Hoofdredactie NRC houdt landbouwjournalist verantwoordelijk voor bedreigen onderzoeker Vlinderstichting

Volgens Lucas Brouwers, adjunct-hoofdredacteur van NRC, is landbouwjournalist Geesje Rotgers verantwoordelijk voor de bedreiging van de onderzoeker van de Vlinderstichting. Dat schrijft hij in zijn hoofdredactionele commentaar van 17 augustus: “Gelukkig zijn wetenschappers vrij om te onderzoeken wat ze willen en hun conclusies te delen. Toch? Nou nee: deze week werd bekend dat de Vlinderstichting een rapport over pesticiden offline heeft gehaald. Een agrarische lobbygroep had het rapport in het vizier. En na bedreigingen aan het thuisadres van een onderzoeker haalde de Vlinderstichting het rapport offline.” In de krant wordt gewezen naar Agrifacts en Rotgers.

Rotgers stelde een kritische vraag aan de Vlinderstichting, over een aantal wel erg hoge meetwaarden, en zette hierover een artikel online. Volgens de NRC-adjunct hoofdredacteur is dat ontoelaatbaar. NRC dikt de beschuldiging aan het adres van Rotgers aan door haar te duiden als een groep boze agrariërs die het gemunt had op de Vlinderstichting. Verder schroomt Brouwers niet om de feiten te verdraaien. NRC kreeg pas lucht van de bedreiging op 12 augustus, terwijl die een week eerder al plaatsvond. Niet na de publicatie van Rotgers zoals Brouwers meent, maar daarvoor al. “Meneer Brouwers, u construeert uw eigen verhaal, gebaseerd op verdacht maken en beeldvorming, maar bezijden de feiten. Een dergelijke opstelling is de journalistiek onwaardig”, schrijft Rotgers aan Brouwers.

Om in de woorden van Brouwers te blijven: Gelukkig zijn landbouwjournalisten vrij om de vragen te stellen die zij willen en hun conclusies te delen. Toch? Nou nee: dan word je door NRC verantwoordelijk gemaakt voor een strafbaar feit waar je part noch deel aan hebt.

(Afbeelding: Shutterstock, bewerkt)


Brief aan Lucas Brouwers, adjunct hoofdredacteur NRC

Hieronder de brief die Rotgers stuurde naar Lucas Brouwers, adjunct-hoofdredacteur van NRC. Inmiddels heeft de krant geantwoord met een standaardbericht: “We sturen uw reactie door naar de opinie-redactie. Als u na vijf werkdagen niets heeft vernomen, dan is van plaatsing afgezien.”

Beste Lucas Brouwers,

Ik meld mij maar even bij u. Ik ben Agrifacts, door u geduid als agrarische lobbygroep die het rapport van de Vlinderstichting in het vizier had en door u verantwoordelijk wordt gesteld voor de bedreiging van de onderzoeker aan zijn huisadres. Het is me nogal wat. Nu de feiten, meneer Brouwers. Die agrarische lobbygroep, dat ben ik (slechts één persoon). Ik ben landbouwjournalist en zit al 25 jaar in het vak, bepaal 100% zelf wat ik uitzoek en schrijf, heb geen ‘baas’ en laat me zeker niet betalen om iets wel of niet te schrijven. Net als de collega’s van mijn redactie, alle journalist of wetenschapper. O ja, we zijn gespecialiseerd in data-analyse, een expertise die weinig aanwezig is in de journalistiek. En onze analyses zijn transparant en kunt u opvragen om na te (laten) rekenen, zoals het goede onderzoeksjournalistiek betaamt.

Welnu meneer Brouwers, wat heeft deze ene landbouwjournalist dan precies gedaan? Deze heeft een kritische vraag gesteld aan de Vlinderstichting, over de wel erg hoge meetwaarden in haar rapport. Deze landbouwjournalist kan (en wil) de meetwaarden in het rapport wél duiden, in tegenstelling tot u en uw collega-journalisten. Een deel van de meetwaarden die gevonden is door de Vlinderstichting, is onrealistische hoog. Wanneer die zouden kloppen, zou dat betekenen dat een boer met de veldspuit in de natuur aan het werk is geweest. Ja een boer, want de gevonden middelen mogen alleen door boeren worden toegepast. Aangezien dit onaannemelijk is, lijkt het meer een vergissing in de dataverwerking (bijvoorbeeld verwisseling van milligrammen met microgrammen). En precies die vraag heb ik gesteld aan de Vlinderstichting. Als landbouwjournalist is het mijn plicht om de meetwaarden te duiden – ze worden immers toegeschreven aan de landbouw – en opvallende waarden te checken. Heeft niets met lobby of wat ook te maken.  

Nog even de tijdlijn: de onderzoeker liet me op 7 augustus (ja, toen al) weten dat hij bedreigd is en daarom mijn vraag voorlopig niet te zullen beantwoorden. Die bedreiging vond dus plaats voordat ik publiceerde over de wel erg hoge waarden. Ik heb de onderzoeker sterkte gewenst want een bedreiging is afschuwelijk.  

NRC krijgt heel veel later lucht van de bedreiging en komt pas op 12 augustus met een groot artikel. Daarin past NRC gemakshalve de tijdlijn van de gebeurtenissen aan, om te kunnen suggereren dat er een grote agrarische lobbygroep achter de bedreiging zit: “Stichting Agrifacts, een club die, gefinancierd door grote landbouwbedrijven, lobby voert tegen […].” Hoe verzint NRC het toch! De feiten samengevat: één landbouwjournalist…. één kritische vraag….  een bedreiging die ervoor al plaatsvond….  en een NRC die dagenlang lag te slapen…

Meneer Brouwers, u construeert uw eigen verhaal, gebaseerd op verdachtmakingen en beeldvorming, maar bezijden de feiten. Terwijl u geen idee heeft van de data die de Vlinderstichting naar buiten bracht en daarin kennelijk ook niet geïnteresseerd bent. Een dergelijke opstelling is de journalistiek onwaardig.

Ik wil u vragen deze brief als ingezonden stuk te plaatsen in uw krant.

Deel via:

Vlinderstichting vindt meer pesticide in natuur dan gemeten in landbouwbodems

De hoeveelheid pesticide die de Vlinderstichting in Natura 2000-gebieden heeft aangetroffen[1], is indrukwekkend. Het is veel meer dan gemeten wordt in reguliere landbouwbodems. Actiegroep Meten=Weten verrichte enkele jaren geleden metingen in landbouwbodems en vond in de meest ‘vervuilde’ bodem een gehalte van 1,4 mg/kg droge stof aan pesticide. De Vlinderstichting heeft onlangs veel hogere gehalten gemeten, in natuurgebieden nog wel. Tot wel 11,5 mg/kg in Mantingerzand (Dr).

Niet alleen in bodemmonsters treft de Vlinderstichting veel meer pesticide aan, ook in vegetatiemonsters is dat het geval. Meten=Weten neemt al langer monsters van de vegetatie in natuurgebieden. In 2019 en 2020 werd natuur in Drenthe, Groningen en Gelderland bemonsterd. Daarin werd gemiddeld 0,09 mg/kg droge stof aan pesticide gevonden. In Brabantse eikenbladeren (2024) werd iets meer aangetroffen, rond de 0,1 – tot 0,2 mg/kg met een enorme uitschieter van 1,6 mg/kg. Het gaat om geringe hoeveelheden.

Ook de Vlinderstichting spreekt over lage hoeveelheden. Maar presenteert ondertussen wel schrikbarend hoge gehalten aan pesticiden in natuurgebieden. In De Wieden (Ov) werd maar liefst 8,6 mg gevonden in een kilo verse struik. In de Loonse & Drunense Duinen (NBr) was het nog wat meer: 9,9 mg/kg en Borkeld, een klein natuurgebied in Overijssel op de Sallandse Heuvelrug, spant de kroon. Daar is de onwaarschijnlijk grote hoeveelheid van 67,6 mg/kg aan pesticide gevonden.

De hoge gehalten pesticide roepen vragen op over de werkwijze van de Vlinderstichting. De Vlinderstichting heeft nog niet gereageerd op de vraag of de gerapporteerde erg hoge concentraties kloppen.

Toevoeging 7 augustus: Vlinderstichting laat in een reactie alsnog weten voorlopig niet te zullen reageren. Het onderzoeksrapport is tijdelijk offline gehaald vanwege een ernstige bedreiging, aldus de stichting.

(Foto: Shutterstock / W. Verhagen)


[1] Pesticiden in Natura2000 gebieden; augustus 2025

Deel via:

Natura 2000 Haaksbergerveen: experiment met boer als inzet

Provincie Overijssel wil actief hoogveen ontwikkelen bij Natura 2000-gebied Haaksbergerveen. Of dat bij dit complexe gebied ook gaat lukken is hoogst onzeker, met als inzet boeren en bewoners rond het veen. Boeren vrezen voor wateroverlast en einde van hun bedrijf. De sociaal economische gevolgen zijn (nog) onduidelijk.

De Bestuurlijke Advies Groep (BAG) – met onder andere natuurorganisaties, waterschappen en LTO – kijkt naar maatregelen buiten het Natura 2000-gebied Haaksbergerveen. Doel is behoud en uitbreiding van onder andere actief hoogveen. Uitgangspunt vormt een conceptnotitie van de Bosgroepen. Het concept van maart 2024 wordt in dit artikel gebruikt; de versie van eind vorig jaar wil Gerko Hopster, uitvoerder namens provincie Overijssel, (nog) niet vrijgeven. Er wordt gewerkt aan een rapportage waarin, naast de notitie, onderzoeken en analyses worden meegenomen en het grondwatermodel verbeterd. Boeren en bewoners in het gebied voelen zich gepasseerd bij de totstandkoming en willen meer invloed in de BAG.

Het artikel verscheen in het STAF-blad van juni 2025. Het is hieronder te downloaden.

Deel via:

Presentatie ‘Natuur steeds slechter door optoppen beleid’ nu online

STAF hield dit voorjaar vijf regionale lezingen over de staat van de natuur. In de lezing werd ingegaan op de plussen die Nederland sinds enkele jaren op de Europese natuurrichtlijnen zet. Voormalig minister Henk Staghouwer (LVVN) deed er in 2022 alles aan om de torenhoge Nederlandse ambities verkocht te krijgen aan de Europese Commissie. De Eurocommissaris bleef echter onverminderd sceptisch over de grote Nederlandse plannen, die volgens hem onvoldoende aansloten bij de Europese richtlijnen. Dit blijkt uit gespreksnotities die STAF opvroeg in Brussel.

De Nederlandse natuurrapportage, die vlak voor kerst 2024 verscheen, mist veel nuance. Deze rapportage laat de nodige verslechteringen zien in de natuur. Waarbij de suggestie wordt gewekt dat stikstof daarin een belangrijke boosdoener is. De verslechteringen blijken echter in grotere mate het gevolg te zijn van ‘artefacten’ (een verslechtering op papier door verandering van de methodiek). Verslechteringen in het veld zijn er weinig.

Het vorige kabinet (januari 2022 – juli 2024) heeft gekozen voor nieuwe methoden voor het beoordelen van de natuurkwaliteit. Deze methoden wijken in behoorlijke mate af van de Europese handleidingen. Het gevolg is dat de natuurkwaliteit sinds 2022 behoorlijk verslechtert. Terwijl de natuurkwaliteit daarvoor in hoge mate een stabiele en licht verbeterende trend liet zien.

De presentatie is hier te downloaden:

Deel via:

Zembla gebruikt pesticiden-toets verkeerd, kritiek op Ctgb onterecht

‘Kankerrisico bij bestrijdingsmiddelen wordt al jaren verkeerd gemeten’, menen Zembla en NOS. Beide media beroepen zich op uitspraken van Geert de Snoo, milieubioloog en directeur bij het Nederlands Instituut voor Ecologie. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen (Ctgb) zou bedenkelijke statistiek toepassen, die het risico op kanker maskeert. Volgens De Snoo zou een andere toets gehanteerd moeten worden. Onafhankelijk onderzoeker Marc Jacobs vergeleek de toets van het Ctgb met die van De Snoo. De uitkomst: als De Snoo ‘zijn’ toetst op de juiste wijze had toegepast, zou hij tot dezelfde uitkomst zijn gekomen als het Ctgb. De Snoo, Zembla en NOS, passen ‘hun’ toets verkeerd toe.

Volgens Zembla en NOS zou het Ctgb de verkeerde statistiek gebruiken. En zo de kankerverwekkendheid van met name glyfosaat maskeren. De NOS verwoordde het in september 2024 als volgt:Om te meten of een middel kankerverwekkend is, worden proefdieren een tijdlang aan de stof blootgesteld. Daarvoor bestaan twee testmethodes. Bij een eenzijdige testmethode wordt alleen gemeten of het middel leidt tot een toename in het aantal ziektegevallen bij de proefdieren, terwijl bij een tweezijdige testmethode zowel op voor- als op nadelen voor de gezondheid wordt getest.’ Volgens De Snoo zou er éénzijdig getest moeten worden. En niet tweezijdig, zoals het Ctgb doet. Daarmee zouden kankerverwekkende eigenschappen over het hoofd kunnen worden gezien.

Eén- of tweezijdige statistiek?

Onafhankelijk onderzoeker Marc Jacobs is gespecialiseerd in de epidemiologie en de daarbij toegepaste statistiek. Hij checkte de bewering van Geert de Snoo, dat éénzijdige statistiek kankerverwekkendheid beter blootlegt dan tweezijdige.

Het blijkt dat De Snoo zich bovenal baseert op één studie: die van de Amerikaanse wetenschapper Christopher Portier uit 2020. Deze studie betreft een heranalyse van historische dierproeven voor glyfosaat. Jacobs heeft getracht de bevindingen van Portier te reproduceren, door de data op dezelfde wijze te gebruiken als Portier. Wanneer Jacobs dezelfde statistische bewerkingen toepast als Portier, vindt hij bij benadering vergelijkbare resultaten als Portier. “Maar wanneer ik de methodiek van Portier hanteer, treden er wel problemen op die door Portier niet worden geadresseerd. In het algemeen rapporteert Portier per geslacht per studie welke kankersoort er wel of niet is opgetreden per dosering. Dit maakt dat de studie van Portier meer dan 200 statistische toetsingen kent. Het herhaaldelijk statistisch testen van eenzelfde dataset is echter een katalysator voor het vinden van vals positieven.” Wanneer Jacobs corrigeert voor deze vals-positieven, verdwijnen alle statistisch significante effecten.

“Wat verder mist is dat de studies die Portier gebruikt, verschillen in welke soorten kanker wordt gerapporteerd. Wanneer een kankersoort in zijn geheel uitblijft, wordt dat soms wel gerapporteerd, maar niet consequent. Portier werkt daardoor met proporties die als hoger worden gerapporteerd dan ze daadwerkelijk zijn. Dit komt omdat bij het samenvoegen van de studies, het uitblijven van kanker niet wordt meegenomen in de berekening van de kans op kanker.”

Dosis-respons

In het algemeen, en ook in de studies die Portier gebruikte, is het uitermate lastig om een zogenaamde dosis-respons analyse uit te werken. Traditionele non-lineaire analyses mislukken en met behulp van meer lineaire technieken ziet Jacobs een hoop onzekerheid. De relatie tussen glyfosaat en kanker verschilt vaak en veel. Verder is er een substantiële kans op kanker voor de nul-dosering (de controlegroep). Dit alles maakt dat het zoeken naar een model dat recht doet aan de geobserveerde data, én aan de modelassumpties, buitengewoon lastig is. Jacobs: “De bevindingen zijn vaak niet statistisch significant wanneer ik tweezijdig toets. Dat geldt overigens ook voor de eenzijdige toets.”  Een eenzijdige toets heeft namelijk niet zo veel te maken met de richting van de relatie, zoals De Snoo meent, maar eerder met het afkappen van de onzekerheid. In een dossier als deze, waarin de onzekerheid groot is, kan dat geen juiste methodiek zijn voor het bepalen van een relatie.

Rapport Jacobs

Jacobs publiceerde zijn bevindingen in een rapport, en legt nauwkeurig de verschillen tussen eenzijdige en tweezijdige statistiek uit. “Ik hoop van harte dat mijn rapport laat zien dat statistiek bedrijven op data meer is dan wisselen van toets om een aanname gewicht te geven. Het vervangen van een tweezijdige toets door een eenzijdige toets verandert niets: ik zou alleen maar voor meer vals positieven moeten corrigeren.”

Er is veel onwetendheid over statistiek en modelleren. De Zembla-reportage met haar haast bombastische uitspraken over het kiezen van ‘de verkeerde toets’ sterkt helaas het idee dat statistiek een veld is waarin het draait om goed of fout. Niets is minder waar. Het draait meestal om kansen, maar bovenal draait het om het verwerken van informatie zodat deze kunnen worden gebruikt voor een gesprek.

Jacobs zocht contact over zijn bevindingen met Portier. Deze reageerde (nog) niet.

Onderzoeksrapport

Het rapport Kankerrisico door pesticiden decennialang ‘verkeerd’ ingeschat –  Waarom de keuze voor de frequentistische statistiek voor beide ‘partijen’ problematisch is; Dr. Marc Jacobs; januari 2025’ is de downloaden van de STAF-website.

Deel via:

STAF-lezingen: Natuur steeds slechter door optoppen van beleid

STAF organiseert tussen 24 februari en 12 maart 2025 vijf regionale lezingen: ‘Natuur steeds slechter door optoppen van beleid’. Geïnteresseerden worden van harte uitgenodigd een lezing bij te wonen. De lezingen zijn vrij toegankelijk. Aanmelden is niet verplicht maar wordt wel op prijs gesteld (vanwege de zaal- en koffiereserveringen).

Data en locaties (regio)

Ma 24 februari (Noord): ’t Witte Huis, G.W. Smitweg 20, 8435 WG Donkerbroek


Do 27 februari (Zuidoost): Natuurpoort De Peel, Leegveld 8a, 5753 SG Deurne


Do 6 maart (Zuidwest): Zaal Koch, Molenstraat 120, 4756 BH Kruisland


Ma 10 maart (West): Event Center Fokker, IJweg 1094, 2133 MH Hoofddorp


Wo 12 maart (Oost): Boode, Brink 10, 7137 AM Bathmen

Programma

19.30 uur: inloop met koffie / thee
20.00 uur: opening door avondvoorzitter Jaap Haanstra of Frans van de Lindeloof, STAF-bestuur
20.10 uur: aanvang lezing door Geesje Rotgers, redactieteam STAF. Na de lezing is er ruimte voor vragen en discussie.
22.00 uur: afsluiting met een drankje

Aanmelden

Geïnteresseerden zijn van harte welkom. De lezingen zijn vrij toegankelijk. Aanmelden is niet verplicht maar wordt wel op prijs gesteld vanwege de zaalreserveringen. Aanmelden kan door een mail te sturen naar info@stichtingagrifacts.nl . Vermeld duidelijk om welke datum/locatie het gaat.

Over de inhoud van de lezing

Wat is de werkelijke staat van onze natuur? Vlak voor kerst kwam het ministerie van LVVN met een stand van zaken. Het zag er voor nogal wat stikstofgevoelige natuur niet goed uit. Er was op grotere schaal sprake van verslechtering. Dat is vreemd aangezien veel natuur tot voor kort een stabiele of beterende trend liet zien. De verslechteringen blijken in hogere mate het gevolg van het ‘optoppen’ van de Nederlandse eisen, die verder gaan dan de Europese richtlijnen. In het veld zijn die verslechteringen er nauwelijks.
Tijdens de lezing gaan we in op wat Europa vraagt en wat Europa zegt over Nederland. Ook laten we zien hoe Nederland haar beleid steeds meer ‘optopt’, waardoor steeds minder natuur aan de eisen voldoet. De rol van de Ecologische Autoriteit hierin, komt eveneens aan bod.

Bodemmonsters natuurgebieden
Wij stellen ons ook de vraag of de natuurbodems wel geschikt zijn voor de planten en dieren die natuurorganisaties er willen hebben. Immers, iedere soort stelt eisen aan groei- en leefgebied. Of zijn onze natuurbodems dermate arm geworden door verschralend beheer, dat soorten daarom wegblijven? Het STAF-redactieteam nam deze winter bodemmonsters in natuurgebieden in heel Nederland. Tijdens de lezing wordt ingegaan op dit onderzoek. De eerste bevindingen worden gedeeld. 

Staat van Natuur leidend
Het kabinet heeft in zijn regeerakkoord vastgelegd dat de gemeten staat van de natuur leidend moet worden. Het kabinet wil onderzoeken hoe rekenmodel Aerius kan worden vervangen. Ook hier wordt in de lezing op ingegaan, met de EU-handleiding als uitgangspunt.

Deel via:

Waar zijn de VGO-patiënten?

Patiënten met longontsteking door intensieve veehouderij zijn onvindbaar

Waar zijn de patiënten die een longontsteking opliepen door intensieve veehouderij in hun directe omgeving? In 2011 verscheen het eerste onderzoek naar de effecten van de veehouderij op de gezondheid van omwonenden (VGO I). In 2016 en 2017 verscheen VGO II. En in 2019 was er VGO III. De studies concludeerden, op basis van ‘krachtige statistiek’, dat mensen in de buurt van geiten- en pluimveebedrijven meer risico lopen op longontsteking. Een patiëntenstudie moest het causale verband aantonen. Deze studie liep echter jaren vertraging op. Want waar waren al die VGO-patiënten?

Binnenkort zal de nieuwste VGO-studie dan tóch naar buiten komen. Deze had in 2021 al moeten verschijnen. Dat gebeurde echter niet vanwege oponthoud. Het lukte de onderzoekers almaar niet om voldoende patiënten met een longontsteking te vinden. In de eerdere VGO-onderzoeken was met statistische rekenmodellen wel een verband aangetoond: mensen in de buurt van pluimvee- en geitenbedrijven zouden iets meer kans lopen op een longontsteking. Of dit berekende extra risico daadwerkelijk door de veehouderijen werd veroorzaakt, werd toen niet onderzocht. Daarvoor was onderzoek bij échte patiënten nodig.

Wel leidden de eerdere onderzoeksuitkomsten in de meeste Nederlandse provincies tot een geitenmoratorium – een verbod op uitbreiding, omschakeling, of nieuwvestiging van geitenhouderijen.

Wat vooraf ging

In Noord-Brabant brachten omwonenden gezondheidsklachten al langer in verband met de veehouderij. Ook huisartsen vermoedden dat verband. Toen in 2007 Q-koorts uitbrak in Noord-Brabant, werd deze gedachte versterkt. De ministeries van Volksgezondheid en van Landbouw gaven in 2009 opdracht aan IRAS (Institute for Risk Assessment Studies) bij de Universiteit van Utrecht, NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg) en RIVM om onderzoek te doen naar de mogelijke relatie tussen intensieve-veehouderij en de gezondheid van omwonenden.

VGO 1 in 2011

In 2011 verscheen het eerste VGO-onderzoek. Deze vond plaats in Zuidoost-Brabant en Noord-Limburg, een regio met veel intensieve veehouderij. Uit het onderzoek bleek dat in regio’s met meer pluimvee en geiten, iets meer longontstekingen voorkomen bij mensen. In de VGO-regio waren er 5,58 patiënten met longontsteking per 1.000 inwoners, en in de controlepraktijken in andere delen van het land ging het om 3,93 patiënten per duizend inwoners. Het betreft dus 1 tot 2 patiënten meer per 1.000 inwoners.  

Of de intensieve veehouderij de extra longontstekingen daadwerkelijk veroorzaakte, werd niet onderzocht.

VGO 2, in 2016 en 2017

Een tweede VGO-onderzoek moest meer duidelijkheid brengen. Ook deze vond plaats in Zuidoost-Brabant en Noord-Limburg. Deze keer werd breder en over een langere periode gekeken naar de gezondheidseffecten van wonen in de buurt van veehouderijen. Ook nu vonden de onderzoekers op basis van hun theoretisch modellen meer longontstekingen in het VGO-gebied. Het ging om 16,3 longontstekingen per 1.000 inwoners. In het controlegebied waren dat 11,9. Vier patiënten verschil. Deze keer werd een verband gevonden tussen pluimveehouderijen binnen 1 kilometer afstand van de woning en een licht verhoogde kans op longontsteking. Een causaal verband werd ook deze keer niet aangetoond.

VGO 3, in 2019 en 2025

VGO I en VGO II hadden onvoldoende duidelijkheid gebracht. Er werd besloten tot een VGO III. Het onderzoek beperkte zich niet meer tot Zuidoost-Brabant en Noord-Limburg, vee-intensieve delen van Gelderland, Overijssel en Utrecht werden toegevoegd. Het leverde vergelijkbare uitkomsten op. In gebieden zonder of met weinig intensieve veehouderij waren er in de onderzochte jaren ongeveer 14 patiënten met longontsteking per 1.000 inwoners. In gebieden met meer intensieve veehouderij waren dat ongeveer 18. Vier patiënten meer. De onderzoekers zagen deze keer een specifiek verband tussen wonen in de buurt van geitenhouderijen en een verhoogde kans op longontsteking. Een causaal verband werd wederom niet aangetoond.

‘Krachtige statistiek’

Het aantal patiënten met een longontsteking is relatief klein. Daardoor de verschillen tussen de regio’s ook. Bovendien zijn er veel meer factoren die invloed hebben en verschillen per regio. Kan je op basis van zulke lage aantallen wel harde uitspraken doen? De onderzoekers menen van wel. Zij hebben de zogenaamde kernel-analyse toegepast. Dit is een statistische rekenmethodiek waarmee het effect van meerdere bronnen op de gezondheid kan worden onderzocht. Volgens de onderzoekers gaat het om “krachtige statistische technieken om de conclusies steviger te onderbouwen”, zo is te lezen in documenten die op basis van een woo-verzoek zijn vrijgegeven. Met deze methode kunnen volgens de onderzoekers de longontstekingen bij gemiddeld 89 patiënten per 100.000 inwoners per jaar worden toegeschreven aan de geitenhouderij.

‘Statistiek ondeugdelijk’

Royal GD heeft kritiek op de statistische rekenmethodiek die de VGO-onderzoekers hebben toegepast en heeft dit de onderzoekers ook laten weten. “Deze methodiek kan de wetenschappelijke toets der kritiek niet doorstaan. Bovendien zijn dit ‘patiënten’ die uit rekenmodellen komen rollen, papieren patiënten. Waar zijn de echte patiënten?”. De documenten uit het woo-verzoek tonen een pittige discussie tussen de VGO-onderzoekers enerzijds en de onderzoekers van GD anderzijds.  

De kritiek van GD leidde tot twijfel bij de betrokken ministeries. Deze ministeries drongen aan op een externe review van het VGO-onderzoek. Het rapport van de externe reviewers bevindt zich vreemd genoeg niet tussen de woo-documenten, terwijl het RIVM in een brief aan het VWS-ministerie wel uit dit rapport citeert. Een woo-verzoek van medio 2022 voor vrijgave van de externe review, is nog steeds niet gehonoreerd.

Kritieken en twijfel hebben ertoe geleid dat is besloten het onderzoek uit te breiden met een patiëntenstudie. Om zo de uitkomsten van de berekeningen te kunnen verifiëren.

Waar zijn de patiënten?

In 2018 startten de vervolgonderzoeken om te achterhalen waarom mensen die wonen in de buurt van geitenhouderijen vaker een longontsteking hebben. Voor de patiëntenstudie waren 800 patiënten met een longontsteking nodig: 240 patiënten binnen 2 kilometer van een geitenbedrijf en de rest erbuiten. De patiënten werden verkregen via huisartsenpraktijken. Eind 2020 waren er nog maar 8 patiënten gevonden, zo vermeldt een bespreeknotitie van de VGO-stuurgroep. De werving werd daarom geïntensiveerd, er werden meer huisartsenpraktijken benaderd, het onderzoeksgebied werd uitgebreid met Overijssel en er vonden belacties plaats. Een jaar later, december 2021, waren er nog maar 37 patiënten gevonden.

VGO III loopt vertraging op. De onderzoekers wijten die aan Covid en de afgekondigde maatregelen, zo blijkt uit een bespreekverslag. Het aantal longontstekingen is veel lager dan normaal. “Huisartsen leveren minimaal patiënten met longontsteking aan. Patiënten met longontstekingen zijn er niet.” Dat is vreemd. Je zou namelijk verwachten dat longontstekingen die veroorzaakt worden door de intensieve veehouderij zich weinig aantrekken van corona-lockdowns.

Ook na de corona-lockdowns worden weinig patiënten gevonden. In november 2024 promoveert onderzoeker Inge Roof op het thema ‘Longontsteking en de nabijheid van pluimvee- en geitenhouderijen in Nederland: Het bewijs en mogelijke oorzaken’. Volgens Roof werden uiteindelijk slechts 108 patiënten gevonden met een longontsteking. De resultaten zijn vanwege alle vertraging niet opgenomen in het proefschrift.

Het lukte de onderzoekers met geen mogelijkheid om 800 patiënten met een longontsteking te vinden. Terwijl er volgens de onderzoekers jaarlijks rond 89 patiënten met longontsteking, per 100.000 inwoners, toegeschreven kunnen worden aan de geitenhouderij.

Inmiddels heeft het RIVM wel een voorstudie gedaan, die Roof aanhaalt in haar proefschrift: “Er werden geen verschillen gevonden in de micro-organismen bij patiënten die in het ziekenhuis waren opgenomen met longontsteking, die in de buurt van een geiten- of pluimveehouderij wonen en patiënten die verder weg van deze bedrijven wonen.”

Bestaan de VGO-patiënten wel of niet?

Bestaan de VGO-patiënten wel of niet in het echt? RIVM is programmaleider en de woordvoerder van de VGO-studies. De woordvoerder van RIVM laat weten dat de nieuwste VGO-studie eind januari of in februari 2025 naar buiten wordt gebracht. RIVM wil voor die tijd geen vragen beantwoorden over dit onderzoek. “Het is gebruikelijk dat we vragen over een studie pas beantwoorden na oplevering aan onze opdrachtgever en publicatie van het rapport.”

Kostbaar onderzoek met weinig resultaat

Uit Woo-documenten blijkt dat de landelijke overheid voor de laatste studie (VGO III) een slordige 4 miljoen euro heeft neergeteld. Met name het patiëntenonderzoek was kostbaar. Er zijn daarnaast bijdragen van provincies ontvangen. Dit is veel geld in verhouding tot wat het heeft opgeleverd. Net als in VGO1, en II, lukt het ook in VGO III niet om een oorzakelijk verband tussen longontstekingen en wonen nabij een veehouderij hard te maken, nu de patiëntenstudie veel te weinig heeft opgeleverd.

Foto: Shutterstock

Deel via:

Brabant matst befaamde springstal met stikstofruimte

De Brabantse overheden matsen de befaamde springstal Tops aan de Paardenboulevard in Valkenswaard. Tops mag salderen met stikstofruimte van oude, leegstaande varkensstallen. De oude vergunning werd niet ingetrokken, toen de laatste varkens in 2014 van het bedrijf vertrokken. ‘Het is niet verplicht om een vergunning in te trekken’, aldus gemeente Valkenswaard. De lokale overheden zeggen niet te weten hoe lang de stallen al leeg stonden.

Op 30 september 2024 publiceert provincie Noord-Brabant in haar Provinciaal Blad dat zij voornemens is een nieuwe omgevingsvergunning te verlenen aan Stal Tops in Valkenswaard. Tot en met 11 november konden zienswijzen worden ingediend. Stal Tops is een wereldbefaamde springstal en net als een aantal andere grote namen in de paardensport, gevestigd aan de zogenoemde Paardenboulevard in Valkenswaard.

In het oog springen de stikstofberekeningen, waarmee de vergunningaanvraag is onderbouwd. In de berekeningen (gemaakt in 2024), worden nogal wat varkens opgevoerd met referentiedatum 25 april 2013. De stikstofruimte van die ‘oude varkens’ gaat gebruikt worden voor uitbreiding van het paardenbedrijf. Het gaat om stikstof van 571 vleesvarkens (in totaal 1.713 kg/jaar) en 491 gespeende biggen (in totaal 339 kg/jaar). Navraag leert dat de laatste varkens in 2014 van het bedrijf zijn vertrokken. Er wordt dus gesaldeerd met stikstof van varkens die al ruim tien jaar niet meer aanwezig zijn op het bedrijf. Bovendien wordt gesaldeerd met varkensstallen die nooit emissiearm zijn gemaakt.

Brabant meet met twee maten
In de strijd tegen stikstof werkt de provincie Brabant hard aan nieuw beleid. De bedoeling is dat wanneer boeren minder dieren in de stal hebben dan volgens de vergunning mag, die latente ruimte in de vergunning kan worden ingetrokken. Dit meldt provincie Brabant afgelopen najaar. Geldt dit alleen voor boerenbedrijven, of ook voor befaamde ondernemingen aan de Paardenboulevard? Waarom werd de vergunning op de oude, leegstaande varkensstallen nooit ingetrokken? Deze vragen werden voorgelegd aan Provincie Noord-Brabant, Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant en Gemeente Valkenswaard. De antwoorden leest u in het artikel dat verscheen in het Staf-blad van december 2024.

(Foto: Shutterstock)

Download het artikel hier:

Deel via:

Fact check zorgt voor wending in rechtszaken tegen lelieteelt

Toxicoloog zwaait met literatuur die geen bewijs levert

Urgenda en ‘haar’ emeritus-hoogleraar Martin van den Berg spelen een belangrijke rol in de huidige rechtszaken tegen het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de lelieteelt. Omwonenden van een perceel met lelies spannen een kort geding aan tegen de boer en eisen een verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Die middelen zouden schadelijk zijn voor hun gezondheid. De rechtszaken worden financieel gesteund door Urgenda en inhoudelijk door Van den Berg. Van den Berg wijst op een reeks wetenschappelijke publicaties die zouden uitwijzen dat er risico is op neurotoxische effecten, specifiek bij (ongeboren) kinderen. Onderzoeker Jaap Hanekamp checkte alle publicaties waarmee gezwaaid werd. Hij constateert dat de uitspraken van Van den Berg niet worden gestaafd door ‘zijn’ publicaties. De rechter in Noord-Brabant bevestigt de bevindingen van Hanekamp.

Op 8 mei 2024 deed Rechtbank Limburg uitspraak in een leliezaak. Omwonenden hadden een verbod geëist op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de lelieteelt nabij hun woonwijk. Als onderbouwing hadden zij een notitie met literatuurlijst van emeritus hoogleraar Martin van den Berg voorgelegd aan de rechter. Ook werden de palmares van Van den Berg nadrukkelijk onder de aandacht gebracht. De rechter ging volledig mee met Van den Berg. De rechtbank zette Van den Berg op het expert-voetstuk en spreekt in de uitspraak over “de verklaring van dr. M. van den Berg, emeritus professor in de Toxicologie.” De omwonenden wonnen de zaak, er kwam een verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de lelieteelt ter plaatse.

De rechtszaak in Noord-Brabant had een kopie moeten worden van die in Limburg. Maar werd dat niet. Ook hier hadden omwonenden een verbod geëist op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de lelieteelt nabij hun woonwijk. En ook hier was de notitie van Martin van den Berg ingebracht. De uitspraak was op 19 juli. De rechter was niet overtuigd door de notitie van Van den Berg en spreekt van “een opinie van deskundige M. van den Berg”, zonder vermelding van zijn staat van dienst. De Brabantse rechter had de kritiek van Jaap Hanekamp op de notitie van Van den Berg gelezen. En hechtte daar waarde aan. De grote hoeveelheid veelal buitenlandse literatuur die in de rechtszaak werd opgevoerd, ging over andere zaken. En niet over de mogelijke gezondheidseffecten van de gebruikte bestrijdingsmiddelen op de omwonenden.

Publicaties gaan alle over wat anders

Het gebeurt vaker, dat de autoriteitskaart wordt gespeeld. Een grote naam en een indrukwekkende lijst met wetenschappelijke publicaties moeten overtuigen. Terwijl die publicaties over wat anders gaan, dan wordt gesuggereerd. Hanekamp las alle wetenschappelijke publicaties die Van den Berg in de rechtszaken opvoerde. Het ging in de Limburgse en Brabantse zaak om dezelfde lijst. Hanekamp: “In deze rechtszaken gaat het over de effecten van de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen op omwonenden. De studies waarnaar Martin van den Berg verwijst, gaan echter over de effecten van de middelen op proefdieren. Bij die proefdieren worden doses gebruikt, die minstens een factor miljoen boven de mogelijke blootstelling/doses bij mensen liggen. De dierproefresultaten zijn onmogelijk een-op-een te vertalen naar alledaagse menselijke omstandigheden.”
Naast de studies die Van den Berg inbracht, werden in de Brabantse rechtszaak epidemiologische studies opgevoerd, die onder andere gingen over middelen die al lang verboden zijn, zoals DDT. Het ging om een behoorlijke rij studies. Maar er zat geen enkele studie bij waaruit een verband blijkt tussen het gebruik van een middel en mogelijke schade voor omwonenden.
De rechter in Noord-Brabant ging mee met Hanekamp. In de uitspraak valt te lezen dat de rechter niet onder de indruk is van de reeks wetenschappelijke publicaties. ‘Een groot deel van de onderzoeken ziet niet op de gezondheidseffecten van de omwonenden en ze zijn veelal gedateerd en zien op middelen die al verboden zijn.’
Hanekamp benadrukt dat het belangrijk is om de rechter dit soort studies goed uit te leggen. “Je mag van een rechter niet verwachten dat hij snapt dat een dierproevenexperiment niet zomaar te vertalen is naar mogelijke effecten op omwonenden.” Hij adviseert lelietelers om de opgevoerde literatuur die als bewijs wordt ingediend bij de rechtbank, zorgvuldig te (laten) checken. Om er zeker van te zijn of die van toepassing is op de zaak.

Reactie Martin van den Berg

Agrifacts legt de kritiek van Hanekamp voor aan Martin van den Berg met het verzoek om een inhoudelijke reactie. Van den Berg laat weten niet op het verzoek te kunnen ingaan. “Ik ga tot de rechtszaak in hoger beroep niet in op de opmerkingen van de heer Hanekamp. Mijn deskundige oordeel is onderdeel van de juridische stukken die worden samengesteld door mr. Marijn Kingma. Tijdens de rechtszitting zal ik mogelijk in discussie treden met de heer Hanekamp, indien nodig.”


Volgens Jaap Hanekamp past de rechter in beide zaken het voorzorgsbeginsel verkeerd toe. Lees hierover meer in het STAF-blad van medio september 2024. De notitie van Hanekamp is hier te downloaden:

Foto: Shutterstock

Deel via:

Regio-lezingen over wateropgave nu online

In februari 2024 organiseerde STAF vijf regionale lezingen over de agrarische wateropgave. Aanleiding waren de kaarten met nutriënten vervuilde gebieden (NV-gebieden), die het ministerie van LNV in december 2023 publiceerde. De kaart met de NV-gebieden voor oppervlaktewater is gebaseerd op de stikstof- en fosfornormen die waterschappen hanteren in hun gebieden. Zijn die normen realistisch? Bij grondwater zien we een totaal ander Nederlands kaartje dan waar Europa zelf mee komt. Waar zijn de kaarten gebaseerd op Europese richtlijnen en waar op Nederlands wensdenken? De regio-lezingen werden bezocht door in totaal zo’n 600 mensen.

De lezingen vonden plaats in de regio’s Oost (5 februari, Apeldoorn), West/Midden (12 februari Oostzaan-Amsterdam), Noord (14 februari, Donkerbroek), Zuidwest (20 februari, Kruisland), Zuidoost (22 februari, Deurne).

Presentaties downloaden

Deel via: