In de publieke opinie is de productie van veevoer de belangrijkste reden voor het kappen van
regenwoud. De toenemende welvaart en daardoor grotere consumptie van dierlijke eiwitten draagt daar zeker aan bij. In die discussie wordt de oppervlakte landbouwgrond om onze gezelschapsdieren van voedsel te voorzien, onterecht genegeerd.
In de discussie over landgebruik voor diervoeders worden gezelschapsdieren vaak niet genoemd. De
Wageningse onderzoekers Leenstra en Vellinga berekenden hoeveel land nodig is voor de voeding van honden, katten en paarden in Nederland. De hoeveelheid voer is afhankelijk van het ras, het gewicht en de leeftijd van de dieren. Honden, maar vooral katten hebben een hoge eiwitbehoefte. Hun voer bestaat voor een belangrijk deel uit dierlijke eiwitten. Daardoor hebben deze dieren ondanks hun lage gewicht een relatief hoge landbehoefte. Paarden daarentegen kunnen volstaan met een volledig plantaardig rantsoen.
De onderzoekers berekenden een landbehoefte voor een kat van ca. 1.000 m2, voor een hond gemiddeld 2.000 m2 en voor een paard 3.400 m2. Het aantal huisdieren in Nederland wordt in 2023 geschat op 3,1 miljoen katten, 1,8 miljoen honden en 450 duizend paarden. Voor deze diercategorieën is in totaal zo’n 840.000 ha grond nodig voor hun voeding. Dat is bijna de helft van de oppervlakte van de agrarische grond in ons land.
Het artikel ‘Gezelschapsdieren eten niet van de lucht’ verscheen in het STAF-blad van juni 2024. Het artikel is hier te lezen (Foto: Shutterstock).