Heide en bos op zandgronden kampen met te weinig zuur en in hogere mate organische stof. Dat blijkt uit bodemmonsters die in de winter van ’24/’25 zijn genomen in natuurgebieden. De bodemuitslagen zijn vergeleken met de referenties voor een goede kwaliteit heide- en bosbodems op zandgronden, opgesteld door onderzoekers van RIVM, WUR en Louis Bolk Instituut in 2008.[1]

Afgelopen winter nam de redactie van Staf bodemmonsters in natuurgebieden. In dit artikel kijken we naar de monsters die zijn genomen in heide- en bosgebieden op zandgronden in Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht en Noord-Brabant. Het gaat hier om 49 bemonsterde locaties. We kijken specifiek naar de zuurgraad (pH) en het organische stofgehalte. Organische stof is cruciaal voor de flora en fauna, en het bodemleven. Het zorgt voor voedingsstoffen en houdt vocht vast. In figuur 1 zijn de zuurgraad en het organische stofgehalte van de bemonsterde heide- en bosbodems weergegeven. Uit de metingen blijkt een correlatie tussen zuurgraad en organische stofgehalte. Hoe zuurder de bodem, hoe meer organische stof.

Figuur 1: Zuurgraad (pH) en organische stof percentage in 49 heide- en bosbodems op zandgronden.

Bodems minder zuur

Het RIVM stelde in 2008 samen met diverse kennisinstituten referenties op voor een goede biologische bodemkwaliteit, zowel voor landbouw- als natuurgronden. Er werden onder meer referenties opgesteld voor heide en bos op zandgronden. Dit gebeurde op basis van 30 bodemmonster in natuur met een goede bodemkwaliteit. Er werd destijds gekeken naar het bodemleven (zoals bacteriën, schimmels, wormen) en naar bodemeigenschappen als zuurgraad en organische stof. De onderzoekers stelden op basis van deze meetgegevens streefwaarden op.

Bij zowel heide als bos op zandgronden werd in 2008 een gemiddelde pH gemeten van respectievelijk 3.1 en 3.2 (pH-KCl). Dit komt overeen met een pH-CaCl2 van ongeveer 3.4 en 3.5. Deze zuurgraad is door de onderzoekers als referentiewaarde vastgesteld. In de bodemmonsters die afgelopen winter zijn genomen in heide en bos op zandgronden, werd een gemiddelde pH-CaCl2 gemeten van 3.8. Veel bodems zijn tegenwoordig beduidend minder zuur dan de kwaliteitsbodems in 2008. Dat bodems van bossen op zandgronden significant minder zuur zijn geworden, signaleerde het RIVM al in 2012 [2]. Heidebodems zijn niet meegenomen in dat onderzoek. Het RIVM vermoedde destijds dat de dalende depositie van verzurende stoffen mogelijk de reden was van het oplopen van de pH.

Bodems verliezen organische stof

Ernstiger is het gesteld met het organische stofgehalte. In 2008 werd nog een gemiddelde organische stofgehalte gevonden van 7.3% (heide) en 5.7% (bos), waarna de referentie door het RIVM werd vastgesteld op 6.8% voor heide en 4.5% voor bos. Het gemiddelde percentage in de bodemmonsters van afgelopen winter ligt bij heide op 3.0%. Bos zit op gemiddeld 4.5%. Met name in heidebodems ligt het organische stofgehalte fors lager dan in de kwaliteitsbodems van 2008. Volgens het RIVM wordt de zandgrond onder droge heide gekenmerkt door onvruchtbaarheid en een hoge zuurgraad (lage pH). De hoge zuurgraad bepaalt deels het hoge organische stofgehalte. In zure bodems breekt de organische stof trager af.

De significante afname van organische stof in bosbodems op zandgronden werd ook al in 2012 gesignaleerd, zo blijkt uit het RIVM-rapport van 2012 (heide is toen niet meegenomen). Helaas vermeldt het rapport geen oorzaak van het verlies van organische stof.

Minder zuur, minder organische stof

Bij het verzamelen van de monsters afgelopen winter, zijn waar mogelijk meer monsters genomen in één gebied: in de heide, het naastgelegen bos, in (ver)natte en droge percelen, alsmede in voormalige landbouwgrond. In figuur 2 zijn de bemonsterde bodems uitgesplitst naar vegetatietype en historie. De bosbodems blijken gemiddeld zuurder en bevatten meer organische stof dan de heidebodems. Onder de bodems met relatief minder organische stof en een hogere pH bevinden zich de voormalige landbouwgronden. Deze zijn in alle gevallen verschraald door de toplaag te verwijderen. Ook vernatte heide- en bosbodems zitten gemiddeld lager in organische stof en hoger in pH. Tot slot vinden we ook de jonge heide- en bosontwikkeling op zandverstuivingen in deze categorie. Ook hier minder organische stof en een hogere pH.

Vraag is of de organische stofafbraak het gevolg is van de oplopende pH, of dat de oplopende pH het gevolg is van organische stofafbraak. Dit moet nader worden uitgezocht.

Figuur 2: Bemonsterde bodems, uitgesplitst naar voormalige landbouwgrond, bos en heide. De referentiewaarden van 2008 voor pH en organische stof zijn in de grafiek gezet.

De beste natuurbodems

Een aantal heide- en bosbodems scoort goed, wanneer we uitgaan van de referentiewaarden van het RIVM-onderzoek in 2008. Deze bodems combineren een hoge zuurgraad met veel organische stof. Het gaat om:

  1. Wierdense veld (Overijssel)
  2. Laude (Groningen)
  3. Korenburgerveen (Gelderland)
  4. Utrechtse Heuvelrug
  5. Besseldersbos (Gelderland)
  6. Veluwe (diverse locaties)

Natuurbodem veel te zuur? Nee, vaak is het de meetmethode!

“De bodem is zo zuur als azijn”, hoor je nogal eens in de natuurwereld. Zonder dat erbij wordt vermeld met welke meetmethode de zuurgraad is vastgesteld. Sterker nog, men weet niet dat verschillende meetmethoden, verschillende uitkomsten geven. Bij het bepalen van de zuurgraad doet de meetmethode ertoe! In (matig) zure bodems ligt de pH-KCl al gauw een punt lager dan de pH-H2O. Een pH-KCL van 3.5 komt overeen met een pH-H2O van 4.5.

Veel maatlatten voor natuurtypen werken met een pH-H2O. Er staat bijvoorbeeld in dat de ideale pH-waarde voor een natuurtype tussen de 4.0 en 5.0 ligt. Als in de praktijk lagere waarden worden gemeten (bijvoorbeeld 3.0 en 3.5) dan is vaak de pH-KCL bepaald. De bodem is dan niet “veel te zuur”, maar prima in orde.


Meer artikelen in de pijplijn

Afgelopen winter werden 93 natuurbodems (bos, heide, schraal gras) bemonsterd. De resultaten laten zien dat natuurbodems zeer divers zijn. Momenteel wordt bodemverzuring door stikstof uitvergroot. De bodem zou tegenwoordig “zo zuur zijn als azijn” (pH rond 2.5). Geen enkel monster dat we namen, had deze lage pH. Het organische stofgehalte van natuurbodems wordt daarentegen onderbelicht, evenals een aantal andere aspecten, zoals de rol van (de depositie van) zware metalen en tekorten aan essentiële nutriënten.

Dit is het 1e artikel over bodemmonsters in natuurgebieden. In de komende maanden verschijnen meer artikelen, over andere aspecten van natuurbodems.


[1] Soil ecosystem profiling in the Netherlands with ten references for biological soil quality; RIVM Report 607604009/2008.

[2] De bodemkwaliteit in Nederland in 2006 – 2010 en de verandering ten opzichte van 1993-1997; RIVM-rapport 680718003/2012.

Deel via: