Ook Volkskrant wijst naar landbouwjournalistiek bij bedreiging wetenschappers

Volgens columnist Jean-Pierre Geelen heeft de ‘agri-maffia’ – verwijzend naar Agrifacts – een grote rol in de bedreiging van wetenschappers. Zijn opinie ‘Gifspuit‘ staat in de Volkskrant van 16 augustus 2025. Enkele dagen ervoor linkte NRC de bedreiging van een vlinderonderzoeker aan Agrifacts. De redactie van Agrifacts spreekt Geelen aan op zijn uitspraken.

Geelen schuift Agrifacts nogal wat in de schoenen: “Afgelopen mei riep de KNAW de politiek op tot betere bescherming van wetenschappers, die steeds vaker te maken krijgen met bedreigingen, vooral op sociale media. Minstens 59 wetenschappers of stafleden van universiteiten moesten de afgelopen paar jaar beveiligd worden.
Wat de temperatuur deed stijgen, is bekend. Iedereen die je spreekt in de wereld van wetenschappers en natuurbeschermers wijst dezelfde richting op. De ‘agri-maffia’, is een van de termen. Er wordt gewezen naar de stichting Agrifacts, een ‘onderzoeksplatform’ dat tot doel lijkt te hebben twijfel te zaaien over onwelgevallige wetenschappelijke bevindingen. Zo lag ook het rapport van de Vlinderstichting al snel onder vuur van deze ’twijfelbrigade’, tevens ‘hofleverancier van de BBB’ (aldus NRC).”

KNAW weet van niks

Agrifacts heeft volgens Geelen een flinke rol in de bedreiging van wetenschappers. Geelen: “Iedereen die je spreekt in de wereld van wetenschappers wijst dezelfde richting op. […] Er wordt gewezen naar de stichting Agrifacts.” De Agrifacts-redactie schrijft weliswaar geregeld pittige artikelen, maar wil niet dat die leiden tot bedreiging van wetenschappers. De redactie neemt daarom contact op met de KNAW voor de details. De KNAW laat desgevraagd weten ook gelezen te hebben dat Agrifacts een rol zou hebben in de bedreigingen, maar wordt niet genoemd in het onderzoek naar bedreigingen. Jean-Pierre Geelen, vanwaar dan toch deze beschuldiging aan het adres van Agrifacts? Volgens Geelen is het logisch dat de KNAW bevestigt dat Agrifacts geen betrokkenheid heeft bij de bedreigingen. “Maar dat schreef ik ook niet”.

‘Je moet het anders lezen’

Volgens Geelen moet zijn opinie anders worden gelezen, en wel zo: “Agrifacts draagt wellicht bij aan het ontstaan van een klimaat waarin anderen zich vrijer voelen zich te misdragen.” Maar geldt zoiets niet in het algemeen, en dus ook voor de gifspuit-opinie van Geelen zelf? In ieder geval klinkt de uitleg een stuk milder dan wat hij opschreef in de Volkskrant over “agri-maffia” en “alle wetenschappers wijzen naar Agrifacts”.

NRC construeert eigen waarheid

Volkskrant loopt in hetzelfde straatje als NRC, die enkele dagen ervoor Agrifacts opvoerde als relevante partij bij de bedreiging van de vlinderonderzoeker. Volgens NRC trok het rapport van de Vlinderstichting de aandacht van Agrifacts waarna het dezelfde dag nog verdwijnt van de website van de Vlinderstichting. NRC construeerde een eigen tijdlijn om zo Agrifacts verdacht te maken bij haar lezers. In werkelijkheid was het andersom: de Vlinderstichting had het rapport van de website gehaald en later die dag publiceerde de Agrifacts-journalist toch nog een artikel over het rapport.

Als NRC wordt aangesproken op de niet kloppende tijdlijn, claimt de adjunct-hoofdredacteur het gelijk aan zijn zijde te hebben. Agrifacts wijst hem op zijn journalistieke verantwoordelijkheid: feiten check je, die claim je niet. NRC is verzocht alsnog de feiten te checken en op grond daarvan een rectificatie te plaatsen.

Deel via:

Vlinderstichting wilde te snel scoren met pesticidestudie

De Vlinderstichting bracht op maandag 4 augustus 2025 de eerste resultaten naar buiten van een studie naar pesticiden in Natura 2000 gebieden. De onderzoeker deed die ochtend bij Omroep Flevoland verslag van de pesticiden die waren aangetroffen in de Oostvaardersplassen. Dat legde de eerste misser bloot: natuurgebied Oostvaardersplassen ontbrak in het onderzoeksrapport.

Het rapport ‘Pesticiden in Natura2000 gebieden’ was overduidelijk haastwerk. Het bleef niet bij het vergeten van de Oostvaardersplassen alleen, er waren meer slordigheden. De Vlinderstichting wees journalisten ook expliciet op de Veluwe. In het middelpunt van de Veluwe waren maar liefst 13 verschillende middelen gevonden in de vegetatie. Pesticiden op planten kunnen schadelijk zijn voor vlinders. Het was misser twee. De middelen waren niet gevonden in de vegetatie, maar in de bodem.

Afbeelding. De Vlinderstichting communiceerde dat op de Veluwe nogal wat pesticiden waren aangetroffen in de vegetatie.

De Vlinderstichting besloot zaken aan te passen zonder er ruchtbaarheid aan te geven. Geruisloos werd het rapport op de website vervangen. Waar wetenschappelijk onderzoek melding maakt van doorgevoerde correcties in inmiddels gepubliceerde rapporten, gebeurde dat hier niet.

Erg hoge meetwaarden

De volgende die aanklopte met vragen over het rapport was de Agrifacts-redactie. De metingen van de Vlinderstichting weken op enkele punten nogal af van soortgelijke studies. Het viel op dat er hoofdzakelijk middelen waren gevonden die gebruikt worden in de land- en tuinbouw. Terwijl in andere onderzoeken ook stoffen met pesticidewerking worden gevonden uit bijvoorbeeld industrie en verbrandingsprocessen. Deze waren volgens de Vlinderstichting niet aangetroffen. Maar bovenal vielen de hoge concentraties pesticide op, die in sommige gebieden waren aangetroffen. Deze lagen vele malen hoger dan in soortgelijke studies in de afgelopen jaren. Waren hier milligrammen verward met microgrammen? Op de laatste vraag kwam geen antwoord.

De Vlinderstichting zou er verstandig aan doen het onderzoeksrapport offline te halen om het nog eens goed na te lopen op fouten. Ook al omdat in de gecorrigeerde versie fouten waren blijven staan.

Rapport niet meer online

Bovenstaande speelde zich af ruim voor de bedreiging van de onderzoeker. Dat de onderzoeker is bedreigd, zoals vorige week door de Staf-redactie werd toegevoegd aan het artikel en deze week breed in de pers te lezen is, is absoluut ontoelaatbaar. Echter, geen vragen meer beantwoorden over een rapport dat breed naar buiten is gecommuniceerd, het rapport niet meer terug online gaan plaatsen (citaat Vlinderstichting in media), oftewel de kwestie in de doofpot stoppen, is dat ook.

De Staf-redactie beschikt over zowel de aanvankelijke als de bijgestelde versie van het onderzoeksrapport van de Vlinderstichting.

Deel via:

Heide en bos verliezen zuur en vooral organische stof

Heide en bos op zandgronden kampen met te weinig zuur en in hogere mate organische stof. Dat blijkt uit bodemmonsters die in de winter van ’24/’25 zijn genomen in natuurgebieden. De bodemuitslagen zijn vergeleken met de referenties voor een goede kwaliteit heide- en bosbodems op zandgronden, opgesteld door onderzoekers van RIVM, WUR en Louis Bolk Instituut in 2008.[1]

Afgelopen winter nam de redactie van Staf bodemmonsters in natuurgebieden. In dit artikel kijken we naar de monsters die zijn genomen in heide- en bosgebieden op zandgronden in Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht en Noord-Brabant. Het gaat hier om 49 bemonsterde locaties. We kijken specifiek naar de zuurgraad (pH) en het organische stofgehalte. Organische stof is cruciaal voor de flora en fauna, en het bodemleven. Het zorgt voor voedingsstoffen en houdt vocht vast. In figuur 1 zijn de zuurgraad en het organische stofgehalte van de bemonsterde heide- en bosbodems weergegeven. Uit de metingen blijkt een correlatie tussen zuurgraad en organische stofgehalte. Hoe zuurder de bodem, hoe meer organische stof.

Figuur 1: Zuurgraad (pH) en organische stof percentage in 49 heide- en bosbodems op zandgronden.

Bodems minder zuur

Het RIVM stelde in 2008 samen met diverse kennisinstituten referenties op voor een goede biologische bodemkwaliteit, zowel voor landbouw- als natuurgronden. Er werden onder meer referenties opgesteld voor heide en bos op zandgronden. Dit gebeurde op basis van 30 bodemmonster in natuur met een goede bodemkwaliteit. Er werd destijds gekeken naar het bodemleven (zoals bacteriën, schimmels, wormen) en naar bodemeigenschappen als zuurgraad en organische stof. De onderzoekers stelden op basis van deze meetgegevens streefwaarden op.

Bij zowel heide als bos op zandgronden werd in 2008 een gemiddelde pH gemeten van respectievelijk 3.1 en 3.2 (pH-KCl). Dit komt overeen met een pH-CaCl2 van ongeveer 3.4 en 3.5. Deze zuurgraad is door de onderzoekers als referentiewaarde vastgesteld. In de bodemmonsters die afgelopen winter zijn genomen in heide en bos op zandgronden, werd een gemiddelde pH-CaCl2 gemeten van 3.8. Veel bodems zijn tegenwoordig beduidend minder zuur dan de kwaliteitsbodems in 2008. Dat bodems van bossen op zandgronden significant minder zuur zijn geworden, signaleerde het RIVM al in 2012 [2]. Heidebodems zijn niet meegenomen in dat onderzoek. Het RIVM vermoedde destijds dat de dalende depositie van verzurende stoffen mogelijk de reden was van het oplopen van de pH.

Bodems verliezen organische stof

Ernstiger is het gesteld met het organische stofgehalte. In 2008 werd nog een gemiddelde organische stofgehalte gevonden van 7.3% (heide) en 5.7% (bos), waarna de referentie door het RIVM werd vastgesteld op 6.8% voor heide en 4.5% voor bos. Het gemiddelde percentage in de bodemmonsters van afgelopen winter ligt bij heide op 3.0%. Bos zit op gemiddeld 4.5%. Met name in heidebodems ligt het organische stofgehalte fors lager dan in de kwaliteitsbodems van 2008. Volgens het RIVM wordt de zandgrond onder droge heide gekenmerkt door onvruchtbaarheid en een hoge zuurgraad (lage pH). De hoge zuurgraad bepaalt deels het hoge organische stofgehalte. In zure bodems breekt de organische stof trager af.

De significante afname van organische stof in bosbodems op zandgronden werd ook al in 2012 gesignaleerd, zo blijkt uit het RIVM-rapport van 2012 (heide is toen niet meegenomen). Helaas vermeldt het rapport geen oorzaak van het verlies van organische stof.

Minder zuur, minder organische stof

Bij het verzamelen van de monsters afgelopen winter, zijn waar mogelijk meer monsters genomen in één gebied: in de heide, het naastgelegen bos, in (ver)natte en droge percelen, alsmede in voormalige landbouwgrond. In figuur 2 zijn de bemonsterde bodems uitgesplitst naar vegetatietype en historie. De bosbodems blijken gemiddeld zuurder en bevatten meer organische stof dan de heidebodems. Onder de bodems met relatief minder organische stof en een hogere pH bevinden zich de voormalige landbouwgronden. Deze zijn in alle gevallen verschraald door de toplaag te verwijderen. Ook vernatte heide- en bosbodems zitten gemiddeld lager in organische stof en hoger in pH. Tot slot vinden we ook de jonge heide- en bosontwikkeling op zandverstuivingen in deze categorie. Ook hier minder organische stof en een hogere pH.

Vraag is of de organische stofafbraak het gevolg is van de oplopende pH, of dat de oplopende pH het gevolg is van organische stofafbraak. Dit moet nader worden uitgezocht.

Figuur 2: Bemonsterde bodems, uitgesplitst naar voormalige landbouwgrond, bos en heide. De referentiewaarden van 2008 voor pH en organische stof zijn in de grafiek gezet.

De beste natuurbodems

Een aantal heide- en bosbodems scoort goed, wanneer we uitgaan van de referentiewaarden van het RIVM-onderzoek in 2008. Deze bodems combineren een hoge zuurgraad met veel organische stof. Het gaat om:

  1. Wierdense veld (Overijssel)
  2. Laude (Groningen)
  3. Korenburgerveen (Gelderland)
  4. Utrechtse Heuvelrug
  5. Besseldersbos (Gelderland)
  6. Veluwe (diverse locaties)

Natuurbodem veel te zuur? Nee, vaak is het de meetmethode!

“De bodem is zo zuur als azijn”, hoor je nogal eens in de natuurwereld. Zonder dat erbij wordt vermeld met welke meetmethode de zuurgraad is vastgesteld. Sterker nog, men weet niet dat verschillende meetmethoden, verschillende uitkomsten geven. Bij het bepalen van de zuurgraad doet de meetmethode ertoe! In (matig) zure bodems ligt de pH-KCl al gauw een punt lager dan de pH-H2O. Een pH-KCL van 3.5 komt overeen met een pH-H2O van 4.5.

Veel maatlatten voor natuurtypen werken met een pH-H2O. Er staat bijvoorbeeld in dat de ideale pH-waarde voor een natuurtype tussen de 4.0 en 5.0 ligt. Als in de praktijk lagere waarden worden gemeten (bijvoorbeeld 3.0 en 3.5) dan is vaak de pH-KCL bepaald. De bodem is dan niet “veel te zuur”, maar prima in orde.


Meer artikelen in de pijplijn

Afgelopen winter werden 93 natuurbodems (bos, heide, schraal gras) bemonsterd. De resultaten laten zien dat natuurbodems zeer divers zijn. Momenteel wordt bodemverzuring door stikstof uitvergroot. De bodem zou tegenwoordig “zo zuur zijn als azijn” (pH rond 2.5). Geen enkel monster dat we namen, had deze lage pH. Het organische stofgehalte van natuurbodems wordt daarentegen onderbelicht, evenals een aantal andere aspecten, zoals de rol van (de depositie van) zware metalen en tekorten aan essentiële nutriënten.

Dit is het 1e artikel over bodemmonsters in natuurgebieden. In de komende maanden verschijnen meer artikelen, over andere aspecten van natuurbodems.


[1] Soil ecosystem profiling in the Netherlands with ten references for biological soil quality; RIVM Report 607604009/2008.

[2] De bodemkwaliteit in Nederland in 2006 – 2010 en de verandering ten opzichte van 1993-1997; RIVM-rapport 680718003/2012.

Deel via:

Actiegroep zet vervuiling natuur listig op conto bollenteelt

De onderzoeksrapporten van de Drentse actiegroep Meten = Weten zitten gewiekst in elkaar. Aangetroffen bestrijdingsmiddelen worden op listige wijze gekoppeld aan de landbouw en specifiek de bollenteelt. Zo worden stoffen uit andere bronnen dan de landbouw ‘gewoon’ gerelateerd aan akkerbouwpercelen. En inmiddels verboden middelen worden opnieuw meegeteld. Er wordt toegewerkt naar een gewenste uitkomst. Daarvoor oogstten de onderzoekers eerder al veel kritiek. Desondanks heeft Provincie Drenthe de rapporten opgenomen in haar nieuwe Natura 2000-beheerplan Holtingerveld.

Provincie Drenthe wil het gebruik van bestrijdingsmiddelen uit de landbouw rond Natura 2000 gebieden aan banden leggen. Dat blijkt uit het Natura 2000-beheerplan Holtingerveld (werkdocument) van dit voorjaar. De Provincie baseert zich daarbij op een aantal onderzoeksrapporten van de Drentse actiegroep Meten = Weten.

Meten = Weten nam op 5 september 2019 vier vegetatiemonsters in het Uffelterveen, dat deel uitmaakt van N2000-gebied Holtingerveld. Daarin werd een scala aan bestrijdingsmiddelen aangetroffen. Ook in drie andere Drentse natuurgebieden werden toentertijd monsters genomen, waarin eveneens bestrijdingsmiddelen werden gevonden. Doch, Holtingerveld spande de kroon, daar werden de hoogste concentraties gemeten. De beoordeling van de monsteranalyses werd gedaan door de onderzoekers Margriet Mantingh (Mantingh Environment and Pesticides) en Jelmer Buijs (Buijs Agro-Services). Het onderzoek vond plaats op verzoek van Natuurmonumenten.

Discutabele onderzoeksmethode

Op de analyses van Mantingh en Buijs is veel aan te merken. Zij telden de gevonden concentraties van alle bestrijdingsmiddelen bij elkaar op en relateerden deze aan de afstand tot akkerbouwpercelen. De onderzoekers kwamen tot de slotsom dat de totaal-concentraties hoger waren op meetlocaties die dichter bij akkerbouwpercelen liggen. Daarmee suggereerden zij dat een aanzienlijk deel van de bestrijdingsmiddelen in de natuur afkomstig zou zijn van aangrenzende akkerbouwpercelen.

De metingen in de Drentse natuurgebieden kregen in 2020 veel media-aandacht. En vervolgens kritiek nadat de Staf-redactie ontdekte dat de onderzoekers allerhande stoffen die niet uit de landbouw afkomstig zijn, tóch relateerden aan de landbouw. Het Staf-artikel ‘Natuurmonumenten ziet uitlaatgassen aan voor pesticiden landbouw’ leidde ertoe dat ook het RIVM zich boog over de bevindingen van het viertal (Mantingh, Buijs, Natuurmonumenten en Meten = Weten).

Het RIVM constateerde, net als Staf, dat er nogal wat stoffen waren gevonden uit andere bronnen dan de landbouw, zoals de industrie en particulier gebruik. In het Holtingerveld werden bijvoorbeeld relatief hoge concentraties DEET gevonden, een consumentenproduct tegen insecten. Volgens het RIVM is DEET mogelijk in de monsters terechtgekomen via behandelde huid van een monsternemer.

Veel komt niet uit de landbouw

Wanneer we de werkwijze van Mantingh en Buijs hanteren (gevonden concentraties bij elkaar tellen), dan blijkt dat zo’n 10% van de gemeten concentraties in het Holtingerveld toegeschreven kunnen worden aan de hedendaagse landbouw. Veruit het grootste deel is afkomstig uit andere bronnen. Ook (al langer) verboden middelen worden door Mantingh en Buijs gelinkt aan de huidige landbouw. In onderstaande figuur is de herkomst van de gevonden concentratie pesticiden uitgesplitst naar bron.

Figuur. Herkomst bestrijdingsmiddelen in het Uffelterveen (N2000 Holtingerveld) op vier meetlocaties.  

Het RIVM concludeerde in 2020, net als Staf, dat er geen trend is te zien in de gehalten aan bestrijdingsmiddelen in de natuur en de afstand tot landbouwgebied: “Dit is een aanwijzing dat de aanwezigheid van de stoffen niet het gevolg is van drift vanuit nabij gelegen velden of puntbronnen, maar dat ze in de natuurgebieden terechtgekomen zijn gekomen via depositie uit de lucht”.

Listige herpublicatie in 2022

In 2022 komt actiegroep Meten = Weten met een nieuw rapport: ‘Onderzoek verspreiding bestrijdingsmiddelen in Drenthe en omstreken’. In dat rapport wordt de beschuldigende vinger gelegd bij de bollenteelt in de omgeving van N2000-gebieden. Opvallend is dat hiervoor dezelfde metingen van 2019 zijn gebruikt. De relatief hoge concentraties in het Holtingerveld zouden deze keer verklaard kunnen worden door de nabijheid van onder meer bloembollenvelden. De onderzoekers wijden geen woord aan de eerdere kritiek van het RIVM en de werkelijke oorzaak van de hoge concentraties in het Holtingerveld: het consumentenproduct DEET waarvan de bron mogelijk bij de monsternemer moet worden gezocht. En difenyl, een stof die vrijkomt bij de verbranding van (motor)brandstoffen.

Provincie haalt rapporten Meten = Weten uit Natuurbeheerplan

Staf legt bovenstaande bevindingen voor aan Provincie Drenthe. En wil weten waarom de Provincie de rammelende rapporten van Meten = Weten opvoert in het nieuwe Natuurbeheerplan voor Holtingerveld. De Provincie geeft aan dat het beheerplan nog een werkversie betreft en de verwijzingen naar de rapporten van Meten = Weten uit de definitieve versie worden verwijderd. Daarvoor in de plaats komt er een verwijzing naar de beleidsnotitie lelieteelt 2025 – 2028. Deze is gebaseerd op de uitspraak van de Raad van State van 2 april 2025. De zaak was aangespannen door Vereniging Milieudefensie Amsterdam in samenspraak met Meten = Weten. Inzet was een verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de lelieteelt vanwege schade aan de natuur in het Holtingerveld.

De Raad van State besliste dat op basis van wat nu bekend is, niet kan worden uitgesloten dat gebruikte middelen negatieve gevolgen hebben op Natura 2000-gebieden. Nader onderzoek is nodig. Tot die tijd moeten lelietelers een natuurvergunning aanvragen bij de Provincie.

Meten met twee maten

Het onderzoek van Meten = Weten laat zien dat er veel partijen zijn die emissies van bestrijdingsmiddelen naar natuurgebieden kunnen veroorzaken: landbouw, industrie en particulieren/consumenten. Het is nog onbekend of voor alle gebruikers dezelfde regels gaan gelden.

(Foto: Shutterstock)

Deel via:

Kamsalamander verdwijnt door nalatig natuurbeheer

Het leefgebied van de kamsalamander in N2000-gebied de Leemkuilen (NBr) kampt met achterstallig onderhoud. Verschillende vennetjes hebben meer weg van bos, zo blijkt uit een veldcheck door de Staf redactie. Ook invasieve exoten, zoals de watercrassula, tieren er welig. Aanleiding van het veldbezoek zijn de plannen van Provincie Noord-Brabant om een vernatte zone in te richten buiten het gebied, voor onder meer de kamsalamander.

Op 8 mei 2025 brengt Staf een bezoek aan de Leemkuilen. Aanleiding is het gebiedsproces dat hier loopt, waarbij landbouwgrond moet worden vernat en ingericht voor met name de kamsalamander. Het beestje zit in de Leemkuilen te geïsoleerd en moet vanuit dit gebied kunnen migreren naar natuurgebied verderop. Met name boomtelers en tuinders moeten ervoor wijken. Het beestje wordt vertroeteld in Noord-Brabant, of toch niet?

Het artikel verscheen in het STAF-blad van juni 2025. Download het artikel hier:

Deel via:

N2000 Essenhakhoutbos verdroogt niet, maar verzuipt

Volgens de Bosgroepen verdroogt het essenhakhoutbos van Oud-Kolland (U). En die verdroging heeft weer tot gevolg dat de bosbodem verzuurt. De Bosgroepen wil dat het waterpeil in het bos omhoog gaat. Die plannen zullen leiden tot wateroverlast in aangrenzende agrarische percelen. Uit een gebiedscheck blijkt echter dat het essenhakhoutbos niet verdroogt, maar verzuipt. En uit bodemmonsters die Staf neemt in het gebied, blijkt die verzuring niet.

Begin april 2025 brengt de Staf-redactie een bezoek aan het essenhakhoutbos Oud-Kolland in de provincie Utrecht. Het is een zonnige dag en het heeft al enkele maanden nauwelijks geregend. Toch staat het water in de bosgreppel hoog (zie foto). Dat is ook te verwachten, aangezien in dit bos veel kwelwater omhoog komt. Oud-Kolland ligt namelijk direct achter de Lekdijk en niet ver van de Utrechtse Heuvelrug. Water uit de rivier de Nederrijn, die verderop overgaat in de Lek, kwelt onder de dijk door.

Verwaarloosd

Het essenhakhoutbos oogt sterk verwaarloosd. De essen zijn duidelijk al vele jaren niet meer geknot. Dat wordt bevestigd door een buurtbewoner. De laatste hakbeurt zou enkele decennia geleden hebben plaatsgevonden. Vroeger werden de essen regelmatig geknot. Het hakhout werd gebruikt voor onder meer de stelen van gereedschap. Tussen de iets hoger liggende akkers met essen liggen ondiepe laagtes, een soort greppels. Als die goed worden onderhouden voeren ze het overtollige kwelwater oppervlakkig af. Die greppels werden vroeger iedere winter schoongemaakt, vertelt de buurtbewoner. Maar ook dat gebeurt al jaren niet meer waardoor er vernatting is opgetreden in de vorm van hogere grondwaterstanden en inundatie (de grond komt blank te staan). De ooit zo overzichtelijke akkers met essenstoven zijn verworden tot een ondoordringbaar woud met manshoge braamstruiken.

Lees verder

Dit artikel verschijnt in het STAF-blad van medio juni 2025. Het artikel is hieronder te downloaden.

Deel via:

Nieuwe Nederlandse natuurdoelen ver voorbij de Europese richtlijnen

Nederland wil nieuwe doelen stellen voor de natuur. De vernieuwde landelijke doelen voor Natura 2000 werden op 9 april ter consultatie gelegd. In de voorstellen is ‘een goede staat van instandhouding’ concreet gemaakt. Echter, de vernieuwde Nederlandse doelen gaan fors verder dan de Europese richtlijnen. Het Europese doel voor 2030 is bijvoorbeeld het verbeteren van habitattypen met herstelmaatregelen voor minimaal 30% van het areaal. Nederland kiest voor een zwaarder doel en wil dat 70% van de habitattypen en soorten in 2030 al in een goede staat verkeert en dus aan de vernieuwde doelen voldoet.

“De vernieuwde natuurdoelen geven helderheid over hoeveel genoeg is in Nederland”, aldus het ministerie van LVVN. “Het vernieuwen en concreet maken van de doelen bakent de natuurambities voor habitattypen en soorten af tot wat nodig is om te voldoen aan internationale verplichtingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR)”. In dit artikel worden de vernieuwde Nederlandse natuurdoelen vergeleken met de Europese richtlijnen voor natuurherstel.

Nederland stelt veel hoger doel dan Europa

De vernieuwde Nederlandse doelen voor Natura 2000 gaan veel verder dan wat Europa vraagt. Europa eist dat de natuur niet verslechtert (Habitatrichtlijn) en dat er herstelmaatregelen worden genomen voor voortdurende verbetering (Verordening Natuurherstel). De Verordening Natuurherstel bevat een tijdpad. In 2030 moeten die herstelmaatregelen zijn genomen voor minimaal 30% van het areaal van de habitats die niet in een goede staat verkeren. Nederland gaat echter een flinke stap verder. De vernieuwde doelen voor Natura 2000 worden gekoppeld aan het Programma Natuur. Dit betekent dat 70% van de habitats en leefgebieden van soorten aan die vernieuwde doelen moet voldoen in 2030. Met andere woorden: 70% moet in 2030 al in de nieuwe goede staat van instandhouding zijn gebracht. Terwijl Europa tot 2050 ‘slechts’ stuurt op herstelmaatregelen en verbetering.

Waar het gaat om het nemen van herstelmaatregelen en het ombuigen van verslechtering naar verbetering, behoort Nederland tot de koplopers in Europa (zie afbeeldingen). Aan de Europese doelen voor 2030 wordt in hogere mate voldaan. Dat is niet meer het geval wanneer de vernieuwde Nederlandse doelen gaan gelden.

Afbeeldingen: Nederland is goed op weg met het stoppen van verslechtering en het ombuigen van de trend naar verbetering.

Nu ook N2000-doelen buiten N2000-gebieden

De vernieuwde landelijke doelen geven ook aan wat de minimale oppervlakte moet zijn van een habitattype. Voor het bepalen van die oppervlakte is gekeken naar de omvang van het habitattype in veelal 1950. Omdat binnen N2000-gebieden geregeld te weinig areaal is voor een habitattype, wordt nu ook buiten de Natura 2000-gebieden gekeken. Ook die habitats gaan meetellen voor een goede staat van instandhouding, als ook habitats die nog ontwikkeld gaan worden op bijvoorbeeld landbouwgrond. Of aan habitats buiten N2000 ook kritische depositiewaarden worden gekoppeld en of deze ook juridische consequenties gaan krijgen voor de omgeving, vermelden de ter consultatie gelegde documenten niet. In ieder geval gaat dit verder dan wat Europa vraagt. Bij het herstel van habitattypen legt Europa de prioriteit bij N2000-gebieden die na de aanwijzing van het gebied verdwenen dan wel verslechterd zijn. Verder streeft Europa naar een goede staat van instandhouding van habitats op Europees niveau. Nederland wil die goede staat van habitats en soorten binnen de grenzen van Nederland.

Uitzetten verdwenen soorten

Opmerkelijk is de vernieuwde toepassing voor ‘typische soorten’. Typische soorten worden gebruikt om de natuurkwaliteit te beoordelen, en om te meten of deze verbetert, stabiel blijft of verslechtert. Daartoe wordt gekeken of het totaal aan typische soorten in een gebied toeneemt of minder wordt. Europa stelt dat ‘typische soorten’ regelmatig en in een hoge mate van constantheid moeten voorkomen. Nederland wil nu dat ‘typische soorten’ niet bedreigd zijn. Dit betekent dat er gestuurd moet gaan worden op het in goede staat van instandhouding brengen van typische soorten. Dat voorspelt in Nederland een struikelblok te gaan worden. Nederland heeft op de lijst met circa 650 typische soorten namelijk nogal wat soorten gezet die al langer geleden uit Nederland verdwenen zijn of in Nederland zeer zeldzaam zijn. Verdwenen soorten in een goede staat van instandhouding brengen, betekent dat ze uitgezet moeten gaan worden. Dit vraagt Europa niet van lidstaten, nog los van het feit dat Nederland de Europese werkwijze voor het uitkiezen van en werken met typische soorten niet volgt.

Regeerprogramma kabinet

Het kabinet tekende in zijn Regeerprogramma op dat er geen nieuwe, nationale koppen op Europees beleid worden gezet. En dat bestaande koppen zoveel mogelijk worden geschrapt. De vernieuwde landelijke doelen voor Natura 2000 betekenen een reeks aan nieuwe Nederlandse koppen op Europees natuurbeleid.

Toegevoegd op 22 april, reactie van LVVN-staatssecretaris Jean Rummenie

Staatssecretaris Jean Rummenie laat in een reactie op Twitter weten dat dit kabinet heeft afgesproken in het hoofdlijnenakkoord om geen nationale koppen op Europees beleid te doen. 9 april is de internetconsultatie over vernieuwde landelijke doelen gestart. Iedereen kan tot 1 juni inbreng geven. Rummenie verwijst ook naar zijn Kamerbrief van 31 maart 2025. “Ik schreef dat de vernieuwde landelijke Natura 2000-doelen concreet en haalbaar worden en afgebakend tot een minimum dat nodig is om te voldoen aan Europese verplichtingen.”

Deel via:

Waterschap onderzoekt alsnog of dinoterb-vondsten labfouten waren

Vorig jaar werd Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (Noord-Holland) opgeschrikt door onverklaarbare vondsten van het al lang verboden bestrijdingsmiddel dinoterb. Milieuorganisaties suggereerden dat bollenboeren het middel illegaal zouden gebruiken. STAF constateerde dat de verspreidingspatronen in de vondsten wezen in de richting van laboratoriumfouten. Het waterschap bevestigde afgelopen week dat zij momenteel alsnog onderzoek laat uitvoeren naar mogelijke laboratoriumfouten.

Het bestrijdingsmiddel dinoterb is al decennia verboden. Het werd in het verleden gebruikt als onkruidbestrijdingsmiddel, zowel in de landbouw als ook door waterschappen in de strijd tegen ongewenste planten. In de afgelopen jaren dook het middel steeds vaker op en in steeds hogere concentraties en steeds weer op andere plekken. Opmerkelijk daarbij is de clustering: dinoterb en ook andere vreemde bestrijdingsmiddelen werden tegelijkertijd op meer locaties gevonden in vergelijkbare concentraties. Dit doet vermoeden dat de vondsten geen echte vondsten zijn, maar fouten in het laboratorium. De opmerkelijke vondsten bleken bovendien samen te vallen met de ingebruikname van nieuwe analyse-apparatuur bij het laboratorium van het hoogheemraadschap.

Alsnog onderzoek door Deltares
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier bracht vorig voorjaar met een persbericht naar buiten dat zij Deltares opdracht had gegeven op zoek te gaan naar de herkomst van dinoterb. Dit onderzoeksinstituut heeft geen bron kunnen vinden. Opvallend was dat Deltares geen opdracht had gekregen om ook te kijken naar mogelijke vals-positieve uitslagen in het laboratorium. Het waterschap gaf destijds richting STAF aan dat dit onderzoek alsnog zou plaatsvinden, wanneer daar aanleiding voor zou zijn. Afgelopen week liet het Hoogheemraadschap desgevraagd weten dat het onderzoek naar mogelijke laboratoriumfouten alsnog in gang is gezet. Deltares is gevraagd te onderzoeken of dit de oorzaak is van de opmerkelijke dinoterb-vondsten. Het is nog niet bekend wanneer de resultaten naar buiten komen.

Zie ook:

Deel via:

Natuur verslechtert vooral op papier

Op 20 december 2024 publiceerde het ministerie van LVVN haar 10e voortgangsrapportage over de staat van de natuur. Uit deze rapportage blijkt dat 13 (van de 52) habitattypen verslechteren. Verslechtering is in strijd met de Europese habitatrichtlijn. Wat is hier aan de hand? Uit de gegevens die Nederland naar Brussel stuurde, blijkt dat het vooral gaat om verslechteringen op papier.

Veel habitattypen zijn stikstofgevoelig. Denk aan: heide, schrale graslanden en verschillende typen bos. Met onder meer stringent stikstofbeleid wil de overheid deze habitattypen beschermen. De 10e voortgangsrapportage laat echter allerminst een goed beeld zien. Deze rapportage is opgesteld door de gezamenlijke provincies (IPO en BIJ12) en het ministerie van LVVN. Bij 13 habitattypen is sprake van verslechtering. De samenstellers van de rapportage baseren zich op de ‘trends staat van instandhouding’, zoals gerapporteerd door de EU over de periode 2013-2018. Let wel, deze gegevens heeft Nederland zelf aangeleverd bij de EU.
Staf checkt bij de EU of er bij deze 13 habitattypen daadwerkelijk sprake is van verslechtering. En wat daarvan de oorzaak is. Dat leidt tot een ander beeld. De verslechteringen zijn vooral te wijten aan wijzigingen in de methode van beoordelen.

Download het artikel ‘Natuur verslechtert vooral op papier’ hier:

Deel via:

Hoe Rutte IV de derogatie uitfaseerde

2022 is een cruciaal jaar voor het landbouwbeleid. Henk Staghouwer, landbouwminister in kabinet-Rutte IV, moest de Europese Commissie overtuigen van het Nationaal Programma Landelijke gebied (NPLG). Met het NPLG zouden de EU-doelen voor water, natuur en klimaat in één keer worden gehaald. Virginijus Sinkeviĉius, Eurocommissaris voor Milieu, bleef sceptisch over het NPLG, zo blijkt uit de gespreksnotities die Agrifacts opvroeg in Brussel.

Een week na de start van kabinet Rutte IV, maakte landbouwminister Henk Staghouwer zijn opwachting bij Eurocommissaris Sinkeviĉius in Brussel. Hoewel het een kennismakingsgesprek betrof, wilde Staghouwer meteen zaken doen. Staghouwer wilde afspraken maken over stikstof en hij had haast met het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn. Er was nog maar weinig tijd om een volgende derogatie te regelen.

Kabinet Rutte IV (VVD, D66, CDA en CU) had grote ambities. Hij wilde de landbouw drastisch hervormen want Nederland liep op meer fronten tegen haar milieugrenzen aan. Er moest veel gebeuren voor het halen van de stikstofdoelen, de water-, klimaat- en biodiversiteitsdoelen. Staghouwer hield de Eurocommissaris voor dat voor het bereiken van de Europese milieudoelen, de veestapel met 30% moest krimpen. Daarbij zou de landbouw geëxtensiveerd moeten worden. De grond die daarbij vrijkwam, zou worden bestemd voor natuur. Staghouwer verzekerde Sinkeviĉius dat de hervormingen van het platteland sowieso doorgaan, ook als de boeren ertegen in opstand zouden komen. Eerst komt er een vrijwillige opkoopregeling, en als die te weinig oplevert, zal worden overgegaan tot onteigening. Bij de landbouwtransitie – het Nationaal Programma Landelijk Gebied – paste uiteindelijk geen derogatie.

De Eurocommissaris hoorde de torenhoge ambities van Nederland aan, maar twijfelde eraan of die wel aansloten bij de Europese richtlijnen. Ook over de juridische houdbaarheid uitte hij zijn zorgen. Het lukte minister Staghouwer niet om het NPLG verkocht te krijgen aan Brussel.

Het artikel ‘Hoe Rutte IV de derogatie uitfaseerde’ is hier te downloaden.

Deel via: