‘Nieuw’ onderzoek in dossier geitenhouderijen beslaat al gepubliceerd onderzoek uit VGO-III

De Gezondheidsraad heeft op 8 december 2025 het tweede deel van haar advies over de gezondheidsimpact van wonen nabij geitenhouderijen opgeleverd. Het betreft geen nieuw onderzoek, zoals veel media menen. De Gezondheidsraad heeft ervoor gekozen om een enkele publicatie uit 2023 uit te lichten, en de andere reeks publicaties niet mee te wegen. Waarom de Gezondheidsraad hiervoor kiest wordt nagenoeg niet onderbouwd.

Door Dr. Marc Jacobs, onderzoeker

De Gezondheidsraad heeft het tweede deel van haar advies opgeleverd[1], met de titel: “Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen 2025: deel II Gezondheidsimpact van wonen nabij geitenhouderijen en mogelijkheden voor beperking gezondheidsrisico’s”. Het eerste deel is rond de zomer verschenen[2], en beide delen zijn opgeleverd op aanvraag van demissionair minister van LVVN Femke Wiersema en voormalig minister van VWS Fleur Agema naar aanleiding van een commissiedebat[3].

Een onderzoek naar de relatie tussen veehouderij en de gezondheid van omwonenden (VGO) is een onderzoek dat meer dan een decennium aan werk beslaat[4]. Daar waar in het begin algemeen werd gekeken naar alle soorten veehouderij (koeien, kippen, varkens en geiten), werd de focus na enkele positieve bevindingen verlegd op kippen en geiten. Vooral laatstgenoemde is in het nieuws geweest met de ernstige nasleep van de Q-koorts nog in het achterhoofd.

Het VGO onderzoek kent drie delen (I, II en III), onderzocht vijf provincies en beslaat tezamen 13 publicaties. Deze publicaties heb ik uiteengezet in mijn rapport met als doel om de epidemiologische waarde van elke studie te beoordelen[5]. Uiteindelijk ben ik zelf met de data aan de slag gegaan om te bezien of de relatie tussen wonen nabij een geitenhouderij en de kans op longontsteking consistent is. Naar mijn optiek is dit niet meer het geval vanaf een afstand van 500 meter[6]. Ik citeer uit mijn rapport:

“Zoals we hebben kunnen zien verschilt de kans tussen longontsteking en de nabijheid van geitenboerderijen per studie, per analyse en per afstand. Vaak genoeg wordt er helemaal geen effect gezien én als het effect er is, dan is dat alleen constant voor een afstand van 500 meter waar steeds maar een klein deel van de onderzoekspopulatie verblijft.” (pagina 67 Rapport ‘Geiten en longontsteking’). 

Nu lees ik in Kamerbrief die betrekking heeft op het tweede deel van het advies van de Gezondheidsraad het volgende:

“In het tweede deeladvies heeft de Gezondheidsraad voor zover mogelijk antwoorden gegeven op complexere en meer gedetailleerde vragen omtrent de aard en ernst van de gezondheidseffecten en de mogelijke oorzaken. De Raad komt tot de conclusie dat het risico op longontsteking is verhoogd voor omwonenden binnen 500 meter (73%) en 1 kilometer (19%) van een geitenhouderij. De Raad komt op lagere schattingen van het aantal extra longontstekingen, ziekenhuisopnamen en sterfgevallen dan op landelijke schaal is toe te schrijven aan de aanwezigheid van geitenhouderijen dan eerder gecommuniceerd”

Deze cijfers zijn uitgebreid in het nieuws gecommuniceerd, maar hebben geen betrekking op nieuw onderzoek. Sterker nog, het gaat hier om cijfers die zijn gepubliceerd in Lotterman et al., 2023[7]. Het lijkt er dus sterk op dat de Gezonheidsraad er nu voor heeft gekozen om één enkel onderzoek uit te lichten, maar doet dit niet met een gedegen onderbouwing. Hoewel het onderzoek van Lotterman deel uitmaakt van VGO-III en de provincies Noord-Brabant, Limburg, Gelderland, Utrecht en Overijssel beslaat, is het nog steeds maar één van de publicaties in een dossier vol publicaties. Over het gehele dossier heb ik het volgende gezegd:

“De waarde van 11 jaar aan gegevens is wisselend. Zo lijken er wel degelijk verschillen te zijn in de incidentie van longontsteking tussen gebieden met veel veehouderijen én controlegebieden, maar de manier waarop die gebieden zijn geselecteerd is niet transparant gecommuniceerd. Ook is onduidelijk waarom een huisartsenpraktijk (of patiënt) wel besloot om mee te doen en waarom niet. Verder vinden we in de meeste analyses alleen correcties voor leeftijd en geslacht. Daarbovenop worden er soms wel meer dan 100 statistische vergelijkingen gedaan in één enkele studie. Een correctiemethode voor vals-positieven ontbreekt of is ontoereikend. Dit maakt dat het gros van de bevindingen waarschijnlijk veel meer onzeker is dan men graag wil laten zien” (pagina 4 Rapport ‘Geiten en longontsteking’).

Verder is het zo dat de relaties die Lotterman beschrijft afhankelijk zijn van tijd én plaats (Tabel 1 uit de publicatie), en van de gehanteerde methode (Tabel S3). Schijnbaar maakt het de Gezondheidsraad ook niet uit dat het 95% betrouwbaarheidsinterval op 1000 meter afstand een niet-significant resultaat laat zien: 1.19 [1.00; 1.41]. Hoe men hier zomaar overheen kan stappen ontgaat mij.

Ten slotte is en blijft het problematisch dat er alleen is gekeken naar omwonenden. De relatie tussen ziekte en omgeving is een onderzoek waar heel veel context bij komt kijken en voor die context moet worden gecorrigeerd. Dat gebeurt zelden: alleen leeftijd en geslacht worden structureel meegewogen. Andere ziektebeelden die eventueel aanwezig zijn bij respondenten worden soms wel en soms niet meegewogen. Maar de echt ontbrekende factor is de geitenhouder en zijn werknemers: deze zien we niet terug in de epidemiologische onderdelen van VGO. Onder het mom dat het hier gaat om omwonenden worden diegenen waarvan hun werk als een soort interventie zou moeten gelden (zoals roken dat ook doet) buitengesloten. Waarbij er nooit of te nimmer sprake kan zijn van een volledige dose-response analyse.

Dat de Gezondheidsraad er nu voor kiest om één enkele studie te belichten om toekomstige voorgedragen maatregelen te ondersteunen is voor mij een onverklaarbare selectiviteit in een dossier waarbij onzekerheid de norm is.

(Foto: Shutterstock)


[1] https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2025/12/08/gezondheidsrisicos-rond-veehouderijen-2025-deel-ii

[2] https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2025/07/03/advies-gezondheidsrisicos-rond-veehouderijen-2025-deel-i

[3] https://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=2025D06741

[4] https://www.rivm.nl/veehouderij-en-gezondheid/onderzoek-veehouderij-en-gezondheid-omwonenden-vgo

[5] https://github.com/MJacobs1985/Geitenhouderijen/blob/main/MSJ_Rapport_Geiten_Longontsteking.pdf

[6] https://github.com/MJacobs1985/Geitenhouderijen/blob/main/MSJAdvies_Subrapport_Geiten_Longontsteking_consistentie.pdf

[7] https://journals.plos.org/plosone/article?id=10.1371/journal.pone.0286972

Deel via:

Waar zijn de VGO-patiënten?

Patiënten met longontsteking door intensieve veehouderij zijn onvindbaar

Waar zijn de patiënten die een longontsteking opliepen door intensieve veehouderij in hun directe omgeving? In 2011 verscheen het eerste onderzoek naar de effecten van de veehouderij op de gezondheid van omwonenden (VGO I). In 2016 en 2017 verscheen VGO II. En in 2019 was er VGO III. De studies concludeerden, op basis van ‘krachtige statistiek’, dat mensen in de buurt van geiten- en pluimveebedrijven meer risico lopen op longontsteking. Een patiëntenstudie moest het causale verband aantonen. Deze studie liep echter jaren vertraging op. Want waar waren al die VGO-patiënten?

Binnenkort zal de nieuwste VGO-studie dan tóch naar buiten komen. Deze had in 2021 al moeten verschijnen. Dat gebeurde echter niet vanwege oponthoud. Het lukte de onderzoekers almaar niet om voldoende patiënten met een longontsteking te vinden. In de eerdere VGO-onderzoeken was met statistische rekenmodellen wel een verband aangetoond: mensen in de buurt van pluimvee- en geitenbedrijven zouden iets meer kans lopen op een longontsteking. Of dit berekende extra risico daadwerkelijk door de veehouderijen werd veroorzaakt, werd toen niet onderzocht. Daarvoor was onderzoek bij échte patiënten nodig.

Wel leidden de eerdere onderzoeksuitkomsten in de meeste Nederlandse provincies tot een geitenmoratorium – een verbod op uitbreiding, omschakeling, of nieuwvestiging van geitenhouderijen.

Wat vooraf ging

In Noord-Brabant brachten omwonenden gezondheidsklachten al langer in verband met de veehouderij. Ook huisartsen vermoedden dat verband. Toen in 2007 Q-koorts uitbrak in Noord-Brabant, werd deze gedachte versterkt. De ministeries van Volksgezondheid en van Landbouw gaven in 2009 opdracht aan IRAS (Institute for Risk Assessment Studies) bij de Universiteit van Utrecht, NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg) en RIVM om onderzoek te doen naar de mogelijke relatie tussen intensieve-veehouderij en de gezondheid van omwonenden.

VGO 1 in 2011

In 2011 verscheen het eerste VGO-onderzoek. Deze vond plaats in Zuidoost-Brabant en Noord-Limburg, een regio met veel intensieve veehouderij. Uit het onderzoek bleek dat in regio’s met meer pluimvee en geiten, iets meer longontstekingen voorkomen bij mensen. In de VGO-regio waren er 5,58 patiënten met longontsteking per 1.000 inwoners, en in de controlepraktijken in andere delen van het land ging het om 3,93 patiënten per duizend inwoners. Het betreft dus 1 tot 2 patiënten meer per 1.000 inwoners.  

Of de intensieve veehouderij de extra longontstekingen daadwerkelijk veroorzaakte, werd niet onderzocht.

VGO 2, in 2016 en 2017

Een tweede VGO-onderzoek moest meer duidelijkheid brengen. Ook deze vond plaats in Zuidoost-Brabant en Noord-Limburg. Deze keer werd breder en over een langere periode gekeken naar de gezondheidseffecten van wonen in de buurt van veehouderijen. Ook nu vonden de onderzoekers op basis van hun theoretisch modellen meer longontstekingen in het VGO-gebied. Het ging om 16,3 longontstekingen per 1.000 inwoners. In het controlegebied waren dat 11,9. Vier patiënten verschil. Deze keer werd een verband gevonden tussen pluimveehouderijen binnen 1 kilometer afstand van de woning en een licht verhoogde kans op longontsteking. Een causaal verband werd ook deze keer niet aangetoond.

VGO 3, in 2019 en 2025

VGO I en VGO II hadden onvoldoende duidelijkheid gebracht. Er werd besloten tot een VGO III. Het onderzoek beperkte zich niet meer tot Zuidoost-Brabant en Noord-Limburg, vee-intensieve delen van Gelderland, Overijssel en Utrecht werden toegevoegd. Het leverde vergelijkbare uitkomsten op. In gebieden zonder of met weinig intensieve veehouderij waren er in de onderzochte jaren ongeveer 14 patiënten met longontsteking per 1.000 inwoners. In gebieden met meer intensieve veehouderij waren dat ongeveer 18. Vier patiënten meer. De onderzoekers zagen deze keer een specifiek verband tussen wonen in de buurt van geitenhouderijen en een verhoogde kans op longontsteking. Een causaal verband werd wederom niet aangetoond.

‘Krachtige statistiek’

Het aantal patiënten met een longontsteking is relatief klein. Daardoor de verschillen tussen de regio’s ook. Bovendien zijn er veel meer factoren die invloed hebben en verschillen per regio. Kan je op basis van zulke lage aantallen wel harde uitspraken doen? De onderzoekers menen van wel. Zij hebben de zogenaamde kernel-analyse toegepast. Dit is een statistische rekenmethodiek waarmee het effect van meerdere bronnen op de gezondheid kan worden onderzocht. Volgens de onderzoekers gaat het om “krachtige statistische technieken om de conclusies steviger te onderbouwen”, zo is te lezen in documenten die op basis van een woo-verzoek zijn vrijgegeven. Met deze methode kunnen volgens de onderzoekers de longontstekingen bij gemiddeld 89 patiënten per 100.000 inwoners per jaar worden toegeschreven aan de geitenhouderij.

‘Statistiek ondeugdelijk’

Royal GD heeft kritiek op de statistische rekenmethodiek die de VGO-onderzoekers hebben toegepast en heeft dit de onderzoekers ook laten weten. “Deze methodiek kan de wetenschappelijke toets der kritiek niet doorstaan. Bovendien zijn dit ‘patiënten’ die uit rekenmodellen komen rollen, papieren patiënten. Waar zijn de echte patiënten?”. De documenten uit het woo-verzoek tonen een pittige discussie tussen de VGO-onderzoekers enerzijds en de onderzoekers van GD anderzijds.  

De kritiek van GD leidde tot twijfel bij de betrokken ministeries. Deze ministeries drongen aan op een externe review van het VGO-onderzoek. Het rapport van de externe reviewers bevindt zich vreemd genoeg niet tussen de woo-documenten, terwijl het RIVM in een brief aan het VWS-ministerie wel uit dit rapport citeert. Een woo-verzoek van medio 2022 voor vrijgave van de externe review, is nog steeds niet gehonoreerd.

Kritieken en twijfel hebben ertoe geleid dat is besloten het onderzoek uit te breiden met een patiëntenstudie. Om zo de uitkomsten van de berekeningen te kunnen verifiëren.

Waar zijn de patiënten?

In 2018 startten de vervolgonderzoeken om te achterhalen waarom mensen die wonen in de buurt van geitenhouderijen vaker een longontsteking hebben. Voor de patiëntenstudie waren 800 patiënten met een longontsteking nodig: 240 patiënten binnen 2 kilometer van een geitenbedrijf en de rest erbuiten. De patiënten werden verkregen via huisartsenpraktijken. Eind 2020 waren er nog maar 8 patiënten gevonden, zo vermeldt een bespreeknotitie van de VGO-stuurgroep. De werving werd daarom geïntensiveerd, er werden meer huisartsenpraktijken benaderd, het onderzoeksgebied werd uitgebreid met Overijssel en er vonden belacties plaats. Een jaar later, december 2021, waren er nog maar 37 patiënten gevonden.

VGO III loopt vertraging op. De onderzoekers wijten die aan Covid en de afgekondigde maatregelen, zo blijkt uit een bespreekverslag. Het aantal longontstekingen is veel lager dan normaal. “Huisartsen leveren minimaal patiënten met longontsteking aan. Patiënten met longontstekingen zijn er niet.” Dat is vreemd. Je zou namelijk verwachten dat longontstekingen die veroorzaakt worden door de intensieve veehouderij zich weinig aantrekken van corona-lockdowns.

Ook na de corona-lockdowns worden weinig patiënten gevonden. In november 2024 promoveert onderzoeker Inge Roof op het thema ‘Longontsteking en de nabijheid van pluimvee- en geitenhouderijen in Nederland: Het bewijs en mogelijke oorzaken’. Volgens Roof werden uiteindelijk slechts 108 patiënten gevonden met een longontsteking. De resultaten zijn vanwege alle vertraging niet opgenomen in het proefschrift.

Het lukte de onderzoekers met geen mogelijkheid om 800 patiënten met een longontsteking te vinden. Terwijl er volgens de onderzoekers jaarlijks rond 89 patiënten met longontsteking, per 100.000 inwoners, toegeschreven kunnen worden aan de geitenhouderij.

Inmiddels heeft het RIVM wel een voorstudie gedaan, die Roof aanhaalt in haar proefschrift: “Er werden geen verschillen gevonden in de micro-organismen bij patiënten die in het ziekenhuis waren opgenomen met longontsteking, die in de buurt van een geiten- of pluimveehouderij wonen en patiënten die verder weg van deze bedrijven wonen.”

Bestaan de VGO-patiënten wel of niet?

Bestaan de VGO-patiënten wel of niet in het echt? RIVM is programmaleider en de woordvoerder van de VGO-studies. De woordvoerder van RIVM laat weten dat de nieuwste VGO-studie eind januari of in februari 2025 naar buiten wordt gebracht. RIVM wil voor die tijd geen vragen beantwoorden over dit onderzoek. “Het is gebruikelijk dat we vragen over een studie pas beantwoorden na oplevering aan onze opdrachtgever en publicatie van het rapport.”

Kostbaar onderzoek met weinig resultaat

Uit Woo-documenten blijkt dat de landelijke overheid voor de laatste studie (VGO III) een slordige 4 miljoen euro heeft neergeteld. Met name het patiëntenonderzoek was kostbaar. Er zijn daarnaast bijdragen van provincies ontvangen. Dit is veel geld in verhouding tot wat het heeft opgeleverd. Net als in VGO1, en II, lukt het ook in VGO III niet om een oorzakelijk verband tussen longontstekingen en wonen nabij een veehouderij hard te maken, nu de patiëntenstudie veel te weinig heeft opgeleverd.

Foto: Shutterstock

Deel via: