Waar zijn de VGO-patiënten?

Patiënten met longontsteking door intensieve veehouderij zijn onvindbaar

Waar zijn de patiënten die een longontsteking opliepen door intensieve veehouderij in hun directe omgeving? In 2011 verscheen het eerste onderzoek naar de effecten van de veehouderij op de gezondheid van omwonenden (VGO I). In 2016 en 2017 verscheen VGO II. En in 2019 was er VGO III. De studies concludeerden, op basis van ‘krachtige statistiek’, dat mensen in de buurt van geiten- en pluimveebedrijven meer risico lopen op longontsteking. Een patiëntenstudie moest het causale verband aantonen. Deze studie liep echter jaren vertraging op. Want waar waren al die VGO-patiënten?

Binnenkort zal de nieuwste VGO-studie dan tóch naar buiten komen. Deze had in 2021 al moeten verschijnen. Dat gebeurde echter niet vanwege oponthoud. Het lukte de onderzoekers almaar niet om voldoende patiënten met een longontsteking te vinden. In de eerdere VGO-onderzoeken was met statistische rekenmodellen wel een verband aangetoond: mensen in de buurt van pluimvee- en geitenbedrijven zouden iets meer kans lopen op een longontsteking. Of dit berekende extra risico daadwerkelijk door de veehouderijen werd veroorzaakt, werd toen niet onderzocht. Daarvoor was onderzoek bij échte patiënten nodig.

Wel leidden de eerdere onderzoeksuitkomsten in de meeste Nederlandse provincies tot een geitenmoratorium – een verbod op uitbreiding, omschakeling, of nieuwvestiging van geitenhouderijen.

Wat vooraf ging

In Noord-Brabant brachten omwonenden gezondheidsklachten al langer in verband met de veehouderij. Ook huisartsen vermoedden dat verband. Toen in 2007 Q-koorts uitbrak in Noord-Brabant, werd deze gedachte versterkt. De ministeries van Volksgezondheid en van Landbouw gaven in 2009 opdracht aan IRAS (Institute for Risk Assessment Studies) bij de Universiteit van Utrecht, NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg) en RIVM om onderzoek te doen naar de mogelijke relatie tussen intensieve-veehouderij en de gezondheid van omwonenden.

VGO 1 in 2011

In 2011 verscheen het eerste VGO-onderzoek. Deze vond plaats in Zuidoost-Brabant en Noord-Limburg, een regio met veel intensieve veehouderij. Uit het onderzoek bleek dat in regio’s met meer pluimvee en geiten, iets meer longontstekingen voorkomen bij mensen. In de VGO-regio waren er 5,58 patiënten met longontsteking per 1.000 inwoners, en in de controlepraktijken in andere delen van het land ging het om 3,93 patiënten per duizend inwoners. Het betreft dus 1 tot 2 patiënten meer per 1.000 inwoners.  

Of de intensieve veehouderij de extra longontstekingen daadwerkelijk veroorzaakte, werd niet onderzocht.

VGO 2, in 2016 en 2017

Een tweede VGO-onderzoek moest meer duidelijkheid brengen. Ook deze vond plaats in Zuidoost-Brabant en Noord-Limburg. Deze keer werd breder en over een langere periode gekeken naar de gezondheidseffecten van wonen in de buurt van veehouderijen. Ook nu vonden de onderzoekers op basis van hun theoretisch modellen meer longontstekingen in het VGO-gebied. Het ging om 16,3 longontstekingen per 1.000 inwoners. In het controlegebied waren dat 11,9. Vier patiënten verschil. Deze keer werd een verband gevonden tussen pluimveehouderijen binnen 1 kilometer afstand van de woning en een licht verhoogde kans op longontsteking. Een causaal verband werd ook deze keer niet aangetoond.

VGO 3, in 2019 en 2025

VGO I en VGO II hadden onvoldoende duidelijkheid gebracht. Er werd besloten tot een VGO III. Het onderzoek beperkte zich niet meer tot Zuidoost-Brabant en Noord-Limburg, vee-intensieve delen van Gelderland, Overijssel en Utrecht werden toegevoegd. Het leverde vergelijkbare uitkomsten op. In gebieden zonder of met weinig intensieve veehouderij waren er in de onderzochte jaren ongeveer 14 patiënten met longontsteking per 1.000 inwoners. In gebieden met meer intensieve veehouderij waren dat ongeveer 18. Vier patiënten meer. De onderzoekers zagen deze keer een specifiek verband tussen wonen in de buurt van geitenhouderijen en een verhoogde kans op longontsteking. Een causaal verband werd wederom niet aangetoond.

‘Krachtige statistiek’

Het aantal patiënten met een longontsteking is relatief klein. Daardoor de verschillen tussen de regio’s ook. Bovendien zijn er veel meer factoren die invloed hebben en verschillen per regio. Kan je op basis van zulke lage aantallen wel harde uitspraken doen? De onderzoekers menen van wel. Zij hebben de zogenaamde kernel-analyse toegepast. Dit is een statistische rekenmethodiek waarmee het effect van meerdere bronnen op de gezondheid kan worden onderzocht. Volgens de onderzoekers gaat het om “krachtige statistische technieken om de conclusies steviger te onderbouwen”, zo is te lezen in documenten die op basis van een woo-verzoek zijn vrijgegeven. Met deze methode kunnen volgens de onderzoekers de longontstekingen bij gemiddeld 89 patiënten per 100.000 inwoners per jaar worden toegeschreven aan de geitenhouderij.

‘Statistiek ondeugdelijk’

Royal GD heeft kritiek op de statistische rekenmethodiek die de VGO-onderzoekers hebben toegepast en heeft dit de onderzoekers ook laten weten. “Deze methodiek kan de wetenschappelijke toets der kritiek niet doorstaan. Bovendien zijn dit ‘patiënten’ die uit rekenmodellen komen rollen, papieren patiënten. Waar zijn de echte patiënten?”. De documenten uit het woo-verzoek tonen een pittige discussie tussen de VGO-onderzoekers enerzijds en de onderzoekers van GD anderzijds.  

De kritiek van GD leidde tot twijfel bij de betrokken ministeries. Deze ministeries drongen aan op een externe review van het VGO-onderzoek. Het rapport van de externe reviewers bevindt zich vreemd genoeg niet tussen de woo-documenten, terwijl het RIVM in een brief aan het VWS-ministerie wel uit dit rapport citeert. Een woo-verzoek van medio 2022 voor vrijgave van de externe review, is nog steeds niet gehonoreerd.

Kritieken en twijfel hebben ertoe geleid dat is besloten het onderzoek uit te breiden met een patiëntenstudie. Om zo de uitkomsten van de berekeningen te kunnen verifiëren.

Waar zijn de patiënten?

In 2018 startten de vervolgonderzoeken om te achterhalen waarom mensen die wonen in de buurt van geitenhouderijen vaker een longontsteking hebben. Voor de patiëntenstudie waren 800 patiënten met een longontsteking nodig: 240 patiënten binnen 2 kilometer van een geitenbedrijf en de rest erbuiten. De patiënten werden verkregen via huisartsenpraktijken. Eind 2020 waren er nog maar 8 patiënten gevonden, zo vermeldt een bespreeknotitie van de VGO-stuurgroep. De werving werd daarom geïntensiveerd, er werden meer huisartsenpraktijken benaderd, het onderzoeksgebied werd uitgebreid met Overijssel en er vonden belacties plaats. Een jaar later, december 2021, waren er nog maar 37 patiënten gevonden.

VGO III loopt vertraging op. De onderzoekers wijten die aan Covid en de afgekondigde maatregelen, zo blijkt uit een bespreekverslag. Het aantal longontstekingen is veel lager dan normaal. “Huisartsen leveren minimaal patiënten met longontsteking aan. Patiënten met longontstekingen zijn er niet.” Dat is vreemd. Je zou namelijk verwachten dat longontstekingen die veroorzaakt worden door de intensieve veehouderij zich weinig aantrekken van corona-lockdowns.

Ook na de corona-lockdowns worden weinig patiënten gevonden. In november 2024 promoveert onderzoeker Inge Roof op het thema ‘Longontsteking en de nabijheid van pluimvee- en geitenhouderijen in Nederland: Het bewijs en mogelijke oorzaken’. Volgens Roof werden uiteindelijk slechts 108 patiënten gevonden met een longontsteking. De resultaten zijn vanwege alle vertraging niet opgenomen in het proefschrift.

Het lukte de onderzoekers met geen mogelijkheid om 800 patiënten met een longontsteking te vinden. Terwijl er volgens de onderzoekers jaarlijks rond 89 patiënten met longontsteking, per 100.000 inwoners, toegeschreven kunnen worden aan de geitenhouderij.

Inmiddels heeft het RIVM wel een voorstudie gedaan, die Roof aanhaalt in haar proefschrift: “Er werden geen verschillen gevonden in de micro-organismen bij patiënten die in het ziekenhuis waren opgenomen met longontsteking, die in de buurt van een geiten- of pluimveehouderij wonen en patiënten die verder weg van deze bedrijven wonen.”

Bestaan de VGO-patiënten wel of niet?

Bestaan de VGO-patiënten wel of niet in het echt? RIVM is programmaleider en de woordvoerder van de VGO-studies. De woordvoerder van RIVM laat weten dat de nieuwste VGO-studie eind januari of in februari 2025 naar buiten wordt gebracht. RIVM wil voor die tijd geen vragen beantwoorden over dit onderzoek. “Het is gebruikelijk dat we vragen over een studie pas beantwoorden na oplevering aan onze opdrachtgever en publicatie van het rapport.”

Kostbaar onderzoek met weinig resultaat

Uit Woo-documenten blijkt dat de landelijke overheid voor de laatste studie (VGO III) een slordige 4 miljoen euro heeft neergeteld. Met name het patiëntenonderzoek was kostbaar. Er zijn daarnaast bijdragen van provincies ontvangen. Dit is veel geld in verhouding tot wat het heeft opgeleverd. Net als in VGO1, en II, lukt het ook in VGO III niet om een oorzakelijk verband tussen longontstekingen en wonen nabij een veehouderij hard te maken, nu de patiëntenstudie veel te weinig heeft opgeleverd.

Foto: Shutterstock

Deel via: