikstofneerslag ligt dan met 95% zekerheid tussen de berekende waarde plus of min 70%. Als de berekende stikstofdepositie bijvoorbeeld 1.500 mol/ha/jaar is, dan ligt de werkelijke depositie waarschijnlijk tussen 450 en 2.550 mol/ha/jaar. Met andere woorden: het model is in feite onbruikbaar op lokaal niveau.
De RIVM-waarschuwing weerhoudt de Ecologische Autoriteit er niet van om het Aerius-model zonder meer op nog kleinere schaal te gebruiken: voor habitatjes van soms maar 10 bij 10 meter. In bewoordingen als: “De huidige stikstofdepositie is (nog) veel te hoog: gemiddeld 1184 mol N/ha/jaar en 1217 mol N/ha/jaar voor respectievelijk actieve en herstellende hoogvenen. Dat is ruim 2 maal zo hoog als de KDW voor deze habitattypen (500 mol N/ha/jaar).” (Uit: Advies over de Natuurdoelanalyse Wierdense Veld). De Ecologische Autoriteit hanteert de uitkomsten van het Aerius-rekenmodel als harde getallen en verbindt daar conclusies aan. Zonder dat de Autoriteit ook maar iets zegt over de grote onzekerheden op dit kleine schaalniveau.
Politieke werkwijze
Rekenmodel Aerius wordt voor diverse beleidsdoeleinden gebruikt, waarvoor het model niet geschikt is. Zoals voor berekeningen op lokaal niveau. Het is een politieke keuze om het model daar toch voor te gebruiken, geen wetenschappelijke. Het is ook een politieke keuze om geen onzekerheden te vermelden, geen wetenschappelijke. Waarom werkt de Ecologische Autoriteit op deze wijze met rekenmodel Aerius?
“Vooralsnog gaat de Ecologische Autoriteit uit van Aerius omdat dit wettelijk voorgeschreven is, en omdat Aerius, bij het ontbreken van gebiedsspecifieke metingen en bodemgegevens, de best beschikbare wetenschappelijk bron is voor het in beeld brengen van de stikstofneerslag en inschatten van de risico’s voor de beschermde natuur”, aldus de Autoriteit. Het is opvallend dat de Ecologische Autoriteit meegaat met het politieke argument van voormalig stikstofminister Van der Wal: dit is het beste wat we hebben. Het model is weliswaar een wetenschappelijke bron, maar de wijze waarop de Ecologische Autoriteit ermee werkt is onwetenschappelijk. Die is politiek.
De Ecologische Autoriteit had de wetenschap terug kunnen brengen in het natuurbeleid. Een juist gebruik van Aerius, waarbij de onzekerheden waren vermeld en meegewogen, had een begin kunnen zijn. De Autoriteit koos ervoor om door te gaan op de politieke toer.
Het artikel verscheen in het STAF-blad van september 2024. Deze versie is hier te downloaden: